Dorpen van de provincie Drenthe

Kies de beginletter


Op een zandrug langs een oude route tussen Coevorden en Groningen is in de vroege middeleeuwen het esdorp Dalen ontstaan. In de dertiende eeuw wordt Dalen voor het eerst vermeld als Danlon, in 1976 vierde het dorp het 750-jarig bestaan. De naam verwijst naar de laaggelegen beekdalen van het Loodiep en Drostendiep. Men vermoedt dat de naam eerst aan de streek werd gegeven en later is overgegaan op de nederzetting. Dalen heeft een brink en een brinkrestant aan de Noordwijk.De essen liggen voornamelijk aan de westkant van het dorp.De dorpskern heeft zich ontwikkeld langs de Emmerweg, De Brinken en de Hoofdstraat.Na 1850 breidde het dorp in oostelijk richting uit, na de Tweede Wereldoorlog groeide Dalen ook aan de west- en noordkant. Door die uitbreiding werden buurschappen als De Bente en Noordwijk onderdeel van Dalen. Na de oorlog transformeerde Dalen van een agrarisch dorp geleidelijk naar een groot forensendorp onder de rook van Coevorden. Tot de gemeentelijke herindeling van 1998 was Dalen hoofdplaats van de gelijknamige gemeente, waartoe onder meer Dalerveen en Wachtum behoorden. Daarna is Dalen gefuseerd met vier andere gemeentes en valt het nu onder gemeente Coevorden.Aan de Hoofdstraat staat de grote hervormde kerk. De oorsprong van de kerk gaat terug tot in de late middeleeuwen. De gotische toren dateert uit de tweede helft van de vijftiende eeuw. De kerk raakte aan het begin van de negentiende eeuw zwaar beschadigd door zowel de Franse belegering als door een zware storm.Besloten werd de kerk af te breken. Op de fundamenten van de oude kerk verrees in 1824 het huidige kerkgebouw. Tot de inventaris behoren onder meer een luidklok uit 1639, een herenbank en preekstoel die rond 1800 zijn gemaakt en een orgel uit 1850. Het doopvont uit 1624 is in bezit van het Drents Museum.Dalen heeft twee stellingkorenmolens, De Bente en de Jan Pol. De Bente staat aan de gelijknamige weg, zuidlijk van Dalen en is de oudste van de twee. De molen is gebouwd in 1814 als opvolger van een molen die door beschietingen van het Franse leger in brand was gevlogen.In de Tweede Wereldoorlog raakte De Bente in verval en werd hij deels ontmanteld. In de jaren ’70 kocht de toenmalige gemeente Dalen de molen en zorgde voor restauratie. De molen is weer in bedrijf en er is een molenwinkel in de stenen onderbouw gevestigd.De Jan Pol staat aan de Molenwijk, nabij het centrum, en dateert uit 1876. De molen werd gebouwd om een door bliksem afgebrande voorganger te vervangen. De stelling is bijna tien meter hoog en de Jan Pol is daardoor één van de hoogste molens van de provincie. De molen is vernoemd naar de laatste molenaar, die in 1982 overleed. Na meerdere restauraties werd de Jan Pol in 1994 een museum, waar de geschiedenis van graanproductie in beeld is gebracht.In 1889 werd aan de Emmerweg een coöperatieve stoomzuivelfabriek opgericht. Al na enkele jaren breidde de boterfabriek uit. In de jaren ’40 van de vorige eeuw trad de coöperatie toe tot de Drentse Ondermelk Organisatie (DOMO) en fuseerde het met Coevorden en Noordbarge tot Cominzo. Door schaalvergrotingen moest de fabriek in Dalen in 1978 sluiten. Het pand werd in 1982 gesloopt. Tegenwoordig is op deze plek een gezondheidscentrum gevestigd.Dalen telt veel bijzondere woonhuizen en boerderijen. Bezienswaardig zijn de negentiendeeeuwse eenlaagswoningen aan de Hoofdstraat en de oude boerderijen aan de Noordwijk en de Kruisstraat. In een uit 1832 daterend gebouw aan de Hoofdstraat is nu café-snackbar d’Oale Bakkerij gehuisvest. Een oude bakkersoven herinnert aan de oorspronkelijke bestemming van het pand.Aan het begin van de vorige eeuw kreeg Dalen aansluiting op het spoortraject Zwolle-Stadskanaal. Aan de Kymmelskampen werd een klein station gebouwd, dat nagenoeg identiek was aan het station in Rolde. Door de komst van het station werden er woningen gebouwd aan de Stationsstraat en de Reindersdijk. Het oude stationsgebouw staat er niet meer, maar de stoptrein op het traject Zwolle-Emmen stopt nog altijd in Dalen.In 2010 is Dalen weer gastplaats van het jaarlijkse Zuidenveldfeest, een evenement dat sinds 1920 om de beurt wordt verzorgd door één van de acht voormalige Zuidenveldgemeentes. Oorspronkelijke bestond het feest uit een tentoonstelling van agrarische producten, inmiddels is het uitgegroeid tot een heuse feestweek. Tussen 1992 en 2008 werd in Dalen ieder jaar de Landelijke Indië en Nieuw-Guinea Veteranendag georganiseerd. Door bezuinigingen van overheidswege is een voortzetting van dit evenement nog onzeker. Bij het multifunctionele gebouw De Spinde staat het natuurstenen beeld De Indiëganger.Ten zuidoosten van Dalen ligt recreatiegebied Huttenheugte ingeklemd tussen het Drostendiep en het Stieltjeskanaal. Hier is onder meer een bungalowpark en een grote zwemplas. In de zomer worden in Dalen veel activiteiten georganiseerd, zoals een warenmarkt, een missverkiezing en sportevenementen als de Albert Eisingloop en het Nederlands Kampioenschap Wielrennen voor clubteams. ■

Het kanaaldorp Dalerpeel is aan het begin van de twintigste eeuw ontstaan zuidwestelijk van Dalen. Om de veengebieden ten westen van Coevorden te kunnen ontginnen werd het veenkanaal Dommerswijk gegraven, dat vanaf de Lutterhoofdwijk bij De Krim in noordelijke richting loopt. Langs de Dommerswijk werden in de gemeente Dalen kleine arbeiderswoningen en boerderijen gebouwd. De naam van het dorp is ontleend aan de plaats van herkomst van de Griendtsveen Turfstrooisel Maatschappij, die rond 1900 het Veenhuizerveen kocht.Dit bedrijf was namelijk ook actief in de Limburgse De Peel.Dalerpeel ontwikkelde zich snel. Het dorp breidde zich uit tot aan de Prins Hendrikstraat, waardoor een blokvormige dorpsstructuur ontstond. Later is daar nieuwbouw bijgekomen langs De Koningweg en de Vlonder, tussen de Steigerwijk en de voormalige gemeentegrens met Coevorden. Het dorp kreeg een kleine hervormde kerk, enige middenstand en de protestants-christelijke Willem-Alexanderschool. In 2007 kreeg de lagere school, samen met dorpshuis De Breiberg, de jeugdsoos en de peuterspeelzaal, een nieuw onderkomen in de multifunctionele accommodatie Het Spectrum.Het dorp heeft een actief verenigingsleven en onderhoudt nauwe banden met het nabijgelegen Nieuwe Krim. De dorpen delen onder meer een activiteitenvereniging.Rond Dalerpeel liggen enkele restanten hoogveen, die tot beschermd natuurgebied zijn uitgeroepen. In deze streek krijgt men een goed beeld hoe Drenthe er ten tijde van de grote verveningen moet hebben uitgezien. Alle stadia van de ontginning zijn hier nog waar te nemen.De natuurterreinen bij het dorp worden beheerd door stichting Het Drentse Landschap en bieden ruimte aan tientallen soorten vogels en een bijzondere veenfora. In het gebied Kleine Staarman, ten westen van Dalerpeel, is een fraaie wandelroute uitgezet. In de reservaten De Witten en Berkmeer, nabij het Kanaal Coevorden-Zwinderen, probeert Staatsbosbeheer de natuurlijke hoogveenvegetatie zoveel mogelijk zijn gang te laten gaan.

Dalerveen is ontstaan in de middeleeuwen, doordat bewoners uit Dalen en Wachtum zich vestigden op de hogere zandgronden aan de rand van het veen. Vanuit de nieuwe nederzetting werd het moerassige gebied ontgonnen.In de negentiende eeuw werd de ontginning veel grootschaliger. Een deel van het Dalerveensche Veen ten oosten van het dorp is bewaard gebleven. Dit natuurgebied leent zich prima voor wandelingen en grenst aan een natuurbad met camping.De bebouwing van Dalerveen ligt verspreid aan weerszijden van de Hoofdstraat, de vroegere Dwarsdijk, en enkele dwarsstraten. Een dorpskern heeft zich gevormd bij de kruising van de Hoofdstraat en De Lichtenburg. Het meest noordelijke deel van Dalerveen wordt De Haar genoemd. Het dorp telt enkele fraaie boerderijen uit de zeventiende- en achttiende eeuw. Deze boerderijen liggen iets verder van de weg dan die van latere datum. In 1884 kreeg het dorp bij het Hakenbosch een eigen lagere school, die in de jaren ’50 verhuisde naar een modern pand aan de Hoofdstraat. Later is de school met die in Stieltjeskanaal gefuseerd tot de openbare Stidalschool.In 1894 opende in Dalerveen coöperatieve zuivelfabriek De Hoop. In 1916 kreeg de boterfabriek een eigen malerij, waardoor de plaatselijke molen zijn functie verloor en later werd afgebroken. Door schaalvergroting in de zuivelindustrie moest de fabriek in 1969 sluiten. De hoge schoorsteenpijp werd in 1987 naar beneden gehaald, het fabrieksgebouw werd gesloopt in 1996. Aan de Hoofdstraat staat nog de voormalige directeurswoning uit 1930, die is opgetrokken met fraaie Jugendstil-elementen.Omstreeks 1905 kreeg Dalerveen een eigen station aan het spoortraject tussen Zwolle en Stadskanaal. De treinhalte werd vlak voor de Tweede Wereldoorlog opgeheven, waarna het stationsgebouw werd afgebroken.

Darp ligt tussen Havelte en Havelterberg aan de rand van een bosrijk gebied langs de provinciegrens met Overijssel. De eerste bewoners vestigden zich iets oostelijker van het huidige dorp, nabij de kruising van de Darperkerkweg met de Ruiterweg. Tot het eind van de middeleeuwen werd Darp aangeduid met de naam Hesselte of Westerhesselte. Daarna verschoof de bebouwing geleidelijk oostwaarts en ontstond het esdorp Havelte. Hesselte kreeg daarna de naam Darp.De Tweede Wereldoorlog heeft de geschiedenis van Darp drastisch veranderd. De Duitse bezetter liet ten westen van Havelte een militair vliegveld aanleggen. Rond 1942 werden daarvoor grote percelen bos gekapt en een groot deel van de boerderijen van Darp geruimd.Kort nadat het vliegveld gereed was, werd het gebombardeerd door de geallieerden. Na de oorlog werd Darp herbouwd westelijk van de vroegere kern.Het natuurgebied ten noorden en noordoosten van Darp is voor een groot deel in gebruik als militair oefenterrein. Aan de andere kant van de provinciegrens, ligt de Johannes Postkazerne. Dit grote legerkamp is gebouwd in de jaren ’50. Uit die periode stammen ook de oefenterreinen. Het nabijgelegen Kamperzand, een gebied met stuifzanden, heide en naaldbossen, is opengesteld voor publiek, maar nog wel in beheer bij defensie.Westelijk van Darp ligt de Bisschopsberg. Deze berg van ruim zestien meter hoog is ontstaan door opstuwing in de IJstijd. In de vroege middeleeuwen gebruikte de bisschop van Utrecht, die veel bezittingen had in Drenthe, deze berg als plek om zijn pachten te innen. Ook werd deze berg gebruikt als vergaderplaats van de Landsdag, destijds het hoogste bestuurlijke orgaan van Drenthe.Darp heeft weinig eigen voorzieningen. Wel heeft het een eigen basisschool. Op het voormalige terrein van de Waterleiding Maatschappij Overijssel aan de Veldweg staat sinds 1982 de Openbare Basisschool Darp. Ook beschikt Darp over buurthuis De Stobbe aan de Linthorst Homanstraat.

Het langgerekte wegdorp De Groeve ligt ten oosten van de monding van de Hunze in het Zuidlaardermeer. Het dorp heeft zich in de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkeld aan weerszijden van de Hunzeweg, tussen Zuidlaren en de provinciegrens met Groningen.Aan de andere kant van de Semslinie heet deze weg Woldweg, de lintbebouwing wordt Wolfsbarge genoemd. De dorpskern van De Groeve ontstond bij de brug over de Hunze, waar ook een hotel-restaurant gevestigd was en boten werden verhuurd.De Groeve had meerdere molens, waarvan één bewaard is gebleven. Aan de Hunzeweg staat nu de enig overgebleven poldermolen van Drenthe, De Boezemvriend. Deze achtkante windmolen stamt uit 1871 en moest overtollig water uit de Zuidlaarderpolder malen. De molen is meerdere keren gerestaureerd en kreeg pas in 1990 zijn naam. De Boezemvriend is nog steeds maalvaardig en kan in noodgevallen het waterschap bijstaan.In 1893 werd aan de Hunzeweg de coöperatieve stoomzuivelfabriek Zuidlaren geopend.In 1921 kwam er een korenmalerij bij. Het gebouw werd omstreeks 1935 verbouwd, waarbij het zijn huidige zakelijk-expressionistische uiterlijk kreeg. In 1968 sloot de fabriek, tegenwoordig wordt het pand gebruikt als autohal en garage. Omstreeks 1925 werd openbare lagere school De Schuthoek geopend in een klein pand in enigszins expressionistische stijl.De basisschool is later gefuseerd met andere scholen, maar bestaat nog steeds. In 1986 kreeg De Groeve een eigen buurthuis aan de Kruierij, Klein Kruierij genaamd. Het is in 2003 uitgebreid. In 2008 is de gemeente Tynaarlo begonnen met de uitgifte van bouwpercelen van de nieuwbouwwijk Zuidoevers, die verrijst aan het Zuidlaardermeer tussen de Kruierij, de Hunzeweg en de Hunze. Een groot stuk grond nabij de nieuwe wijk, in het dal van de Hunze, wordt natuurgebied.

Aan de doorgaande weg tussen Schoonoord en Schoonloo ligt De Kiel. Het dorp is ontstaan in de loop van de negentiende eeuw uit een nederzetting van plaggenhutten. De eerste bewoners waren voornamelijk landlopers en ander volk dat het dorpsleven schuwde. Zij bouwden hun hutten clandestien en binnen één nacht. Een ongeschreven wet luidde namelijk dat als een bouwwerk bij zonsopgang een rokende schoorsteen had, het door de eigenaar van de grond niet meer mocht worden afgebroken.Een belangrijke reden waarom deze mensen zich hier vestigden, was dat de nederzetting vlakbij een hooggelegen punt lag waar zes gemeentes bij elkaar kwamen. Dit waren Sleen, Borger, Odoorn, Rolde, Zweeloo en Westerbork. Als men iets op zijn kerfstok had, was het dus een kleine moeite zich terug te trekken in een andere gemeente. Tot 1811 kwamen hier zeven boermarken samen, dit punt is nog te herkennen aan de Zevenmarkensteen. De naam die aan de nederzetting werd gegeven duidt op de uithoeken van de zes gemeentes die hier schuin naar elkaar toe liepen en elkaar dus kielden. In 1942 werd de gemeente Sleen in noordelijke richting uitgebreid ten koste van de andere gemeentes.In de twintigste eeuw maakten de plaggenhutten plaats voor stenen woningen en boerderijen en werd op het heideveld bos aangeplant. De Kiel ontwikkelde zich tot een welvarende plaats waar toerisme een belangrijke rol vervult. Door de ligging nabij Boswachterij Sleenerzand zijn in en om De Kiel meerdere campings en bungalowparken. In 1931 kreeg De Kiel een eigen drieklassige lagere school aan de Rolderstraat, waar een onderwijzerswoning naast werd gebouwd. In het pand is nog altijd de christelijke basisschool De Kiel gehuisvest. In 2006 bestond de school 75 jaar, een heuglijk feit dat vanwege een verbouwing pas in 2007 groots gevierd kon worden. De Vereniging voor Dorpsbelangen en de Stichting Dorpshuis De Kiel vierden in datzelfde jaar hun 25-jarige jubileum.

Het wegdorp De Punt ligt zuidoostelijk van Eelde aan de Groningerstraat en het daarnaastgelegen Noord-Willemskanaal. De Drentsche Aa stroomt ten oosten van het kanaal en vormt hier de provinciegrens. De Punt loopt door tot aan Glimmen in de provincie Groningen. In 1736 stond net over de provinciegrens aan de Groningerstraat het Huis de Groninger Punt, een voormalige herberg en tolhuis. De Punt werd daarom lange tijd de Drentse Punt genoemd.De plaatsnaam komt van veerpont, daarmee stak men hier vroeger de Drentsche Aa over.Het dorp kwam pas goed tot ontwikkeling na de aanleg van het Noord-Willemskanaal rond 1860. Bij De Punt is later de schutsluis Sluis IV gebouwd. In 1877 richtten een aantal particulieren waterwinbedrijf De Punt op, dat later is overgenomen door Waterbedrijf Groningen.Halverwege de jaren ’90 is bij het dorp, tussen het kanaal en rijksweg A28, een groot waterbekken aangelegd ten behoeve van de drinkwatervoorziening van de stad Groningen.Door uitbreiding aan de westkant van het dorp staan er nu ook huizen aan weerszijden van de Norgerweg en is het dorp bijna vastgegroeid aan het naburige Yde. De inwoners van De Punt en Yde vormen samen een hechte gemeenschap. De Stichting Activiteiten Yde de Punt organiseert jaarlijks autocrossraces langs de Duinstraat. De twee dorpen vormen samen ook een corsowijk op het bloemencorso van Eelde. Op de hoek van de Groningerweg en de Norgerweg stond tot 2006 café De Oude Snik.Tegenwoordig heet het Entrée, een koffe- en theehuis met curiosawinkel.De Punt kwam in 1977 in het nieuws door de treinkaping op de lijn Groningen-Zwolle. Gewapende Zuid-Molukse jongeren zetten de trein stil nabij De Punt en hielden daar een kleine vijftig mensen gegijzeld. Tegelijk werd de basisschool in Bovensmilde gegijzeld. Door inzet van het leger kwam na twintig dagen een einde aan de treinkaping die aan acht mensen het leven kostte.

Ten oosten van Meppel liggen de buurschappen Rogat en De Schiphorst. De bebouwing van Rogat concentreert zich bij een schutsluis op de zuidelijke oever van de Hoogeveensche Vaart. Het zuidelijke deel van Rogat bestaat uit een gemengd bedrijventerrein, dat direct grenst aan de rijksweg A28 tussen Hoogeveen en Zwolle. Op de noordelijke oever ligt het buurschap Broekhuizen.Rogat ontwikkelde zich vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw. In 1889 werd hier de eerste stoomzuivelfabriek van Drenthe geopend. De fabriek richtte zich voornamelijk op de productie van consumptiemelk en is in de loop der jaren meerdere malen uitgebreid.Vanwege een fnancieel noodzakelijke schaalvergroting van de Drentse Ondermelk Organisatie (DOMO), moest de zuivelfabriek van Rogat in 1978 sluiten. Het fabriekspand is eind jaren ’80 gesloopt.De Schiphorst is de benaming voor de streek ten zuiden van Rogat en ten westen van De Wijk.Vanaf De Wijk verbindt de Schiphorsterweg de verspreide bebouwing van De Schiphorst met het Overijsselse buurschap Lankhorst in het oosten. Aan de zuidkant van De Schiphorst meandert het riviertje de Reest, dat hier de grens vormt tussen Drenthe en Overijssel. In het Reestdal, aan de Schiphorsterweg 28, bevindt zich ooievaarsbuitenstation De Lokkerij.In de middeleeuwen bouwde men in deze streek boerderijen vanwaaruit op kleine schaal ontginning plaatsvond. Een aantal boerderijen groeide uit tot havezate. Aan de Schiphorsterweg 34 staat nog het statige pand van De Havixhorst. De oudste vermelding van De Havixhorst gaat terug tot 1371. Het huidige gebouw is echter omstreeks 1753 gebouwd.Aan de overzijde van de Schiphorsterweg staat herenhuis De Lindenhorst, ooit onderdeel van het landgoed van de havezate. Zowel De Havixhorst als De Lindenhorst hebben tegenwoordig een horecafunctie. Aan het oostelijk uiteinde van de Schiphorsterweg, vlakbij De Wijk, ligt Landgoed Dickninge. Het landhuis is gebouwd in 1813 en staat op het terrein van het voormalige benedictijner klooster Soetendale.

Het esdorp De Wijk ontstond in de twaalfde eeuw op hoger gelegen zandgronden ten noorden van het Reestdal. Op kleine schaal vonden in dit gebied ontginningen plaats, waardoor meerdere kleine nederzettingen ontstonden.De gunstige ligging ten opzichte van Meppel en de aanwezigheid van een klooster droegen ertoe bij dat De Wijk zich sneller ontwikkelde dan de naburige plaatsen. De bebouwing bestond in de middeleeuwen voornamelijk uit boerderijen, waarvan enkele later zijn uitgegroeid tot havezaten.Omstreeks 1325 werd op het landgoed Dikninge, ten zuidwesten van De Wijk, een Benedictijner klooster gevestigd. Dit aan Maria gewijde klooster stond oorspronkelijk in Ruinen. De toename van de Ruiner bevolking ging echter ten koste van de rust in het convent. Daarom werd besloten werd te verhuizen naar De Wijk, waar het klooster al enkele bezittingen had.Het nieuwe klooster, waar zowel monniken als nonnen woonden, kreeg de naam Soetendale en groeide uit tot een belangrijk religieus en cultureel centrum in de regio.Vanuit het klooster werden de kerken van onder meer Ruinen, Beilen en Blijdenstein aangestuurd. De monniken hadden de leiding over de ontginningen van de veengebieden ten noorden van De Wijk. Ook werd er handel gedreven met plaatsen als Meppel en Steenwijk. In de loop van de zestiende eeuw kwam het klooster in zwaar weer. Als gevolg van de Tachtigjarige Oorlog trokken de kloosterlingen geleidelijk weg. In 1603 werd het klooster opgeheven, de gebouwen gingen over aan het Landschap Drenthe. Omstreeks 1672 werd de abdijkerk afgebroken en werden de stenen gebruikt voor de aanleg van wegen. De overige kloostergebouwen raakten in verval en werden uiteindelijk eind achttiende eeuw gesloopt.Op het voormalig kloosterterrein aan de Schiphorsterweg werd in 1813 het Huis Dikninge opgeleverd aan de familie De Vos van Steenwijk. Het is een blokvormig landhuis in een neoclassicistische stijl. Om het landgoed ligt een brede gracht, een kunstmatig aangelegde zijtak van het riviertje Reest. Rond het huis werd een grote tuin aangelegd in een Engelse landschapsstijl. In de twintigste eeuw is daar nog een bloementuin aan toegevoegd. Op het landgoed van Huis Dikninge staan ook twee dienstwoningen.Aan de westrand van De Wijk, aan het begin van de Dorpsstraat door het buurschap De Schiphorst, staat het landhuis Voorwijk. Dit herenhuis verrees omstreeks 1790 en is in tegenstelling tot veel andere havezaten niet gebouwd op de fundamenten van een voorganger. Huize Voorwijk was eigendom van de familie Tonckens, maar werd al na enkele jaren verkocht aan de leden van de familie De Vos van Steenwijk. Aan weerszijden van Voorwijk staan koetshuizen, waardoor een gedeeltelijk besloten voorplein is ontstaan.Aan de Schiphorsterweg in buurschap De Schiphorst staat de voormalige havezate De Havixhorst. Dit landhuis is in 1753 gebouwd ter vervanging van een afgebrand huis uit de veertiende eeuw. Bij De Havixhorst ligt een grote symmetrisch aangelegde tuin met een plantenkas uit 1870. Aan het voorplein van het landhuis staan enkele bouwhuizen en het geheel wordt omringd door een gracht. In 1989 is De Havixhorst volledig gerestaureerd, tegenwoordig doet het huis dienst als hotel.In en rondom De Wijk staan veel fraaie boerderijen uit de achttiende en negentiende eeuw.@Aan de Professor Blinkweg, de Commissieweg en de Dorpsstraat vindt men voornamelijk hallenhuisboerderijen met een dwarsgeplaatst woonhuis. Deze herenhuisachtige woongedeeltes zijn soms rijkelijk versierd met eclectische of jugendstildetails. Met name het buurschap De Schiphorst, dat aan De Wijk grenst, telt vele monumentale boerderijen.In het centrum van het dorp staat sinds 1829 de grote achtkante korenmolen De Wieker Meule. Opvallend is de met riet gedekte houten ombouw rondom de stenen onderbouw van de molen. Op deze ombouw rusten de romp en de witgeverfde stelling van de molen.Op de romp staat in riet gedekt het jaartal 1829. Rond 1962 raakte de molen buiten bedrijf en in verval. Doordat de Wieker Meule in handen kwam van een stichting, kon het in de loop van de twintigste eeuw worden gerestaureerd en nu kan hij weer malen.In de tweede helft van de negentiende eeuw breidde De Wijk uit in noordelijke richting.Omdat De Wijk nabij de provinciegrens met Overijssel ligt, mocht het dorp tol heffen.Twee tolhuisjes zijn bewaard gebleven. Aan de Staphorsterweg bij de Reest staat een klein tolhuisje uit 1860, dat vroeger ook dienst deed als keuterboerderij. Aan de westkant van De Wijk, aan de Schiphorsterweg, staat een tolhuisje uit 1870.Na de Tweede Wereldoorlog raakte de oude dorpskom volledig ingesloten door nieuwbouw.De Wijk heeft een groot winkelaanbod en is vanwege de ligging bij het Reestdal geliefd bijtoeristen. Ten oosten van De Wijk, in het buurschap De Stapel, staat het informatiecentrumEnde van de stichting Het Drentse LandschapVanaf hier zijn mooie wandelingen te maken langs de Reest, het riviertje dat onder De Wijkde grens vormt tussen Overijssel en Drenthe.Belangrijk in De Wijk zijn het ontmoetingscentrum De Havezate, de grote openbare lagere school De Horst en uiteraard het rijke verenigingsleven. Lange tijd was De Wijk de hoofdplaats van de gelijknamige gemeente.In 1882 is daarvoor een oude herberg aan de Dorpsstraat verbouwd tot een raadhuis anneveldwachterswoning. Rond 1989 is een nieuwraadhuis gebouwd even verderop in de straatBij de gemeentelijke herindeling van 1998 fuseerde De Wijk met de gemeentes Ruinen, Ruinerwold en Zuidwolde tot de nieuwe gemeente De Wolden. ■

Ten noordoosten van Dalen ligt het kleine esdorp Den Hool. De oorsprong van het dorp ligt in de middeleeuwen, toen boeren zich vestigden op zandgronden aan de rand van het stroomdal van het Oude Diep. De naam is afgeleid van een oud woord voor een moerassig gebied. Den Hool heeft een grote veelhoekige brink, die door eiken- en kastanjebomen wordt omzoomd. Vroeger lag er een dobbe op de brink. De Hoolingeresch grenst aan Dalerveen en het buurschap Schimmelarij.De eerste vermelding van Den Hool dateert uit 1634. In dat jaar werd een kaart van ZuidoostDrenthe vervaardigd waarop de Schans ter Hole stond ingetekend. Dit was een militair verdedigingswerk dat aan het begin van de zeventiende eeuw was gebouwd in de buurt van het huidige Den Hool. De schans stond op een hoge, strategische positie in het veen, zodat de doorgang door het veengebied was geblokkeerd voor soldaten van de Spaanse stadhouder. De gracht die om de schans lag, stond in verbinding met de beek Oude Diep, die nog altijd het dorp doorkruist. Van de Schans ter Hole is niets bewaard gebleven.De huidige bebouwing van Den Hool bestaat voornamelijk uit boerderijen aan weerszijden van de gelijknamige weg. Een aantal boerderijen dateert in de kern uit de achttiende en negentiende eeuw. Voor dagelijkse voorzieningen is Den Hool aangewezen op Dalen en Veenoord. Toch heeft Den Hool nog wel enige bedrijvigheid, er zijn meerdere boerenbedrijven en enkele bedrijven in de toeristische sector. In en om het dorp is onder meer een sprookjeshotel, een camping met circus- en zigeunerwagens, een excursieboerderij annex bierproeverij en een ijsboerderij. Ten noorden van Den Hool, aan de andere kant van de Verlengde Hoogeveensche Vaart en het kanaaldorp Holsloot, ligt het grote recreatiepark Ermerzand.

Deurze is een esnederzetting die in 1259 voor het eerst werd vermeld als Durse. Uit archeologische vondsten in de omgeving is gebleken dat het gebied al in de ijzertijd bewoond moet zijn geweest. Deurze wordt gevormd door een lint van boerderijen langs de gelijknamige weg, tussen het Deurzerdiep aan de westkant en de Deurzeresch ten oosten van het dorp. Het Deurzerdiepgebied maakt onderdeel uit van het Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa.In 1259 bestond Deurze uit één boerderij met een watermolen, landbouwgrond, groenlanden en waterstromen. Het was eigendom van de graaf van Bentheim, maar kwam door een ruil in handen van het klooster Mariënkamp, dat destijds verhuisde van Coevorden naar Assen. In 1601, bij de opheffng van het klooster, had Deurze vier boerderijen. In 1832 was dat aantal gegroeid naar zeven en had het dorp een herberg op de plek waar tegenwoordig zalencentrum De Aanleg is gevestigd.Op de westoever van het Deurzerdiep, noordelijk van de huidige Deurzerbrug, staat het Schansje van Van Galen. Deze veldschans uit 1672 is vernoemd naar de bisschop van Münster, Bernhard van Galen, die daar tijdens zijn beleg van Groningen bivakkeerde. Vanaf de achttiende eeuw werd deze hooggelegen ommuurde ruimte vaak gebruikt door Duitse seizoensarbeiders om tijdens hun trektocht te overnachten. Een andere naam voor de schans is daarom ‘Poepenhemeltje’, afgeleid van de Duitse naam voor landarbeiders, ‘Buben’. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw is de schans gerestaureerd. De molen van Deurze, waar graan werd gemalen, werd in 1672 door de troepen van bisschop Van Galen vernield. Pas in 1999 zijn resten van de molen teruggevonden.In 1885 werd in Deurze de coöperatieve zuivelfabriek met de verenigingsnaam ‘Vooruitgang zij ons doel’ geopend. Het voornaamste product was boter, maar vanwege de concurrentie van de stoomkrachtfabrieken moest deze handkrachtfabriek in 1908 alweer sluiten. Daarna deed het pand dienst als winkel en woning.

Wie aan Diever denkt, denkt al gauw aan de openluchtspelen van het Shakespeare Theater Diever. Vanaf 1946 voert deze toneelvereniging ieder jaar een toneelstuk op van de zestiendeeeuwse Britse schrijver. Verspreid over een twintigtal voorstellingen in de zomermaanden trekt het theater ruim vijftienduizend bezoekers uit binnen- en buitenland. Zelfs de koninginnen Juliana en Beatrix hebben meermalen een voorstelling bezocht. In 1971 werd op de Brink het bronzen beeld De Elfenkoningin Titania en Spoel de Wever onthuld. De fguren in dit beeld zijn personages uit Shakespeares stuk Midzomernachtsdroom. In 2008 kreeg Diever enkele stenen uit het geboortehuis van Shakespeare, aangeboden door diens geboorteplaats Stratford-upon-Avon. Deze zijn geplaatst bij de ingang van het openluchttheater aan het Hezenes, waar ook het beeld De Omgekeerde Kroon staat dat geïnspireerd is op MacBeth.Diever is ontstaan in de vroege middeleeuwen op de plek waar nu Oldendiever ligt. Na de veertiende eeuw schoof de bebouwing noordwaarts in de richting van de Sint Pancratiuskerk. De nieuwe nederzetting kreeg de naam Diever, een naam die duidt op bewoning in een waterrijk gebied. Het oorspronkelijke Diever kreeg de naam Oldendiever. De dorpskern ontstond bij de Hoofdstraat en de Peperstraat en naast de kerkbrink ontstonden nog twee andere brinken. In het dorp staan nog enkele bijzondere boerderijen uit de achttiende en negentiende eeuw, met name aan de Hoofdstraat en de Kruisstraat.Op de plaats van de huidige Sint Pancratiuskerk aan de Hoofdstraat stonden eerst enkele houten kerken. In de twaalfde eeuw verrees de huidige romaanse toren, die tegen een tufstenen zaalkerk werd gebouwd. In de veertiende en vijftiende eeuw heeft men de oude zaalkerk in fases verbouwd tot de huidige gotische kerk.De gevelsteen met het jaartal 1760 herinnert aan een restauratie na een grote brand. In de kerk is nog een twaalfde-eeuws sarcofaagdeksel te bewonderen, dat vroeger dienst deed als altaartafel. Tot de inventaris behoren ook een achttiende-eeuwse herenbank en preekstoel en een orgel uit 1882. De kerk is nu in gebruik bij de hervormde gemeente van Diever.Diever ontwikkelde zich tot een belangrijke plaats in zuidwest-Drenthe. Het was de hoofdplaats van de Dieverdingspil en vormde dus een eigen rechtsdistrict. Het voormalige schultehuis op de Brink, gebouwd in 1604, herinnert hier nog aan. Dit was het huis van de lokale rechterlijk functionaris. Tegenwoordig is het pand in gebruik bij het Archeologisch Centrum West-Drenthe en heeft het een museumfunctie.Na 1850 is het dorp fink uitgebreid, met name in westelijke en zuidelijke richting. Er kwam bedrijvigheid, zoals een smederij aan de Hoofdstraat en een coöperatieve zuivelfabriek aan het Moleneinde. Eind negentiende en begin twintigste eeuw had Diever een belangrijke rol binnen de Drentse varkenshouderij. Aan de zuidkant van het dorp werd in 1882 stellingkorenmolen De Vlijt gebouwd. De groei van het dorp zorgde voor een toename van de welvaart, maar in 1861 ook voor de bouw van een armenwerkhuis aan de Groningerweg ten noordoosten van het dorp. Vlakbij het armenwerkhuis ligt het middelgrote hunebed D52.Diever ligt aan de rand van het Dieverzand, een bosgebied dat deel uitmaakt van het Nationaal Park Drents-Friese Wold. Niet voor niets zijn in en rond Diever veel campings en andere overnachtingsmogelijkheden te vinden. Tot 1998 vormde Diever een eigen gemeente, waartoe onder andere Wapse en Wittelte behoorden.Vanaf de gemeentelijke herindeling vormt Diever, samen met de gemeentes Havelte, Vledder en Dwingeloo de grote gemeente Westerveld.Vanaf eind 2008 staat het nieuwe gemeentehuis van Westerveld in Diever aan de nieuw aangelegde Raadhuisstraat, op het voormalige zwembadterrein. ■

Langs de doorgaande weg tussen Diever en Dwingeloo ligt aan weerszijden van de Drentsche Hoofdvaart het dorp Dieverbrug. Het dorp behoorde een tijdlang tot twee gemeentes, de bebouwing op de westelijke oever viel onder de gemeente Diever, de oostelijke oever rekende men tot Dwingeloo. Sinds de gemeentelijke herindeling van 1998 horen beide gemeentes, en dus geheel Dieverbrug, bij Westerveld.Dieverbrug ontstond in de tweede helft van de achttiende eeuw, na voltooiing van de Drentsche Hoofdvaart. Daarvoor, in de zeventiende eeuw, lag hier al de Leggelerbrugh over een kleine beek. Die beek werd uitgegraven tot de Smildervaart tussen Meppel en de venen van Smilde, en die werd later verdiept tot de Drentsche Hoofdvaart. De eerste bewoners vestigden zich nabij de nieuwgebouwde schutsluis en de brug. Omstreeks 1811 werd de nederzetting aangeduid als Dieverschebrug.De sluis werd later driehonderd meter naar het zuiden verplaatst.In de loop van de negentiende eeuw ontwikkelde Dieverbrug zich tot een klein, gezellig handelscentrum. Al vanaf 1829 werd de weg langs de Drentsche Hoofdvaart verhard, waardoor het dorp als een van de eerste in Drenthe aan een verharde weg lag. Het dorp kreeg een logement voor reizigers, een halte voor de postkoets en werd aanlegplek voor trekschuit De Snippe. Dieverbrug telt nog enkele fraaie panden uit de late negentiende eeuw. Aan het begin van de Dwingelerdijk staat bijvoorbeeld een groot huis in neoclassicistische stijl dat gebouwd is omstreeks 1880. Aan de rijksweg staat een hallenhuisboerderij uit 1894.Door die centrale ligging aan weg en water was Dieverbrug ook aantrekkelijk voor kleine industrieën. Omstreeks 1892 werd de kleine particuliere stoomzuivelfabriek van Hylkemeyer geopend. Rond 1925 werd in Dieverbrug in opdracht van de Drentse handelsonderneming Concordia een kalkbranderij gebouwd. De fabriek sloot in de jaren ’50, maar de fesvormige kalkovens staan er nog. Begin jaren ’90 zijn de ovens gerestaureerd en uitgeroepen tot industrieel monument.

Vlakbij Sleen ligt het kleine esdorp Diphoorn.Het is ontstaan in de middeleeuwen als een dochternederzetting van Sleen. Door een bevolkingstoename in dat dorp werd de beschikbare landbouwgrond schaars. Enkele Slener boeren verhuisden daarom naar de overzijde van de es om daar op een zandrug een nieuwe nederzetting te vormen. In 1542 werd de esrandnederzetting voor het eerst genoemd. Nog altijd worden Diphoorn en Sleen van elkaar gescheiden door de Molenesch en de Lutte-esch.Een deel van de Molenesch is nu ingericht als ijsbaan. Vroeger had Diphoorn een brink, maar die is inmiddels verdwenen.De bebouwing van Diphoorn ligt verspreid langs de gelijknamige weg. Het agrarische karakter is in de loop van de twintigste eeuw grotendeels verdwenen. Vanaf de jaren ’60 zijn veel boerenbedrijven opgeheven, waarna de boerderijen werden omgebouwd tot woonhuis.De omgeving van Diphoorn was al bewoond in de Romeinse tijd. In de buurt van het dorp heeft de bekende archeoloog Van Giffen delen van een Romeinse nederzetting aangetroffen, waaronder enkele individuele crematiegraven.De vondsten zijn uit de eerste eeuwen van onze jaartelling.Tussen de Meulenkampweg en de weg Diphoorn heeft de Trial Club Zuidoost Drenthe in 1981 een crossbaan voor motoren en fetsen aangelegd. Op deze zogenaamde trialbaan wordt wekelijks door enkele tientallen leden geoefend en ook worden er landelijke wedstrijden en demonstraties gehouden. Ten oosten van Diphoorn vormt de Sleenerstroom de gemeentegrens tussen Coevorden en Emmen.Daarachter begint het uitgestrekte Noordbargerbos met enkele heiderestanten en de bebouwing van Noordbarge en Emmen.

Aan de rand van het Nationaal Park DrentsFriese Wold ligt het esdorp Doldersum. Het dorp is al in de vroege middeleeuwen ontstaan.In documenten uit 1297 komt de plaats voor als Dolre, ruim een eeuw later als Doldersem.Doldersum is van oorsprong een agrarische nederzetting. Later vormde de eerste bebouwingskern zich aan twee zijden van de driehoekige brink. De grote es van Doldersum ligt ten zuiden van het dorp. Aan de oostkant stroomt de Vledder Aa, die lange tijd de grens vormde tussen de gemeentes Vledder en Diever.Het gebied ten westen van het dorp, tot aan de provinciegrens met Friesland, is halverwege de negentiende eeuw door de Maatschappij van Weldadigheid beplant met bos. Aan het begin van de twintigste eeuw ontwierp de Steenwijker notaris Willem Huender een nieuw wegenplan voor de regio tussen Vledder en Appelscha, zodat ook Doldersum goed bereikbaar bleef. Aan de naar hem vernoemde Huenderweg staat daarom een gedenknaald voor deze notaris. Aan dezelfde straat staat ook het herdenkingsmonument voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.Ten noorden van Doldersum ligt het grote heideterrein Doldersummerveld. In dit gebied wisselen droge en vochtige gronden elkaar af, waardoor men hier bijzondere, soms zelfs zeldzame fora aantreft en er veel soorten broed- en trekvogels komen. Sinds 2002 worden zowel het Doldersummer- als het Wapserveld begraasd door heideschapen. Iedere dag trekt herder Homan met zijn kudde Schoonebeker schapen eropuit vanaf de schaapskooi aan de Huenderweg. Even buiten Doldersum staat de grote kop-rompboerderij Sophiahoeve, de ecologische beheerboerderij voor landbouw en veeteelt van stichting Het Drentse Landschap.De omgeving maakt het dorp zeer aantrekkelijk voor natuurliefhebbers. In en om Doldersum zijn meerdere recreatie- en verblijfsmogelijkheden. Even buiten Doldersum, aan de Huenderweg en de weg Bungalowpark, is een langgerekt recreatiewoningenpark gebouwd. In het dorp zelf staat het zogenaamde Boekenhotel. Voor dit familiehotel staat het beeld Lezend Meisje.

In de middeleeuwen is noordwestelijk van Vries het esdorp Donderen ontstaan. In offciële documenten uit 1276 wordt Donderen al vermeld als Dunren. De betekenis van de plaatsnaam heeft niets met het weer te maken, maar met het bewonen van een duin of een hoger gelegen stuk land. Het dorp ontwikkelde zich nabij de kruispunten van wegen tussen Vries en Peize en tussen Norg en Roden.Vroeger had Donderen enkele brinken, maar die zijn na de negentiende eeuw allemaal verdwenen. Er staan nog wel een aantal karakteristieke achttiende-eeuwse Saksische boerderijen in het oude centrum. Aan de oude weg naar Bunne stond vroeger een korenmolen met de naam Molen van Donderen. Deze grondzeiler was in 1881 gebouwd en werd na 1926 ontmanteld. De molenaarswoning aan de Bunnerweg is bewaard gebleven. Café Hoving aan de Dorpsstraat vervult een centrale rol in het dorp.Donderen ligt ingeklemd tussen de grote Noorderesch en Zuideresch. Zuidwestelijk van het dorp ligt het Donderboerveld, een bouw- en graslandencomplex met enkele percelen woeste grond. Rond de vennen in het Langaarveen en het Doktersveen treft men bijzondere fora en fauna aan. Ten oosten van Donderen ligt de veenplas Stijfveen. Tussen Donderen en Yde is bij een veenafgraving in 1897 het veenlijk van het Meisje van Yde gevonden.In de twintigste eeuw ontwikkelde Donderen zich van een agrarische nederzetting tot een forensendorp. De meeste boerderijen in het dorp zijn niet meer in bedrijf en hebben een woonfunctie. Na de Tweede Wereldoorlog breidde het dorp uit en werd langs de Noordenveldweg een nieuwe woonwijk gerealiseerd. Donderen heeft een actief verenigingsleven. In 2008 werd voor de tiende keer het Zomerijsbaanspektakel georganiseerd, waarbij de lokale ijsbaan onder water wordt gezet en dienst doet als zwembad en vaarplas voor de jeugd.

Het esdorp Drijber ontstond in de vroege middeleeuwen in het stroomdal van de beek Oude Diep. De eerste dateert uit 1217, toen heette Drijber nog Triburd. De naam duidt waarschijnlijk op een drietal huizen of buurschappen, maar kan ook verwijzen naar een pontje om de beek over te steken. Het klooster van Ruinen bezat in de middeleeuwen een uithof in Drijber.Deze hofboerderij was onder meer logement voor reizende kloosterlingen. Vroeger had Drijber een brink, maar die is in de loop der jaren verdwenen. De Drijberse Es ligt aan de zuidzijde van het dorp.De omgeving van Drijber werd begin vorige eeuw op grote schaal ontgonnen. De goedkope grond trok veel jonge gereformeerde boeren uit Groningen en Friesland, die hier een nieuw bestaan wilden opbouwen. In het kader van de werkverschaffng werd in de jaren ’20 het Linthorst Homankanaal gegraven, dat de Beilervaart en de Hoogeveensche Vaart met elkaar verbond. Vlakbij dit kanaal werd in 1931 de Vuil Afvoer Maatschappij (VAM) geopend. Door de toenemende werkgelegenheid bouwde men in deze periode voor het eerst burgerwoningen in Drijber. Aan de Vamweg tussen Wijster en de VAM treffen we informatiecentrum De Blinkerd van de stichting Het Drentse Landschap aan.Net buiten de bebouwde kom staat sinds 1929 het schoolgebouw van de christelijke basisschool Drijber. De gereformeerde kerk van Drijber staat aan de Berkenweg. Deze eenvoudige zaalkerk met torentje dateert uit 1939. Hij is de opvolger van het naastgelegen kerkgebouw uit 1928, dat tegenwoordig dienst doet als consistorie. Een centrale plek in het dorp is weggelegd voor dorpshuis ’t Kaampie, waar onder meer de jongerensoos en de toneelvereniging onderdak vinden. Sinds 1980 organiseert het dorp ieder jaar een spelweek, waarin de straatverenigingen het tegen elkaar opnemen. In de omgeving van Drijber zijn meerdere campings.Aan het Linthorst Homankanaal, langs de doorgaande weg richting Mantinge, ligt een groot bungalowpark.

In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond aan de weg Drogteropslagen het gelijknamige, langgerekte wegdorp. Drochteropslagen ligt vlakbij de provinciegrens tussen Drenthe en Overijssel die hier wordt gevormd door het riviertje de Reest. Het stroomdal van de Reest is een bijzonder natuurgebied. De afwisseling van bos, houtwallen en natte graslanden zorgt voor een groeiplaats van zeldzame moerasplanten. Ook biedt het Reestdal ruimte aan talrijke diersoorten. Er zijn diverse wandelroutes uitgezet waarbij natuurliefhebbers hun hart kunnen ophalen. Aan de andere kant van de provinciegrens ligt Dedemsvaart. Drogteropslagen is een van de meest zuidelijk gelegen dorpen van Drenthe. Ten noorden van het dorp ligt het gelijknamige weilandencomplex.Van 1923 tot 1996 stond in Drogteropslagen de Christelijke Nationale School Eben Haëzer.Deze moest sluiten door een gebrek aan leerlingen. Nu heeft het dorp nog een openbare basisschool met de naam Reestzicht. Het schoolgebouw uit 1881 heeft nog de originele voorgevel. De achterzijde is in de loop der jaren verbouwd en gemoderniseerd. De school vervult een belangrijke streekfunctie voor Drogteropslagen en omringende buurschappen, maar helaas loopt het aantal leerlingen geleidelijk terug. Naast de basisschool staat een oude onderwijzerswoning die tegelijk met de school werd gebouwd. Het is een éénlaags pand met neoclassicistische elementen.De plaatstelijke voetbalvereniging Door Oefening Sterk ’63 speelde in 2007 zijn laatste wedstrijd. De club werd opgeheven. De sportvelden lagen in het aangrenzende buurdorp Vuile Riete. Veel voorzieningen zijn verdwenen in het dorp, maar het dorpshuis ’t Drogterhuus is als belangrijk ontmoetingspunt in Drogteropslagen gebleven. In het dorp staan een aantal modernere boerderijen. Aan de Reestweg staat nog een interessante hallenhuisboerderij uit 1890 en aan de Linderveldweg staan twee komp-rompboerderijen.

Tussen Borger en Gasselte ligt het esdorp Drouwen. Het dorp is ontstaan in de middeleeuwen, waarschijnlijk als dochternederzetting van Borger. In de veertiende eeuw schreef men de plaatsnaam als Druwen. Die naam is afgeleid van een oud woord voor het bebouwen van akkers. Drouwen grenst aan vier essen, de Marelesch, Zuideresch, Kampenesch en Oosteresch. Het agrarische karakter van het dorp is nog te herkennen aan een aantal Saksische boerderijen aan de Hoofdstraat en aan de kleine brinkachtige ruimtes. Tussen 1901 en 1941 had Drouwen een eigen coöperatieve zuivelfabriek met de naam De Eendracht. In 1905 werd Drouwen aangesloten op de spoorlijn Zwolle - Stadskanaal. Het station stond richting Bronneger.Het Drouwenerzand bij Drouwen is een groot stuifzandcomplex met heide en bos. Ieder jaar broeden bijzondere vogelsoorten in dit gebied.In het Drouwenerzand Attractiepark is een klein telefoonmuseum gevestigd.In 1927 ontdekte men in de omgeving van Drouwen het graf van het zogenaamde Stamhoofd van Drouwen. In dit graf uit de Bronstijd, trof men meerdere bronzen en vuurstenen wapens aan en twee gouden ringen. In 1939 zijn in een urnenveld bij Drouwen armbanden en een versierde pot gevonden. Eind jaren ’60 is een imaginaire Prinses van Drouwen in het leven geroepen, die wellicht de oorspronkelijke eigenaresse van deze vondsten was. Of het volk dat in de prehistorie rond Drouwen leefde ook echt in stammen samenleefde of prinsessen had is niet bekend.Tussen de Steenhopenweg en de Marelweg liggen de middelgrote hunebedden D19 en D20.Met name D20 is bijzonder vanwege de bijna volledige ring van kransstenen om het hunebed. In D19 zijn door archeologen een enorme hoeveelheid scherven, vuurstenen werktuigen en kralen aangetroffen. Aan de rand van het Drouwenerveld nabij het Meeuwenveen ligt hunebed D26. De zij- en sluitstenen liggen grotendeels in de grond. Rond 1970 zijn bij onderzoek in dit hunebed restanten aangetroffen van 160 potten en stenen werktuigen.

Het langgestrekte kanaaldorp Drouwenermond ligt tussen Gasselternijveenschemond en Nieuw-Buinen. Het dorp is ontstaan aan het begin van de negentiende eeuw, toen men voor de vervening van het gebied haaks op het Groningse Stadskanaal een netwerk van zijkanalen groef, de monden en de wijken. In de Drouwener Venen werden twee hoofddiepen vlak naast elkaar aangelegd, het Noorder- en het Zuiderdiep. Rond 1823 vestigden de eerste bewoners zich langs het Zuiderdiep, in 1830 woonden er al meer dan dertig mensen.De bebouwing van Drouwenermond concentreerde zich langs het Zuiderdiep en niet langs het Noorderdiep. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd het afgegraven veengebied rond Drouwenermond ingericht als landbouwgrond. In het dorp staan nog bijzondere veenkoloniale boerderijen. Deze krimpenboerderijen hebben een afgeknotte geveltop en kleine vensters in het zoldergedeelte. In Drouwenermond staat een kleine protestantse kerk met een soortgelijk dak als de boerderijen, met daarop een witgeverfde dakruiter. De gevel van de kerk is gedeeltelijk wit bepleisterd. Het dorp heeft een eigen openbare lagere school, De Kruiplank.Westelijk grenst Drouwenermond aan het wegdorp Drouwenerveen, in het oosten loopt de bebouwing door tot Stadskanaal. Vlakbij de provinciegrens ligt het Zeelandstreekje haaks op de doorgaande weg. In 1884 kwamen vier families uit het Zeeuwse Westkapelle hier wonen. Niet alleen de straatnaam, maar ook het beeld de ZeeuwMeeuw uit 1987 herinneren hieraan. De zeemeeuw is gemaakt door Jef Depassé Huisman. Tussen het Zuiderdiep en de Dreefweg, ten westen van het Zeelandstreekje, ligt het kleine Knoesterbos.Het Zuiderdiep is gedeeltelijk gedempt en later deels weer geopend.

Op een zandrug ten oosten van het riviertje Achterste Diep is aan het begin van de negentiende eeuw het wegdorp Drouwenerveen ontstaan. In het noorden loopt de bebouwing door tot aan Gasselte, in het zuiden grenst Drouwenerveen aan Buinerveen. De eerste bewoners vestigden zich hier al rond 1750 bij de start van de ontginning van de Drouwener Venen. Deze veenarbeiders woonden in plaggenhutten aan de rand van dit moerasachtige gebied. Van een heuse nederzetting was pas sprake omstreeks 1820. In die periode werd het Drentse veengebied offcieel aangesloten op het Groningse Stadskanaal, waardoor de Drentse turfhandel toenam en de veenkolonies zich konden ontwikkelden.Aan weerszijden van de slingerende hoofdweg werden boerderijen gebouwd door boeren uit de buurt van Drouwen. Daardoor ontwikkelde Drouwenerveen zich van randveennederzetting tot veenkoloniaal boerendorp. Langs het Achterste Diep werden later dijken aangelegd om te voorkomen dat het diep in de herfstmaanden buiten zijn oevers zou treden. Eind negentiende eeuw had het dorp ongeveer 350 inwoners en een forerende middenstand. Na de Tweede Wereldoorlog nam de werkgelegenheid en daarmee het aantal inwoners af. Tegenwoordig heeft het dorp geen winkels meer.Drouwenerveen kreeg in 1886 al een eigen dorpsschool. Door het teruglopende aantal leerlingen moest de school steeds meer bezuinigen. Om de school open te houden zorgde de dorpsgemeenschap zelf voor het onderhoud.In 2005 is de basisschool alsnog gesloten en verbouwd tot woonhuis. Zelfs de persoonlijke inmenging van de staatssecretaris kon de sluiting niet keren. Ook de hervormde kerk aan de Hoofdstraat is inmiddels buiten gebruik. Deze eenvoudige kerk dateert uit 1915. De kerk is nu particulier bezit. Drouwenerveen en Drouwenermond hebben samen een begraafplaats aan de Verbindingsweg. Café De Driesprong was vroeger dorpshuis, tot een brand het gebouw in de as legde. In 1998 werd het nieuwe dorpshuis Het Vertier geopend.

Het esdorp Dwingeloo is ontstaan in de vroege middeleeuwen. Centraal in het dorp ligt de zeer grote, veelhoekige brink, die grotendeels wordt omzoomd door bomen. Midden op de brink bevinden zich brandvijver De Riete en de muziekkoepel uit 1930. Rond de brink staan bijzondere panden, waaronder enkele fraaie boerderijen uit de achttiende en negentiende eeuw. Sinds 1725 wordt ieder jaar op de tweede maandag van mei en van oktober een jaarmarkt op de Brink georganiseerd.Vroeger telde Dwingeloo vier havezaten, waarvan nu twee resteren. Aan de Entingheweg staat Huize Westrup. Dit witgepleisterde herenhuis is gebouwd rond 1600 en werd in de negentiende eeuw vergroot met een tweede verdieping. Richting het dorp Westeinde staat nog de grote havezate Oldengaerde, gelegen op een omgracht terrein en gefankeerd door enkele fraaie bijgebouwen. Oldengaerde is gebouwd in de vijftiende eeuw en in de achttiende eeuw verbouwd in de huidige classicistische stijl. Aan de westkant van het dorp stond de grote havezate Batinghe. Het was gebouwd in de twaalfde of dertiende eeuw en werd in de zeventiende eeuw met twee verdiepingen uitgebreid tot 36 kamers. In 1832 werd het afgebroken.Wat resteert is een lange oprijlaan met bomen en een gracht. Havezate Entinghe stond honderd meter ten oosten van havezate Batinghe, maar is in 1741 afgebroken. Daarvan zijn slechts nog enkele fundamenten over.In de vijftiende eeuw verrees aan de noordkant van de brink de grote hervormde kerk, die vroeger gewijd was aan Sint Nicolaas.De toren van de kerk heeft een opvallende uivormige bekroning uit 1631. Een grote dorpsbrand in 1923 heeft de originele inventaris, waaronder een orgel uit 1665, en een deel van de bouwconstructie van de kerk grotendeels vernietigd. Bij de restauratie is geprobeerd de kerk zo veel mogelijk in oude glorie te herstellen. Het in 1886 gebouwde orgel werd in 1964 in de kerk geplaatst. De pastorie aan de Brink is een gepleisterd herenhuis in neoclassicistische stijl uit 1886.@Aan het Kerkpad staat het beeld Juffer van Batinghe, gemaakt door Charles Henri. Dit verbeeldt het volksverhaal hoe de jonkvrouw van Batinghe de bouwmeester van de Sint Nicolaaskerk het hoofd op hol bracht, waardoor de kerk niet gereedkwam. Nadat de twee jongelingen aan elkaar waren beloofd, vertelde de juffer aan de bouwmeester hoe de kerk er in haar dromen uitzag. Daardoor kreeg hij nieuwe inspiratie en verliep de bouw verder voorspoedig.Ten noorden van de Sint Nicolaaskerk zijn in de zeventiende eeuw de zogenaamde Franse Huizen gebouwd in opdracht van de heer van Batinghe. Dit is een complex van meerdere woningen onder één dak, die onderdak boden aan de uit Frankrijk gevluchte Hugenoten. Uit 1680 dateert het witgepleisterde schultehuis aan de Brink, dat nog veel originele interieurelementen heeft. De eigenaar van het voormalige schultehuis moet nog ieder jaar zestien pakjes roomboter afstaan aan het Sint Anthoniusgilde, als symbolische pacht in natura. Dit gilde is van oorsprong een zestiende-eeuwse liefdadigheidsinstelling en komt nog ieder jaar op 17 januari, Sint Anthoniusdag, samen in hotel Wesseling aan de Brink.Door de historische dorpskern en de centrale ligging ten opzichte van het Nationaal Park Dwingelderveld en het Nationaal Park DrentsFriese Wold is Dwingeloo geliefd bij toeristen.De natuurgebieden bieden een uitgestrekt en gevarieerd landschap met bossen, heide en vennen en er zijn bovendien bijzondere archeologische vondsten gedaan. Net buiten Dwingeloo ligt de bijzondere attractie Planetron Cinedome. Op een groot koepelvormig projectiescherm van maar liefst 350 vierkante meter worden flms vertoond. Ook is er een ruimtetheater waar sterrenvoorstellingen worden vertoond en kan men sterren kijken door de grootste professionele optische telescoop van Nederland. ■