Dorpen van de provincie Drenthe

Kies de beginletter


Tussen Garminge en Mantinge ligt het esdorp Balinge. Het is in de middeleeuwen gesticht als dochternederzetting van Westerbork. De eerste bewoners van Balinge vestigden zich op hoger gelegen zandgronden temidden van uitgestrekt moerasland. In 1383 werd voor het eerst melding gemaakt van het dorp, toen heette het nog Bolingen of Balinghe. De plaatsnaam duidt op een woonplek van de persoon Bale of een variant op die naam. Bale was waarschijnlijk de eerste of belangrijkste inwoner van de nederzetting.Balinge heeft geen eigen brink en deelt van oudsher de es met het naburige Garminge.Ook delen de dorpen het bouw- en weilandencomplex Garminger- en Balingerstukken. De bebouwing van Balinge concentreert zich aan weerszijden van een aantal kruisende wegen.Het lijkt daardoor alsof Balinge drie kleine dorpskernen heeft, aan de MeulenkampSchiphorsten en aan de Heirweg in zowel noordelijke als zuidelijke richting.Het agrarische karakter van Balinge is lang bewaard gebleven. In de loop van de twintigste eeuw ontwikkelde het dorp zich toch tot klein forensendorp. Balinge onderhoudt nauwe contacten met Garminge en Mantinge. Aan de Schiphorsten in Balinge staat de gezamenlijke openbare basisschool ’t Broekhoes. In hetzelfde gebouw zit het dorpshuis. De drie dorpen Balinge, Garminge en Mantinge en hun grondgebied vormen samen de Broekstreek. In de middeleeuwen was dit een uitgestrekt moerasgebied. Het Mantingerbos, dat tussen Mantinge en Bruntinge ligt, is daar nog een overblijfsel van. Op kleine schaal ontgonnen de boeren het land rond de dorpen en richtten het in als landbouwgrond. De grond ten zuiden van de Broekstreek werd vanaf de negentiende eeuw planmatiger ontgonnen.Daardoor ontstond onder meer de ontginningskolonie Nieuw-Balinge tussen Balinge en het Hoogeveense Nieuweroord. Nieuw-Balinge is vele malen groter geworden dan Balinge.Tussen Balinge en Nieuw-Balinge ligt het Balinger- en Mantingerzand, een langgerekt heide- en stuifzandrestant.

Balloërveld is een klein buurschap tussen Loon en Gasteren, langs de oude doorgaande weg tussen Assen en Veendam. Het telt slechts enkele woningen en ligt aan de rand van het gelijknamige bos- en heidegebied. Het Balloërveld heeft een oppervlakte van 367 hectare en is daarmee het grootste heideterrein in het Drentsche Aa-gebied. Het ligt op een hoger gelegen plateau, ingeklemd tussen de stroomdalen van het Loonerdiep enerzijds en het Rolderdiep en het Gasterensche Diep anderzijds.In het Balloërveld worden heide en bossen afgewisseld met natte graslanden, zandverstuivingen en door veenmossen dichtgegroeide vennen. Door de landschappelijke diversiteit is het rijk aan zeldzame plantensoorten, een groot aantal vlinder- en vogelsoorten, amfbieën, reptielen en grotere zoogdieren als reeën en vossen. Bij de vennen zijn vuursteenvondsten gedaan die duiden op prehistorische bewoning. Op de Mandenberg, een zandrug die het Balloërveld van het noordwesten naar het zuidoosten doorkruist, zijn bijna veertig grafheuvels aangetroffen. Het oudste graf dateert van de late Steentijd, ongeveer 6000 jaar geleden. In het noordoosten van het natuurgebied is een urnenveld uit de Bronstijd ontdekt en verspreid over het gebied zijn restanten te vinden van celtic felds, met houten wallen afgezette akkers uit de IJzertijd.Het Balloërveld heeft in de vorige eeuw decennialang dienstgedaan als militair oefenterrein.In 1944 werd het door de bezetter gebruikt voor de bouw van een lange verdedigingslinie.In het Balloërveld zijn nog altijd resten te vinden van loopgraven en een antitankgracht. In september 2006 zijn alle militaire activiteiten gestopt. Het Balloërveld werd uitgeroepen tot stiltegebied en het beheer is overgedragen aan Staatsbosbeheer.Ten zuiden van het heideterrein, aan de Crabbingeweg richting Balloo, bevindt zich de schaapskooi van het Balloërveld met de grootste kudde heideschapen van Drenthe. Herder Albert Koopman leidt sinds 1981 zijn kudde van ruim vierhonderd schapen dagelijks naar het veld om de heide af te grazen.

Balloo is een klein, ringvormig esdorp met een dubbele driehoekige brink. Het ligt tussen Rolde en Loon en grenst aan de noordzijde aan de Balloër-es. Noordoostelijk van het dorp ligt het natuurgebied Balloërveld. In en rond Balloo staan een aantal fraaie boerderijen, zoals de hallenhuisboerderijen aan de Balloo 6 en 11 en de modernere krimpenboerderij aan Balloo 75.De eerste bewoning in Balloo dateert waarschijnlijk al van voor de negende eeuw. De eerste vermeldingen van het dorp zijn uit de dertiende en veertiende eeuw, toen de naam werd geschreven als Banle en Banlo. Van de Balloërkuil, een stuifzandlaagte tussen Balloo en Rolde, vermoedt men dat hier de Etstoel, de Drentse rechtspraak, zetelde. De naam Balloo zou daarom afgeleid zijn van het middeleeuwse woord ‘bannen’ dat ‘bijeenroepen’ betekende. Ondanks dat de Etstoel had vastgelegd dat zij eenmaal per jaar in Balloo vergaderde, is er nooit een bijeenkomst in Balloo of de Balloërkuil geregistreerd.Zuidwestelijk van Balloo ligt boerderij Kamps.Het woongedeelte van deze historische boerderij dateert van 1588, de hallenhuisconstructie en de schaapskooi uit de zeventiende of achttiende eeuw. De boerderij maakte deel uit van het landgoed Camps, dat tot de zestiende eeuw eigendom was van het cisterciënzer klooster Maria in Campis te Assen. In 2004 is de boerderij volledig gerestaureerd en tegenwoordig is hij in gebruik als pension en galerie.Een tweede historische boerderij, Lantinge, is inmiddels verdwenen. Daarvan resteert enkel nog een omwald bouwkamp.De Kampsheide dankt zijn naam aan boerderij Kamps. Dit natuurgebied is archeologisch van groot belang. Het terrein van 35 hectare bevat ruim veertig grafheuvels, een urnenveld, resten van een celtic feld en het hunebed D16, een van de grotere hunebedden van Drenthe.Kampsheide was het eerste natuurgebied dat Stichting Het Drentse Landschap in 1948 aankocht en kent een bijzondere jeneverbesvegetatie, oude eikenbossen, natte heide- en graslanden.

Parallel aan de provinciegrens tussen Drenthe en Groningen ligt de 5 kilometer lange veenkolonie Nieuwediep. Het dorp ontwikkelde zich vanaf de negentiende eeuw langs het kanaal Nieuwe Diep, dat rond 1800 werd gegraven ten behoeve van de ontginning van de Anner- en Eextervenen. De bebouwing van het dorp concentreert zich aan de noordkant van het kanaal.Het buurschap Bareveld ligt op de provinciegrens tegen Nieuwediep aan, waardoor het deels tot de gemeente Aa en Hunze en deels tot de Groninger gemeente Veendam behoort.Bareveld dankt zijn naam aan het Huis Bareveld, dat aan het begin van de achttiende eeuw is gebouwd. Rond 1760 werd het pand gekocht door de provincie Groningen, omdat een dam nabij het huis de afvoer van turf richting het Groningse Wildervank belemmerde.Huis Bareveld brandde in 1924 af, maar een jaar later werd het pand aan de Bareveld 1 herbouwd. Tegenwoordig is er een horecagelegenheid gevestigd.In 1765 begon men aan de zuidkant van Bareveld met het graven van het Stadskanaal en vlak daarna van het Nieuwe Diep. Ten noorden van het buurschap werd in die periode het Grevelingskanaal gegraven. Een onenigheid over de turfafvoer tussen de stad Groningen en de Drentse veenmarken werd door koning Willem I beslist in het Convenant van 1817. Daarin stond ook dat de dam bij Bareveld voorlopig intact moest blijven. Pas in 1872 kon de dam doorgegraven worden. Het Grevelingskanaal, het Stadskanaal en het Ooster- en Westerdiep richting Wildervank sloten daarna op elkaar aan.In 1900 werd in Nieuwediep de steenfabriek en kalkbranderij De Twee Provinciën opgericht. De fabriek bestond tot 1972. Langs de Semslinie, vlak achter de huizen van Nieuwediep langs, werd rond 1900 een spoorlijn aangelegd. Bareveld kreeg een offciële halte langs de lijn Stadskanaal-Zuidbroek. Het haltegebouw stond aan de andere kant van het Stadskanaal. In 1919 werd daar een monument geplaatst ter nagedachtenis aan Klaas Jan de Vrieze, de man die kunstmest introduceerde in de veenkoloniën.

De eerste bewoners van het kanaaldorp Barger-Compascuum waren boeren uit het Duitse veengebied, die hier in 1866 een boekweitkolonie stichtten. De naam van het dorp duidt op gemeenschappelijke weidegrond van de boeren van Noord- en Zuidbarge. BargerCompascuum kwam pas tot ontwikkeling na de grootschalige ontginning van het Barger Oosterveen aan het begin van de twintigste eeuw. Rond 1910 trok men het Oosterdiep bij Emmer-Compascuum door tot het Verlengde Van Echtenskanaal te Zwartemeer. Dit Verlengde Oosterdiep kwam oostelijk van BargerCompascuum. Haaks op het kanaal ontstond een netwerk van veenwijken.Door de vervening schoof de bebouwing van Barger-Compascuum oostwaarts op. Een nieuwe dorpskern ontstond bij de kruising van de Postweg en het Verlengde Oosterdiep.Het kerkhof aan de Postweg herinnert aan de oorspronkelijke plek van het dorp. Langs de Hoofdwijk III, parallel aan het Verlengde Oosterdiep, werden kleine veenarbeiderswoningen gebouwd. Deze zijn na de Tweede Wereldoorlog afgebroken. Rond Barger-Compascuum ontstond veenkoloniale akkerbouw, maar door de schaalvergroting in de jaren ’60 werden veel kleine boerenbedrijven opgeheven. Richting Klazienaveen is het land inmiddels volgebouwd met de kassen van een groot glastuinbouwcomplex.Door de vele Duitse kolonisten ontstond een grote katholieke enclave in het dorp. Slechts enkele jaren na de stichting van het dorp, in 1875, kreeg Barger-Compascuum al een eigen katholieke houten veenkerk. In 1925 werd deze vervangen door de rooms katholieke Sint Josephkerk aan het Verlengde Oosterdiep.Deze recht gesloten zaalkerk met hoge toren is opgetrokken in neogotische stijl naar ontwerp van J. en P. Cuypers. Naast de kerk staat een forse pastorie, die in dezelfde periode is gebouwd.Toen de kerk gereed was, begon men ook met de bouw van katholieke basisschool Sint Theresia en katholiek dorpshuis De Collink. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg het dorp ook een protestants-christelijke basisschool, De Helle.@De Collink is tegenwoordig een sociaal cultureel centrum voor alle inwoners van het dorp.Barger-Compascuum is rijk aan verenigingen, waaronder de carnavalsvereniging ‘t Stiekelzwien die jaarlijks een grote carnavalsoptocht met praalwagens door het dorp organiseert. In het dorpscentrum staat het opvallende houten beeld Man en Paard van Homme Veenema.Barger-Compascuum is bekend door het Veenpark aan de Berkenrode. Het Veenpark is in 1966 gesticht ter ere van het honderdjarig bestaan van het dorp. Hier wordt de geschiedenis van de Drentse veengebieden tot leven gebracht. Met een stoomtreintje kunnen de bezoekers naar de nagebouwde veendorpen ’t Aole Compas en Bargermond, waar ze kennismaken met het Drentse dorpsleven van 1870 en 1920. Er wordt boekweit geteeld, turf afgegraven en er worden demonstraties gegeven van oude ambachten. Er is ook een aardappelmeelfabriek en het Harmoniummuseum Nederland.In het nagebouwde dorpje ’t Aole Compas in het Veenpark staat de stellingkorenmolen De Berk. Deze molen uit 1870 stond oorspronkelijk in het Duitse Drantum. In 1983 is de molen naar Barger-Compascuum gebracht. Het achtkant en de kap zijn met riet gedekt, de deels wit geverfde stelling ligt op een hoogte van ruim drie meter. Onder de stenen onderbouw ligt een opslagkelder. De molen is open voor bezichtiging tijdens de openingsuren van het park. Het park grenst aan een honderd hectare groot hoogveenrestant, waar men kan wandelen of met het treintje doorheen kan rijden. Dit terrein biedt een gevarieerd landschap met een bijzondere veenfora. ■

Barger-Oosterveld is aan het eind van de negentiende eeuw ontstaan ten oosten van Emmen. De eerste bewoners vestigden zich op zandgronden aan de rand van een uitgestrekt veengebied. De eerste huizen kwamen langs de huidige Oosterveldsestraat. Tussen BargerOosterveld en Emmen liggen een groot industrieterrein en het sportpark Meerdijk, waar ook het stadion van FC Emmen staat. Omdat de plaatsen nagenoeg aan elkaar grenzen wordt Barger-Oosterveld ook wel als buitenwijk van Emmen beschouwd.De veenarbeiders die na 1880 in groten getale naar Barger-Oosterveld kwamen, waren overwegend katholiek. In 1905 begon men daarom aan de Splitting met de bouw van de rooms-katholieke kerk Sint Gerardus Majella.Het werd een neogotische kerk naar ontwerp van H. Kroes. In de jaren ’20 werd de kerk uitgebreid met onder meer de Mariakapel en de ingangsportiek. Later bracht men schilderingen aan achter het altaar en kreeg de kerk zijn gebrandschilderde ramen. De kerk heeft de status van monument.In de loop van de twintigste eeuw is BargerOosterveld fink uitgebreid, het meest recent is de bouw van de Vlinderbuurt aan de noordkant van de Splitting. Het dorp ontwikkelde zich tot groot forensendorp, met een hoog voorzieningenniveau en een rijk verenigingsleven.Ten oosten van het dorp ligt het langgerekte Oosterbos, dat is aangeplant op een hoogveenrestant. In de jaren ’50 werden in de omgeving van Barger-Oosterveld twee bijzondere vondsten gedaan. In het veen stuitte men op een bronzen dolk met een hoornen gevest.Het wapen komt uit de vroege Bronstijd en is waarschijnlijk afkomstig van een cultuur uit Midden-Europa. Enkele jaren later werden de resten van een eikenhouten gebouwtje blootgelegd, waarvan de oorsprong waarschijnlijk ligt in de Midden-Bronstijd. Men vermoedt dat het bouwwerk heeft gefunctioneerd als tempel bij rituelen. Zowel de dolk als de resten van het tempeltje zijn ondergebracht in het Drents Museum in Assen.

Het wegdorp Barger-Oosterveen ligt ten zuiden van Klazienaveen. Het dorp is als veenkolonie ontstaan aan het eind van de negentiende eeuw. De bewoners vestigden zich hier op zandgronden van een uitloper van de Hondsrug, aan de rand van het uitgestrekte veengebied Barger-Oosterveen. De eerste woningen bouwde men langs de doorgaande weg tussen Klazienaveen en Nieuw-Schoonebeek.De naam van het veengebied ging daarna over op de nieuwe nederzetting. Door uitbreidingen in de loop van de twintigste eeuw kent BargerOosterveen een tamelijk dichte lintbebouwing langs de Oude Dordse Dijk, de Dordse Dijk en de Veenhoeksweg.Een deel van het Barger-Oosterveen werd afgegraven en richtte men in als landbouwgrond. De veenlaag in het overgrote deel van het gebied bleek echter minder dik dan men van tevoren verwachtte. De turfwinning in deze streek zou daardoor niet rendabel worden en daarom stopte men de exploitatie. In het Amsterdamsche Veld bij Weiteveen gebeurde hetzelfde. Daardoor ligt hier tegenwoordig het meer dan tweeduizend hectare grote hoogveenreservaat Bargerveen. Het Bargerveen biedt een gevarieerd landschap van heide, moeras, graslanden en waterpartijen en is daardoor een goed leefgebied voor fraaie en soms zeldzame fora en fauna.Barger-Oosterveen hoort eigenlijk bij Klazienaveen, maar heeft zelf een actief dorpsleven met eigen verenigingen, waaronder een Plaatselijk Belang. Aan de Dordsedijk staat buurthuis De Dobbe. In het park De Weidewaard aan de Veenhoeksweg wordt zo nu en dan een groot dorpsfeest georganiseerd. Ernaast ligt de hardloopbaan waar de loopgroep Noord-Nederland Klazienaveen zijn trainingen houdt. Aan de Dordsedijk staat openbare basisschool De Klobbestoek. Op de muur van de school is een kunstwerk aangebracht van Hieke Pars, dat bestaat uit een bijzondere klassenfoto met fantasiefguren eromheen.

Langs de doorgaande route van Meppel naar Groningen is in de middeleeuwen het esdorp Beilen ontstaan. Al in 1139 werd vermeld dat Beilen een eigen kerk had. De plaatsnaam werd in datzelfde document geschreven als Bele, een naam die duidt op de aanwezigheid van een heuvel of moerasgebied. Beilen was één van de zes dingspillen van Drenthe, dit betekende dat het een eigen rechtsdistrict vormde. In de late middeleeuwen werden in de kerk van Beilen zittingen gehouden van de Landsdag, destijds het hoogste bestuurlijke orgaan van Drenthe. Het dorp had vroeger meerdere brinken. De straatnamen Brink, Brinkstraat en Brinkkamp herinneren hieraan.De hervormde kerk aan de Prins Bernhardstraat is pas rond 1500 gebouwd ter vervanging van een ouder exemplaar. Oorspronkelijk was de laat-gotische kerk gewijd aan de heilige Stephanus. Het gebouw heeft hoge spitsboogvensters en een grote toren met een ingesnoerde spits. Na een felle brand in 1607 moest de kerk aan de binnenkant geheel hersteld worden. Tot de inventaris behoort onder meer een preekstoel uit 1938. Het orgel dateert van 1840 en is kort na 1900 geplaatst. De RoomsKatholieke Sint Willibrorduskerk aan de Hekstraat is gebouwd in 1835. Vanaf 1958 biedt de kerk onderdak aan de parochie van Beilen, daarvoor was het een gereformeerde kerk.@Na de middeleeuwen behield Beilen nog lange tijd zijn agrarische karakter. Een grote brand aan het begin van de negentiende eeuw verwoestte bijna het hele dorp, op de kerk, de school en enkele woonhuizen na. De verwoeste boerderijen werden herbouwd in de buitengebieden. Zij werden vervangen door woningen en kleine bedrijfsruimtes. In de tweede helft van de negentiende eeuw kreeg Beilen een belangrijke economische impuls door de aanleg in 1870 van de spoorlijn tussen Groningen en Zwolle. Een paar jaar eerder begon men daarom al met de bouw van een treinstation aan de Stationslaan. Het werd een hoog, deels witgeverfd statig gebouw, dat bijna identiek was aan het station van Koekange. In 1970 is het gesloopt en vervangen door een eenlaags standaardstation met plat dak.In de jaren ’80 en ’90 van de negentiende eeuw had Beilen een tiental particuliere zuivelfabriekjes, die vaak slechts enkele jaren bestonden. Rond 1896 werd de coöperatieve handkrachtfabriek De Hoop opgericht, die in 1907 een doorstart maakte als de stoomzuivelfabriek Beilen. Vlak na de oorlog ging de fabriek verder onder de vlag van de Drentse Ondermelk Organisatie (DOMO). Door de hoge fabriekspijp met de witgeschilderde letters DOMO was de zuivelproducent van verre te herkennen. Door schaalvergroting in de zuivelindustrie volgden meerdere fusies. De fabriek is tegenwoordig onderdeel van het grote Friesland Foods-concern.Vlakbij de spoorlijn werd rond 1921 een psychiatrisch centrum geopend. De inrichting kreeg onderdak in de voormalige burgemeesterswoning Huize WAM, een herenhuis uit 1917 aan de Prins Hendrikstraat. Het huis was vernoemd naar de dochter van burgemeester De Jong van Beek en Donk, Willemina Adriana Maria. In de jaren ’20 startte in Beilen ook een experiment om krankzinnigen tegen een vergoeding onder te brengen bij gezinnen. Dit was een groot succes en de stichting Beileroord was daarmee een feit. In 1995 fuseerde de stichting met de organisatie Licht en Kracht uit Assen tot het Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis Drenthe.Dit ziekenhuis staat op een groot terrein tussen het dorp en de spoorlijn. Aan De Paltz staan nog enkele fraaie laat-negentiendeeeuwse woonhuizen. Hier vinden we ook het voormalige hotel Koopman uit 1870. Tegenwoordig zit hier een zalencentrum.In de omgeving van Beilen is in de jaren ’50 van de vorige eeuw een belangrijke archeologische vondst gedaan. Men trof er een grote hoeveelheid gouden voorwerpen aan uit de laatRomeinse tijd. De schat omvatte onder meer halsringen, een armband en een twintigtal munten. De gouden voorwerpen zijn te bezichtigen in het Drents Museum. Aan de zuidkant van het dorp ligt het Terhorsterzand, een deels bebost stuifzandgebied van ongeveer honderdtachtig hectare, met een recreatieplas en meerdere vennen. Het ligt tegen het Nationaal Park Dwingelderveld aan, maar wordt ervan gescheiden door de A28.Na de Tweede Wereldoorlog is Beilen fink gegroeid. Het dorp kreeg bovendien een groot winkelcentrum. In 1987 is op de Markt het bronzen beeld Winkelende Vrouwen onthuld.Het is gemaakt door Bert Kiewiet uit Mantinge, die ook tekende voor het standbeeld van de schrijver Roel Reijntjes bij de Brinkstraat. Hij maakte ook het beeld Bescherming, dat in de tuin van het psychiatrisch centrum staat. In de jaren zeventig zijn zowel de Beilervaart als het Linthorst Homankanaal gesloten voor de beroepsvaart, omdat de exploitatie van de kanalen niet langer rendabel was. Wel worden de vaarten nog gebruikt door plezierboten.Tot 1998 was Beilen een zelfstandige gemeente, waarbij onder meer Hooghalen, Spier en Wijster hoorden. Na de gemeentelijke herindeling is Beilen gefuseerd met de gemeentes Smilde en Westerbork. Tot januari 2000 heette de nieuwe gemeente Middenveld, daarna werd de naam veranderd in Midden-Drenthe.Midden-Drenthe werd in oppervlakte een van de grootste gemeentes van Nederland. Beilen werd de hoofdplaats van de nieuwe gemeente en het gemeentehuis aan het Raadhuisplein werd daarom uitgebreid. ■

Het esdorp Benneveld is in de middeleeuwen gesticht als dochternederzetting van Zweeloo.Het dorp ligt op hoger gelegen zandgronden aan de rand van het stroomdal van de Westerstroom. In 1276 komt het dorp voor het eerst voor in een offcieel document, de naam van het dorp luidt dan nog Bonevelde. Centraal in Benneveld ligt de ruime driehoekige brink op de kruising van de Bennevelderstraat en de Westersteeg. Rondom de brink staan grote eikenbomen, de dobbe die hier vroeger lag is verdwenen.In de buurt van de brink staan een aantal fraaie boerderijen uit de achttiende en negentiende eeuw, waaronder typische Saksische boerderijen die met de achterkant naar de weg liggen. Benneveld is niet voor niets beschermd dorpsgezicht. Vroeger had het dorp een eigen schaapskudde van Drentse Heideschapen, sinds kort wordt de brink in het voorjaar gebruikt om demonstraties van het schaapscheren te geven.In de loop van de negentiende eeuw groeide Benneveld in zuidelijke richting. Vanaf de Westersteeg ontstond lintbebouwing aan weerszijden van de Bennevelderstraat. Bovendien kreeg Benneveld een kleine concentratie van woningen bij de kruising van de Hoofdweg en de Kortmaatsweg. In de laatste decennia is er enige nieuwbouw aan de Almaatsweg bijgekomen. Veel boerenbedrijven zijn in de twintigste eeuw opgeheven en de boerderijen verbouwd tot woonhuis.Benneveld ligt slechts enkele kilometers van Zweeloo en voor de meeste voorzieningen zijn de Bennevelders aangewezen op dit dorp.Zweeloo en Benneveld worden van elkaar gescheiden door de Bennevelderesch en de Zweeloër Zuidesch. Aan de zuidkant van het dorp ligt het bouw- en weilandencomplex Bennevelderveld ingeklemd tussen de beken De Leek en de Westerstroom. Deze beken vormden de voormalige gemeentegrenzen met Sleen en Oosterhesselen. Benneveld ligt vlakbij het landgoed van havezate De Klencke bij Oosterhesselen, dat aan de andere kant van de beek Westerstroom ligt.

Berghuizen is een relatief jong dorp. Het ontwikkelde zich in de tweede helft van de negentiende eeuw, nadat omstreeks 1840 de afscheiding van de Nederlands Hervormde Kerk van Ruinerwold-Koekange een feit werd.Op het land van veenbaas Gerrit Jacobs Withaar werden een gereformeerde kerk en een kosterswoning gebouwd. De huidige gereformeerde kerk van Berghuizen, gelegen aan de gelijknamige straat, is een zaalkerk met een voorportaal en een witgeverfde dakruiter, naar een ontwerp van P. Meijer. Het gebouw is van 1875 en werd gebouwd ter vervanging van een oudere kerk uit 1841.In de jaren ’30 van de negentiende eeuw kwam de Groninger predikant Hendrik de Cock eens per maand naar Beilen en Dwingeloo om theologie te onderwijzen. De Cock was voorman in de Afscheiding, een scheuring binnen de Nederlandse Hervormde Kerk, die zich voltrok vanaf 1834. Na diens overlijden werd de theologieopleiding zelfstandig en nam predikant Wolter Kok de rol van docent op zich. Tussen 1842 en 1846 leidde hij in zijn eigen huis in Berghuizen als één van de eerste gereformeerde predikanten in Nederland ruim vijftien studenten op tot godsdienstleraar. In 1848 werd Kok voorganger in Hoogeveen en hij nam de predikantenopleiding mee. Deze opleiding was uiteindelijk de voorloper van de Theologische Hogeschool in Kampen.Aan de rand van Berghuizen ligt een grote waterplas, die in 1950 geschonken werd aan Natuurmonumenten. De plas en de omringende natte hooilanden en moerasbossen zijn samen zo’n 29 hectare groot. Met name in de hooilanden groeien bijzondere plantensoorten.Berghuizen heeft een eigen dorpshuis, De Barg`n, dat onlangs met ongeveer zeventig vierkante meter werd uitgebreid. Dit komt vooral ten goede aan de grote Christelijke Muziekvereniging Bergklanken, maar uiteraard ook aan de andere verenigingen in het dorp. Aan de straat Berghuizen staat de Harm Vonckschool voor lager christelijk onderwijs. In 2008 vierde de school haar 150-jarig jubileum.

Het wegdorp Ruinerwold is in de twaalfde eeuw op een zandrug ontstaan. Vermoedelijk is de nederzetting gesticht door monniken van het Benedictijner klooster in Ruinen. Vanaf de zandrug werd het veen in lange stroken ontgonnen, waardoor er een langgerekte strokenverkaveling ontstond. In de omgeving van Ruinerwold werden kleine buurschappen als Haakswold en Blijdenstein gesticht op de zogenaamde zandkoppen, de kleine hoger gelegen delen in het veen. Omdat Ruinerwold voor het eerst genoemd wordt in documenten uit 1141, houdt men dat jaartal aan als stichtingsjaar. In 1991 vierde Ruinerwold het 950jarig bestaan.De hervormde kerk van Ruinerwold staat niet in het dorp zelf, maar in het zuidelijker gelegen buurschap Blijdenstein. De geschiedenis van de kerk gaat terug tot halverwege de twaalfde eeuw. Toen werd op die plek een Romaanse kerk gebouwd die was gewijd aan Maria Magdalena. Aan het begin van de vijftiende eeuw is de kerk afgebroken en is een gedeelte van het oude muurwerk gebruikt om een nieuwe kerk te bouwen. Deze gotische kerk werd gewijd aan Sint Bartholomus. In de grote toren hangt een klok uit 1506. In de kerk vinden we onder andere een preekstoel en een doophek uit 1650 en een kerkvoogdenbank uit 1744. Het orgel is gebouwd in 1872.Aan de straat Dijkhuizen staat een hervormde kapel uit 1912. Deze kapel behoort tot de Vereniging voor Evangelisatie.Ruinerwold is rijk aan bijzondere boerderijen.Met name langs de Dokter Larijweg staan fraaie zeventiende- en achttiende-eeuwse exemplaren. De vroegere zandweg liep over een zandrug en was oorspronkelijk grillig van vorm. Daarom verspringen de boerderijen enigszins ten opzichte van de weg. Aan de weg staat ook Museumboerderij De Karstenhoeve uit het begin van de zeventiende eeuw. In deze authentiek ingerichte boerderij kan men een grote collectie oude gebruiksvoorwerpen, kleding en landbouwwerktuigen bekijken.Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw breidde Ruinerwold in het zuiden uit, waardoor ook bebouwing ontstond aan weerszijden van de Kerkweg richting Blijdenstein. De landerijen rond Ruinerwold werden steeds minder gebruikt voor landbouw, maar des te meer als weilanden voor vee. Vanaf 1870 foreerde in Ruinerwold de veeteelt.Dit resulteerde in de oprichting van enkele particuliere zuivelfabriekjes en twee coöperatieve fabrieken. In 1903 werd de coöperatieve zuivelfabriek Oostereind opgericht, waar voornamelijk boter werd geproduceerd. In 1923 sloot deze fabriek zich aan bij de fabriek Algemeen Belang aan de straat Dijkhuizen.Deze stoomzuivelfabriek bestond tot 1984. Na een fusie tussen de zuivelgiganten DOMO en Frico moest de kaasfabriek sluiten.In 1941 hebben enkele leden van de coöperatie Algemeen Belang een grasdrogerij opgericht, de Coöperatieve Grasdrogerij Ruinerwold e.o.Het idee daarachter was om zo op een goedkopere manier aan krachtvoer voor het vee te komen, wat de melkproductie ten goede kwam. De fabriek werd gevestigd aan de Dokter Larijweg, waar hij door de hoge pijp voor de dampafvoer een belangrijk element in het landschap vormt. Inmiddels is het bedrijf de grootste grasdrogerij van Nederland.De molens van Ruinerwold zijn allemaal verdwenen. Van de molen De Hoop resteert nog de onderbouw, daar omheen wordt het nieuwbouwproject Molenplein ontwikkeld. In het molenrestant wordt een luxe woning gemaakt en daarnaast verrijzen enkele appartementen en eengezinswoningen.De economische groei rond 1900 is terug te zien in de bouw van de boerderijen uit die periode. Met name in het buurschap Haakswold staan enkele rijk uitgevoerde boerderijen. De herenboerderij aan de Haakswold 8 dateert van 1894 en is uitgevoerd in een neoclassicistische stijl. Naast de boerderij is een bijzondere ouderwoning gebouwd, ooit bestemd voor de ouders van de boerenzoon na de overdracht van het bedrijf. Het betreft hier een zwart-rood geverfd Chinees paviljoen uit 1924. Opvallend is ook Villa Gomarus aan de Haakswold 17, die later tot boerderij is omgebouwd door de plaatsing van een schuurgedeelte. Dit huis uit 1899 en heeft torenvormige elementen, waardoor het lijkt op een klein kasteel. Door de bijzondere en rijke gebouwen heet de streek in volksmond ook wel het Golden Endje.In 1924 werd de Dokter Larijweg aangelegd.Langs deze weg, die loopt van Ruinerwold tot de voormalige gemeentegrens met Ruinen, zijn vlak na de aanleg bijna tweeduizend perenbomen geplant. Hiervan zijn momenteel ruim duizend over. In het voorjaar zorgen de perenbomen voor een bijzonder schouwspel door de ontelbare witte bloesems. Ieder jaar in oktober worden de peren bij opbod verkocht, terwijl ze nog aan de bomen hangen. De bieder moet ze vervolgens zelf nog plukken. De opbrengst van de perenverkoop gaat naar Museumboerderij De Karstenhoeve.Ruinerwold was tot de gemeentelijke herindeling van 1998 een zelfstandige gemeente.Inmiddels hoort het dorp bij gemeente De Wolden en staat het gemeentehuis in Zuidwolde. Aan de Dijkhuizen in Ruinerwold staat het voormalige raadhuis, dat dateert uit 1903.Het is gebouwd op de plek waar voorheen een raadhuis uit 1848 stond. Een steen van het oude pand is ingemetseld in de zijgevel. Het raadhuis is gebouwd in een neorenaissancestijl naar ontwerp van G. Otten. In 1950 en 1993 is het uitgebreid en gerestaureerd. ■

Gieten ligt op de oostfank van de Hondsrug en is ontstaan in de vroege middeleeuwen.Het esdorp ontwikkelde zich langs de doorgaande weg tussen Coevorden en Groningen. Oorspronkelijk bestond Gieten uit drie bebouwingskernen – onder meer rondom de fraaie Brink – die in de loop der tijd één geheel werden. In offciële documenten werd Gieten in 1221 voor het eerst vermeld als Geten. Ten oosten van Gieten ligt de langgerekte esnederzetting Bonnen, die ook in de middeleeuwen is ontstaan. In 1276 schreef men de plaatsnaam als Bunne. Door uitbreiding van Gieten in de twintigste eeuw groeiden beide dorpen aan elkaar, zodat men Bonnen nu als een wijk van Gieten beschouwt.Aan de noordkant grenst Gieten aan het bos van Het Zwanemeer. Dit eikenbos dankt haar naam aan het meertje dat daar door zandwinning is ontstaan. In Het Zwanemeerbos zijn een veertigtal grafheuvels uit de IJzertijd aangetroffen. Daaruit blijkt dat rondom Gieten al voor het begin van de jaartelling bewoning moet zijn geweest. Midden in Het Zwanemeerbos ligt openluchtzwembad ’t Zwanemeer. Ten zuidwesten van Gieten ligt het Gietenerveld, onderdeel van de boswachterij Gieten-Borger, waar bossen, heidevelden, graslanden en veenplassen elkaar afwisselen. De uitgestrekte bossen zijn aan het begin van de twintigste eeuw aangeplant voor houtwinning.Sinds de vijftiende eeuw werd in de Gietervenen op kleine schaal turf gegraven door arbeiders en keuterboeren. In de achttiende eeuw nam dit grotere vormen aan en begon men met ontginning van het veengebied oostelijk van Gieten. Ten noordoosten van Gieten en Bonnen groeiden daardoor de randveenontginningsdorpen Gieterveen en Bonnerveen. In 1817 sloten negen Drentse veenmarken, waaronder de twee van Bonnen en Gieten, een verdrag met de stad Groningen over de afvoer van turf over Groningse kanalen. In de jaren ’30 van de negentiende eeuw bereikte de turfwinning een hoogtepunt, maar na de ontbinding van de veenmarken in 1848 ontwikkelde Gieten zich gestaag van een agrarisch dorp tot een grote forensenplaats met enige lichte industrie.@Ook Bonnen groeide uit tot een volwaardig dorp met een eigen basisschool, café en winkeltjes.In 1895 werd de coöperatieve zuivelfabriek Gieten-Bonnen in bedrijf genomen op de hoek van de Schoolstraat en de Wemenweg. De eerste jaren ging de productie van boter op handkracht, omstreeks 1900 stapte men over op stoomkracht. In 1928 sloot de fabriek, om in 1929 verder te gaan in een nieuw fabriekspand.In 1966 stopte de zuivelfabriek en werd de productie verplaatst naar Eext.In 1903 kreeg Gieten een eigen treinstation langs de spoorverbinding tussen Assen en Gasselternijveen. Ten westen van het station kreeg de in 1904 opgerichte exportslachterij van Udema een aansluiting op het spoor. Dit bedrijf bleef uitbreiden tot in de jaren ’60 en was een van de grootste werkgevers in de regio. Door overnames en fnanciële problemen sloot Udema in 1995. Op het oude fabrieksterrein bevinden zich nu winkelcentrum De Kastanje en een nieuwbouwwijk. Al in 1947 werd de spoorlijn opgeheven, het stationsgebouw is in de jaren ’60 gesloopt.In Bonnen en Gieten staan, en stonden, enkele bijzondere bouwwerken. Aan het begin van de zeventiende eeuw werd in Bonnen de havezate Entinge gebouwd. De eerste eigenaar van dit Huis te Bonnen was een Groninger burgemeester, later woonden er ook leden van belangrijke families uit de veencompagnies.In 1768 is het huis verkocht aan de Gasselter boerenfamilie Hilbing, die de naam veranderde in Groot Hilbingshof. Rond 1807 is de havezate afgebroken. De nabijgelegen hallenhuisboerderij aan De Bonne 2 kreeg de naam Klein Hilbingshof. Dit boerderijtje stamt gedeeltelijk uit de zeventiende eeuw en is omstreeks 1960 gerestaureerd.Aan de Brink staat sinds 1849 de huidige hervormde kerk van Gieten. Uit oude documenten blijkt dat al in de veertiende eeuw op deze plaats een kerk stond die gewijd was aan Maria. Deze kerk raakte in de loop der eeuwen in verval. In 1804 werd de grote toren gebouwd, maar in 1849 werd het schip van de kerk afgebroken en herbouwd. In de toren hangen twee klokken uit de zestiende eeuw, de preekstoel en het offerblok dateren uit de zeventiende eeuw. Aan de Brink staan nog enkele bijzondere woonhuizen die omstreeks 1900 zijn gebouwd, zoals het witgepleisterde middenganghuis aan het begin van de straat en de villa’s en herenhuizen met Jugendstil-details. Aan de Brink 9, waar sinds lange tijd Hotel Braams is gevestigd, stond al vanaf 1617 een herberg.@Op het perceel tegenover Naweg 5 in Gieten, vlak achter de Brink, staat de beeldbepalende achtkante stellingmolen Hazewind. Deze korenmolen heeft een stenen onderbouw en een met riet bedekte romp. Op het riet is het jaartal 1833 aangebracht, het bouwjaar van de molen.In 1949 werd de molen volledig gerestaureerden kreeg het zijn huidige naam. Ook Bonnen had sinds 1908 een eigen achtkante stellingmolen. Het bovenste deel van de molen werd na de Tweede Wereldoorlog afgebroken; de onderbouw deed daarna onder meer dienst alopslagruimte en autosloperij. In 1986 werd oohet laatste deel van de molen gesloopt.De gemeente Gieten ging na gemeentelijke herindelingen in 1998 op in de gemeente Aa enHunze. Van deze nieuwe gemeente werd Gieten de hoofdplaats. Het huidige gemeentehuistaat aan de Spiekersteeg, is gebouwd met twee kleuren baksteen en vormt een complex van onderling geschakelde delen. Het opvallende pand is ontworpen door de architecten A Campo en Ezerman en in gebruik genomen in 2002. Voorheen stond het gemeentehuis aade Brink. Tussen 1896 en 1969 deed het dwars geplaatste pand aan de Brink 17 dienst als gemeentehuis. Dit gebouw was uitgevoerd in eclectische vormen en was tevens burgemeesterswoning. In 1969 nam de gemeente zijn intrek in Villa Beukenhof aan de Brink 18, een wat expressionistisch pand dat later twee keewerd uitgebreid. ■

Het esdorp Borger is ontstaan in de vroege middeleeuwen. De nederzetting lag aan de oude doorgaande route tussen Coevorden en Groningen, op de oostfank van de Hondsrug.Al in de dertiende eeuw werd in Borger een kerk gesticht, een dochterkerk van Anloo.Tot de kerspel Borger behoorden onder meer Westdorp, Drouwen en Buinen. In 1327 kwam Borger als Borghere voor het eerst voor in offciële documenten. Oorspronkelijk had Borger vier brinken, waarvan de kerkbrink de grootste was.Ten noorden van het dorp staat het grootste hunebed van Drenthe. Hunebed D27 is ruim 22 meter lang en bestaat uit negen dekstenen, die rusten op 26 zijstenen en twee sluitstenen.Rond het hunebed zijn enkele keien aangetroffen, die waarschijnlijk onderdeel waren van een krans. Bij het hunebed is in de jaren ’80 het Nationaal Hunebedden Informatiecentrum geopend, later omgedoopt tot Hunebedcentrum.In 2005 kreeg het centrum een nieuwe grote expositieruimte, die werd geopend door prinses Margriet. Het centrum heeft onder meer een museumfunctie en er zijn permanente exposities over het prehistorische leven in Nederland. Het oude gebouw doet nu dienst als archeologisch kennis- en expertisecentrum. Jaarlijks trekken het hunebed en het Hunebedcentrum tussen de zeventig- en honderdduizend bezoekers.Nabij de weg richting Buinen staan nog twee hunebedden. D28 en D29 staan vlak bij elkaar en zijn ongeveer even groot. Archeologisch onderzoek in de bodem bij D28 leverde de oudste metalen sieraden van Nederland op. De hunebedden bij Borger zijn een duidelijk bewijs dat deze omgeving al ver voor de jaartelling bewoont was. Langs de Hunebedstraat vindt men nog een oude schaapskooi, waarschijnlijk uit de achttiende eeuw. Het is een houten gebouw, waarvan de wanden zijn bekleed met geknoopt stro.In de Hoofdstraat staat de hervormde kerk, die gewijd was aan Sint Willibrordus. De geschiedenis van de kerk gaat terug tot in de middeleeuwen. In de veertiende eeuw verrees de grote vroeg-gotische toren, die rust op een fundering van veldkeien en is gebouwd van kloostermoppen. Tegen de toren aan stond de middeleeuwse zaalkerk die in de loop der eeuwen zo bouwvallig werd, dat deze in 1824 op last van de overheid werd gesloten en afgebroken. Er werd een nieuwe kerk gebouwd bij de oude toren. De neoclassicistische kerk werd in 1826 opgeleverd. De gebrandschilderde ramen zijn uit de eerste helft van de twintigste eeuw.Omstreeks 1976 verloor de kerk zijn functie als gebedshuis en werd het een ontmoetingscentrum. Het interieur is grotendeels verwijderd, wat nog rest zijn onder meer het orgel uit 1855 en een zeventiende-eeuwse deksteen van een grafkelder. Een ondergrondse gang verbindt het oude kerkgebouw met het raadhuis, dat in 1994 pal naast de kerk werd gebouwd.In de loop van de negentiende eeuw kwam Borger pas echt tot ontwikkeling. De bebouwing concentreerde zich vooral langs het noordelijke deel van de Hoofdstraat en de zijstraten. Een drietal grote dorpsbranden in diezelfde eeuw legden enkele tientallen huizen en boerderijen in de as, waaronder een groot herenhuis van de rijke familie Mantingh.Door de wederopbouw kreeg Borger al snel een relatief modern dorpscentrum. In 1894 werd aan de Hoofdstraat de zuivelfabriek Borger geopend. In eerste instantie werd hier met handkracht boter, kaas en melk gemaakt, in 1907 schakelde de fabriek over op stoomkracht. Bij de fabriek hoorde sinds 1915 ook een malerij. In 1970 sloot de fabriek vanwege schaalvergroting in de zuivelindustrie.Na de Tweede Wereldoorlog breidde Borger fink uit, vooral ten zuiden van de Buinerstraat.In de jaren ’70 van de vorige eeuw werd het centrum nogmaals ingrijpend vernieuwd, waardoor het oorspronkelijke karakter van het esdorp nogal is aangetast. Sinds 1998 maakt de gemeente plannen voor een nieuwe aanpak van het dorpscentrum, waarbij de bereikbaarheid van het winkelcentrum, maar zeker ook de sfeer van een authentiek brinkdorp het uitgangspunt vormen.Borger ligt in een bosrijke omgeving. Het dorp grenst aan de boswachterij Gieten-Borger. Dit uitgestrekte bosgebied biedt een gevarieerd landschap met veel vennen en heideterreinen. In het Drouwenerveld ligt het bekende Boomkroonpad, waar men via loopbruggen door de toppen van bomen kan wandelen.Daar vlakbij staat een hoge uitkijktoren, waarvandaan men een mooi uitzicht heeft over het natuurgebied. Daar staat ook het Houtvester Kuhn Huis, het informatiecentrum van Staatsbosbeheer. Ten zuidoosten van Borger ligt de boswachterij Exloo, met naald- en loofbos, open heide en stuifzanden. Aan de oostkant grenst het dorp aan het recreatiegebied Hunzedal, waar ook een grote zwemplas ligt.Dankzij de ligging bij bossen en het ruime aanbod aan voorzieningen trekt Borger jaarlijk veel toeristen. Vlakbij het hunebedcentrum ligt openluchttheater De Speulkoel, dat is aangelegd in 1959. De stichting De Groene Ruimte verzorgt sinds 2000 voorstellingen onder de naam Zomertheater. In 2008 vierde Folkloregroep het Börgerder Wasschup hier zijn honderdjarig bestaan. Deze groep probeert de oude boerencultuur te bewaren door middel van zang en dans op locatie, maar ook door het naspelen van een boerenbruiloft.Zij onderhoudt daarvoor nauwe banden met het historisch genootschap van Borger, de stichting Harm Tiesing. Net als Hans Heyting was Tiesing een bekend Drents auteur, en beide vinden we terug in het dorp. Van hen zijn respectievelijk een bronzen borstbeeld en een stenen standbeeld gemaakt. ■

Tussen Doldersum en de provinciegrens met Friesland ligt het buurschap Boschoord in het gelijknamige uitgestrekte bossencomplex.Boschoord werd aan het begin van de negentiende eeuw als kolonie gesticht door de Maatschappij van Weldadigheid. Deze Maatschappij had als doel de armoede te bestrijden. Zij deed dat onder meer door landbouwkoloniën te stichten, waar armen op het land werkten en hun kinderen onderwijs kregen. Boschoord was de zevende en laatste kolonie rond Vledder.Omstreeks 1825 werden in Boschoord vijfentwintig kolonistenwoningen gebouwd, maar de kolonie is nooit voltooid.Anders dan het bosrijke gebied doet vermoeden, is Boschoord niet vernoemd naar zijn omgeving. De plaats en de streek danken hun naam aan de generaal en politicus Johannes van den Bosch, die in 1818 het initiatief nam tot de oprichting van de Maatschappij van Weldadigheid. In eerste instantie wilde men het gebied rond de zevende kolonie bewerken tot landbouwgrond. De grond bleek echter weinig vruchtbaar. Daarom besloot men halverwege de negentiende eeuw bossen aan te planten voor de houtindustrie.Het bosgebied van Boschoord omvat tegenwoordig ongeveer 570 hectare. Ten oosten van Boschoord ligt het 6000 hectare grote Nationaal Park Drents-Friese Wold, een van de grootste natuurgebieden van Nederland. Het noordelijke deel van het bos van Boschoord wordt tot dit park gerekend. Het deel dat ten zuiden van de Boylerstraat ligt wordt nog altijd beheerd door de Maatschappij van Weldadigheid en gebruikt voor de houtkap.Midden in het bos ligt Hoeve Boschoord. Hier is nu een psychiatrisch centrum gevestigd, waar licht verstandelijk gehandicapten met gedrags- en psychiatrische stoornissen tijdelijk wonen en worden behandeld. Aan de Jonckindt Cinincklaan staan nog fraaie koloniewoningen.In 1874 werd aan de Schoollaan een openbare lagere school gebouwd met twee lokalen. Dit schooltje doet tegenwoordig dienst als expositieruimte. Ertegenover staat de onderwijzerswoning die rond 1890 is gebouwd.

Het kanaaldorp Bovensmilde is als ontginningskolonie gesticht in het begin van de negentiende eeuw. Het is de vierde en meest noordelijke kolonie langs de Drentsche Hoofdvaart, na Hoogersmilde, Hijkersmilde en Smilde. Het dorp is ruim vier kilometer lang en maakt deel uit van een bijna twintig kilometer lang bebouwingslint langs het veenkanaal.De bebouwing van Bovensmilde ligt tussen de Jonkersbrug en de Norgerbrug.Het dorp kon onstaan toen de ontginning van de Smildervenen in de tweede helft van de achttiende eeuw een nieuwe impuls kreeg. De vervening was na 1700 ter hoogte van Hoogersmilde bijna stil komen te liggen door verwaarlozing van het veenkanalenstelsel. Door de aanleg tussen 1769 en 1780 van de Drentsche Hoofdvaart, die het Meppeler Diep met Assen verbond, kon men ook het noordelijk deel van het veengebied ter hand nemen. De eerste bewoners waren veen- en landarbeiders die zich langs het kanaal vestigden.Bovensmilde was vanaf 1835 woonplaats van de bekende dominee Hendrik de Cock, die het gereformeerde gedachtengoed in Drenthe verkondigde. Toch werd in Bovensmilde als eerste een hervormde kerk gesticht. Vanaf 1839 was een klein gebouwtje ingericht voor de hervormde diensten en in 1869 werd de hervormde kerk aan de Hoofdweg opgeleverd. Dit is een dwars geplaatste zaalkerk met een hoge witte houten klokkentoren op het dak. Het orgel dateert uit de zeventiende eeuw en is in 1897 geplaatst. De gereformeerde kerk aan de Ds. L.Dijkstrastraat werd gebouwd in 1953 naar ontwerp van A. Smallenbroek. Tussen 1898 en 1909 was in Bovensmilde een kleine zuivelfabriek, waar met handkracht boter werd gemaakt. De productie van Bovensmilde verhuisde na de sluiting naar de grotere fabriek in Hijkersmilde.Na de Tweede Wereldoorlog werd Bovensmilde aangewezen als een van de groeikernen van de gemeente Smilde. Het dorp breidde uit op het zogenaamde Donkerslootsblok en er ontstond komvorming langs de Witterweg en de Schoolstraat. De mensen die naar Bovensmilde verhuisden waren forensen die in Assen werkten, maar ook Molukse gezinnen die tot dan toe waren opgevangen in Kamp Schattenberg op het terrein van het voormalige Kamp Westerbork. Tot 2002 was De Boerderij het gemeenschapscentrum van Bovensmilde. Sinds de afbraak ijvert de belangenvereniging van het dorp voor de bouw van een nieuw dorpshuis.Aan de Jasmijnstraat staat het Molukse buurtcentrum Molo Oekoe. In mei 1977 haalde Bovensmilde het landelijke nieuws toen de openbare lagere school werd bezet door een viertal radicale Molukse jongeren. Meer dan honderd kinderen en leerkrachten werden gegijzeld. Na vijf dagen werden de kinderen vrijgelaten, na drie weken de onderwijzers. Na het drama is de school afgebroken.Ten westen van het dorp strekt het Fochteloërveen zich uit tot aan Veenhuizen. Het is een hoogveengebied met veel vennen, enkele aangeplante naaldbossen en een bijzondere vogelpopulatie. Aan de andere kant van het dorp ligt het Kyllotsbos, een klein gevarieerd bos- en heideterrein. Tussen Bovensmilde en Assen liggen de natuur- en recreatiegebieden Witterveld, Baggelhuizen en het Pelinckbos. ■

Het esdorp Bronneger ontstond in de middeleeuwen als dochternederzetting van Drouwen, dat aan de overzijde ligt van de Oosteresch.Bronneger kwam in 1381 voor het eerst voor in offciële documenten. De naam duidt op een erf van de persoon Bruno. Rond 1900 telde het dorp ongeveer honderd inwoners. Ten oosten van Bronneger stroomt het Voorste Diep, dat samen met het Achterste Diep vanaf Drouwenerveen overgaat in de Hunze. Omstreeks 1926 begon men in het kader van de werkverschaffng met de aanleg van het kanaal BuinenSchoonoord bij Bronneger. Vanwege die aanleg is het zuidelijk deel van het Voorste Diep vanaf de weg Weermaadsdijk gekanaliseerd.De omgeving van Bronneger moet al ver voor het begin van de jaartelling bewoond zijn geweest. Aan de Steenakkersweg staan maar liefst vijf hunebedden op kleine afstand van elkaar. De hunebedden D21 en D22 vormen een zogenaamde tweeling, D23, D24 en D25 een drieling. Archeologisch onderzoek in de grond bij D21 heeft een enorme hoeveelheid aardewerk opgeleverd. Opvallend is de grote beuk bij het hunebed die de functie van een draagsteen heeft overgenomen. Van D23 en D24 is helaas weinig meer over, maar D25 is nog redelijk compleet. Bij de aanleg van een vuilstortplaats tussen Borger en Bronneger zijn diverse prehistorische werktuigen aangetroffen. Ook stuitte men in de omgeving op een urnenveld. In 1978 heeft men in het stroomdal van het Voorste Diep bij Bronneger een keienweg uit de middeleeuwen opgegraven. Deze weg verbond Drouwen met Buinen, maar leidde waarschijnlijk ook naar een elfdeeeuwse watermolen bij Bronneger.Bronneger is lange tijd een agrarische nederzetting gebleven. De bebouwing stond vooral aan weerszijden van de Dorpsstraat en het dorp heeft daardoor enigszins het karakter van een wegdorp. De Spoorstraat aan de noordkant van het dorp herinnert aan de aanwezigheid van de spoorlijn Stadskanaal - Assen. Het station stond vlakbij Bronneger, maar kreeg de naam Drouwen. Zowel het stationsgebouw als de spoorrails zijn verdwenen.

Vlakbij Beilen ligt de kleine esnederzetting Brunsting. Het dorp is gesticht in de middeleeuwen, waarschijnlijk als satellietdorp van Hijken. De naam van het dorp duidt op bewoners met de naam Brunt of een variant daarop. Brunt was waarschijnlijk de eerste of belangrijkste bewoner. Eenzelfde soort verklaring geldt voor het dorp Bruntinge. De eerste vermelding van Brunsting dateert uit 1475. Aan de noordkant van het dorp grenst de Brunstingeres aan de Hijkeres, een brink heeft het dorp waarschijnlijk niet gehad.De verspreid liggende bebouwing ligt aan weerszijden van de gelijknamige weg. Het dorp heeft een agrarisch karakter. Er zijn een aantal grote boerenbedrijven en een paar woonhuizen. Eigen voorzieningen heeft Brunsting niet.Door de groei van Beilen grenzen de plaatsen bijna aan elkaar. Ze worden nog van elkaar gescheiden door de beek Brunstingerleek.Voorheen was de A28 nog de bebouwingsgrens van Beilen. Eind vorige eeuw is men echter begonnen met de aanleg van industrieterrein Ossebroeken. Dit is gebouwd op de graslanden westelijk van de A28 en loopt al door tot aan de Brunstingerleek.Tussen Brunsting en de Sportlaan richting Hijken ligt de Brunstingerplas, een ondiep meertje dat is ontstaan door zandwinning. De plas is populair bij vissers vanwege de grote karperpopulatie. Via de Brunstingerleek staat de plas in verbinding met de Beilervaart en de Beilerstroom. Tussen deze twee waterwegen liggen de graslanden van de Brunstinger Maden. Iets buiten het dorp ligt het fraaie heide- en vennenterrein Brunstingerplassen.Dit natuurgebied sluit bijna aan op de natuurreservaten van het Zuid Hijkerzand.

Onder Westerbork ligt de kleine esnederzetting Bruntinge. Het dorp is in de middeleeuwen ontstaan op hoger gelegen zandgronden aan de rand van een moerassig gebied. De eerste vermelding kwam voor in 1513, toen schreef men de naam nog als Bruntinghe. De plaatsnaam duidt op een bewoner met de naam Brunt of een variant van die naam. Waarschijnlijk was Brunt de eerste of belangrijkste bewoner. Tot eind achttiende eeuw had Bruntinge een brink met een dobbe, maar deze is geheel verdwenen. De Bruntingeres ligt aan de westkant van het dorp.De verspreide bebouwing van Bruntinge ligt voornamelijk bij de kruising van de Hoogeveenseweg, de Holthersraat en de Vosheugte.Tot in de twintigste eeuw was Bruntinge overwegend agrarisch. Door schaalvergrotingen vanaf de jaren ’60 zijn veel boerenbedrijven opgeheven. Een groot deel van de boerderijen is verbouwd tot woonhuis. Desondanks zijn in Bruntinge enkele fraaie boerderijen bewaard gebleven. De boerderij met het hoge rieten dak aan de Hoogeveenseweg 19 is gebouwd in de zeventiende eeuw. Even verderop in de straat staat een boerderij uit 1800, eveneens met riet gedekt. Op het erf is een losstaande wagenschuur met rieten dak gebouwd. De bekendste boerderij is de Bruntingerhof, de zestiendeeeuwse boerderij die rond 1969 naar het museumdorp Orvelte is verplaatst.Aan de oostkant van het dorp ligt het Bruntingerbinnenveld, een bouw- en weilandencomplex dat grenst aan het Mantingerbos en de Mantingerweiden. Dit natuurgebied is onderdeel van de Broekstreek en bestaat voor een groot deel uit moerasbos. Aan de weg richting Holthe ligt een groot heiderestant van het Scharreveld. Dit gebied is vanaf de negentiende eeuw in delen ontgonnen, waarbij enkele verspreid liggende heideterreinen gespaard zijn. Langs de weg richting Wijster vinden we landgoed Vossenberg, een afwisselend landschap met heide, bos en waterpartijen, dat beheerd wordt door stichting Het Drentse Landschap.

De geschiedenis van Buinen gaat terug tot in de middeleeuwen, toen het esdorp als een dochternederzetting vanuit Borger ontstond.In een oorkonde uit 1141 wordt het dorp al aangeduid met de naam Buun. Het dorp heeft twee grote essen, aan de noord- en de zuidkant. Vanaf de zeventiende eeuw begon men op grote schaal met de ontginning van de venen oostelijk van Buinen. Door de ontginning zijn daar in de loop der tijd meerdere veenkolonies ontstaan, zoals Buinerveen en Nieuw-Buinen.Buinen ligt op de oostfank van de Hondsrug.Tot halverwege de negentiende eeuw bestond het dorp voornamelijk uit verspreid liggende boerderijen. Een brink of een kerk had het niet. Het dorp lag oorspronkelijk tussen twee riviertjes in. Het Voorste Diep is tussen 1926 en 1930 gedeeltelijk gekanaliseerd door de aanleg van het Kanaal Buinen-Schoonoord.Dit kanaal loopt vanaf Borger met een grote boog om Buinen heen richting Nieuw-Buinen en de Zuider Hoofdvaart. Aan de oostkant van Buinen stroomt nog altijd het riviertje Achterste Diep, dat samen met het Voorste Diep overgaat in de Hunze.In 1905 opende de Noord-Ooster Lokaal Spoorwegmaatschappij (NOLS) een station in Buinen aan het traject Zwolle - Stadskanaal.In 1945 stopte het personenvervoer over dit spoor, twee decennia later stopte ook het goederenvervoer. Kort na 1964 is het station afgebroken. De Spoorstraat is nog een overblijfsel van dit verleden. Buinen had destijds ook een kleine spoorweghaven in het Zuiderhoofddiep, dat vanaf Buinerveen was doorgetrokken tot de rand van het dorp. Deze haven is in de jaren ’70 gedempt. In 2005 is het Spoordok weer uitgegraven en zijn er wandelpaden aangelegd.Buinen kreeg na de Tweede Wereldoorlog wat kleine industrie, waaronder een kartonnagefabriek aan de Spoorstraat en een zandwinbedrijf in de richting van Exloo. Het agrarische karakter van het dorp is veranderd in dat van een forensendorp. Het dorp heeft veel eigen voorzieningen en een rijk verenigingsleven.

Tussen Buinen en Nieuw-Buinen ligt de veenkolonie Buinerveen. Het dorp is halverwege de achttiende eeuw ontstaan, toen men vanuit Buinen begon met de vervening. Op een lange zandrug bij het riviertje Achterste Diep vestigden zich de eerste bewoners, met name boeren, veen- en landarbeiders. In de loop van de negentiende eeuw kwamen de grootschalige ontginningen op gang en ontwikkelde Buinerveen zich van een kleine veennederzetting tot een groot boerendorp met veenkoloniale akkerbouw. Tegenwoordig is Buinerveen vooral een forensendorp, dat sterk gericht is op de naburige dorpen en Stadskanaal.Haaks op de Noorderstraat-Zuiderstraat werden twee evenwijdig lopende kanalen aangelegd die aansloten op het Stadskanaal.Langs deze kanalen ontstond de veenkolonie Nieuw-Buinen, die zou uitgroeien tot één van de grootste plaatsen in de gemeente.Het Zuiderdiep werd rond 1905 verlengd tot aan Buinen, wat ook een belangrijke economische impuls was voor Buinerveen. Door de groei na de Tweede Wereldoorlog van zowel Buinerveen als Nieuw-Buinen loopt de bebouwing van beide plaatsen tegenwoordig in elkaar over. In het noorden grenst Buinerveen aan Drouwenerveen, naar het zuiden toe loopt de bebouwing door tot in Exloërveen. Het Zuiderdiep is inmiddels grotendeels gedempt.Anders dan de vele veenkolonies in het Oostermoergebied, is Buinerveen van oorsprong geen kanaaldorp maar een wegdorp.Door de lintbebouwing kent Buinerveen geen echt dorpscentrum. De kruising van de wegen Noorderstraat, Hoofdstraat, Zuiderstraat en Buinerstraat wordt daarom als dorpskern beschouwd. Daar staat ook het bekende café De Viersprong, dat tevens als dorpshuis fungeert.Aan het Zuiderdiep 7 staat de voormalige Silokerk, een kleine zaalkerk met dakruiter. Sinds 2006 is de kerk een atelier en galerie. De sportvelden en de ijsbaan van het dorp bevinden zich aan de Noorderstraat.

Zuidwestelijk van Eelde liggen de esdorpen Bunne en Winde. De bebouwing van de dorpen loopt langs de Peizerweg in elkaar over. Bunne en Winde worden van elkaar gescheiden door een bovenloop van het Eelderdiep. De dorpen vormden eeuwenlang samen een boermarke.Westelijk van de dorpen liggen de natuurgebieden Bunnerveen en Stuifgat, restanten van het uitgestrekte hoogveengebied dat pas na de Tweede Wereldoorlog is ontgonnen.Bunne en Winde zijn ontstaan in de middeleeuwen. Omstreeks 1145 werd op initiatief van de bisschop van Utrecht, die destijds veel bezittingen had in Drenthe, een versterkt huis met een kapel gebouwd in Bunne. Aan het eind van de dertiende eeuw schonk de toenmalige bisschop de burcht en het landgoed aan een Duitse ridderorde. Zij stichtte daar één van de drie kloosters van Drenthe, de Commanderij van de Duitse Orde. Het werd ook wel het Duitse Huis der Heilige Maria genoemd. De commandeur, de hoogste in rang in de Duitse ridderorde, bestuurde het landgoed. De inkomsten waren bestemd voor kruistochten in de Baltische staten. De bewoners van het landgoed kwamen uit het klooster van Utrecht.In de tweede helft van de zestiende eeuw werd de kapel afgebroken en werd de commanderij gesloten. De oude burcht was in verval geraakt en werd nauwelijks nog gebruikt. Toen het geleidelijk zijn kloosterfunctie verloor, zo rond 1560, werd de commanderij het Huis te Bunne genoemd. De Duitse Orde verkocht het landgoed en de burcht werd eind achttiende eeuw omgebouwd tot boerenwoning. De gracht die om het grote huis heen lag werd gedempt, de zware houten brug werd verwijderd en twee verdiepingen van het pand werden afgebroken.Later is het nog meermalen verbouwd. Op de plek waar ooit het klooster stond, staat nu aan het Westeinde 1 het boerenwoonhuis uit de achttiende eeuw.Oorspronkelijk had Bunne een grote driehoekige brink, maar deze is nagenoeg verdwenen door de bouw van de zuivelfabriek aan de Eelderweg. Winde heeft geen brink, maar de huidige verspreide bebouwing doet vermoeden dat het dorp in het verleden wel een weilandbrink heeft gehad. De structuur van Winde is in de loop der jaren redelijk ongewijzigd gebleven. Aan de Peizerweg in Winde staat een aantal karakeristieke kop-romboerderijen, zoals de boerderij aan de Peizerweg 103 uit 1885 en de boerderij even verderop met een groot woonhuis in neorenaissancevormen. Bunne heeft enige komvorming rond de kruispunten Burchtweg-Eelderweg en DonderensewegPeizerweg, maar verder heeft ook dit dorp voornamelijk verspreide bebouwing. Aan de Donderenseweg staan een paar krimpenboerderijen die omstreeks 1900 zijn gebouwd.In 1896 werd aan de Peizerweg de coöperatievezuivelfabriek Bunne en Winde geopend. Hier werden eerst met handkracht en later met stoomkracht boter en consumptiemelk geproduceerd. Er was ook een korenmalerij. In de jaren ’20 werd de fabriek uitgebreid met onder meer een molenaarswoning, een graanpakhuis, een kolenloods en een directeurswoning.In 1936 verrees een compleet nieuwe fabriek ter vervanging van de oude. Het nieuwe gebouw was ontworpen door J. Boelens en bestaat uit geschakelde bouwdelen die in hoogteverschillen. Door schaalvergrotingen in de zuivelindustrie moest Bunne en Winde in 1968 sluiten. Het farbiekspand functioneerde nog enige tijd als opslagloods voor de Drentsche Ondermelk Organisatie, daarna werd het een metaalwarenfabriek.Bunne en Winde hebben weinig eigen voorzieningen, waardoor inwoners afhankelijk zijn vannaburige plaatsen als Eelde, Yde, Donderen of Vries. Op de plaats waar vroeger in Bunne het clubhuis van de ijsbaan stond, is recent het nieuwe dorpshuis voor Bunne, Winde en Bunnerveen geopend. Voorheen kwamen de dorpelingen samen in de school of het dorpscafé, maar de eerste werd gesloten en de laatste kreeg een andere bestemming. Samen hebben de drie plaatsen een belangenvereniging en een vereniging voor volksvermaken. ■