Dorpen van de provincie Drenthe

Kies de beginletter


Het esdorp Echten is ontstaan in de middeleeuwen, westelijk van Hoogeveen. De bebouwingskern ontwikkelde zich nabij het begin van de oprijlaan van Huis te Echten. Deze voormalige havezate werd al in de twaalfde eeuw genoemd in offciële documenten, omdat de toenmalige bewoner zijn bezittingen schonk aan het klooster van Ruinen. Uit onderzoek is gebleken dat de geschiedenis van het blokvormige herenhuis teruggaat tot de vijftiende eeuw. De huidige voorgevel werd gebouwd in 1808.Het terrein waarop het Huis te Echten staat heeft een buiten- en een binnengracht. Op het grote voorplein staan een schathuis en een koetshuis uit 1685. De tuin achter het huis is symmetrisch aangelegd. Aan het begin van de oprijlaan staat het poortwachterhuis uit 1744.Eeuwenlang heeft de familie Van Echten op dit landgoed gewoond, later bewoonde de familie Van Holthe tot Echten het. Met name jonkheer Roelof van Echten heeft als vervener veel betekend voor de ontwikkeling van zuidelijk Drenthe. Met zijn Compagnie van 5000 Morgen heeft hij grote delen van de veengebieden rondom Hoogeveen ontgonnen.Aan de Ruinerweg in Echten is in 1933 een kleine hervormde kerk gebouwd. Dit is een zaalkerk met een tentdak en een opengewerkte dakruiter. Basisschool ’t Echtenest staat aan de Schoolakkers. Aan de Koekangerweg, de Hooimatsdijk en de Zuidwolderweg staan fraaie achttiende-eeuwse boerderijen. Noordelijk van het dorp ligt het Echtenerveld, een groot natuurgebied dat voornamelijk uit bos, heide en vennen bestaat. In dit gebied ligt ook de Hunnenkloosterberg, een smeltwaterheuvel die is ontstaan na de IJstijd. Dorp en het natuurgebied worden van elkaar gescheiden door de spoorlijn Meppel - Hoogeveen. Oostelijk van Echten stroomt de beek Oude Diep.

Op een uitloper van de Hondsrug ligt het esdorp Eelde. Westelijk van het dorp stroomt het Eelderdiep door de Eelder- en Peizermaden, een laagveengebied met houtwallen, ruige graslanden, veel sloten en een bijzondere fora. Eelde ligt aan het Paterswoldsemeer dat tussen 1740 en 1835 is ontstaan door veenontginningen. Oostelijk van het dorp is rond 1860 het Noord-Willemskanaal gegraven. Na de Tweede Wereldoorlog groeide Eelde fink, met name door de extra werkgelegenheid die het vliegveld en de vliegschool met zich meebrachten. De wijk Nieuwe Akkers werd gebouwd en door latere uitbreidingen van zowel Eelde als Paterswolde groeiden beide dorp aan elkaar vast.Eelde is ontstaan in de vroege middeleeuwen.Bij de nederzetting werden enkele versterkte huizen gebouwd, waaronder een waterburcht.Dit was een vestingwerk waar een grachtengordel omheen was gelegd. De burcht stond op een belangrijke driesprong van wegen uit Drenthe, Friesland en Groningen. In 1266 werd de burcht verwoest. De plek waar voorheen de burcht stond, is een wettelijk beschermd archeologisch rijksmonument. In 2000 is het landschap opnieuw ingericht, zodat we een idee krijgen hoe het er vroeger moet hebben uitgezien. Tegenover het monument zit nu een horecagelegenheid.In 1139 kreeg de nederzetting een eigen kerk.De hervormde kerk aan de Hoofdweg stamt echter uit de veertiende eeuw. Oorspronkelijk was het een rooms-katholieke kerk met de naam Onze Lieve Vrouwe- en Sint-Gangulphuskerk. De huidige gotische kerk is gebouwd op de plek waar ooit een smallere tufstenen kerk stond. Ook in deze kerk van rode bakstenen is op enkele plekken in de muur nog tufsteen verwerkt. Rond 1875 en 2000 is de kerk grondig gerenoveerd. Tot het interieur van de kerk behoren onder meer een preekstoel uit 1621, enkele achttiende-eeuwse banken en een orgel uit 1901. In het houten gewelf van het koor zijn barokke schilderingen met allegorische voorstellingen aangebracht.@In de loop van de achttiende en negentiende eeuw lieten rijke families, vaak afkomstig uit Groningen, landhuizen bouwen in Eelde en Paterswolde. Beide dorpen hebben nog twee havezaten. In Eelde staat aan de Hoofdweg het Nijsinghhuis en aan de Oosterbroek het Huis Oosterbroek. Het Nijsinghhuis is van 1654 en heeft onder meer dienstgedaan als schultenhuis en raadshuis. Historici nemen aan dat op de plek van dit pand een ander schultenhuis heeft gestaan, dat in 1619 is afgebrand. In de jaren ’70 van de vorige eeuw werd het pand voor een symbolisch bedrag verkocht aan een particulier die er als tegenprestatie enkele dagen per jaar gratis exposities moest organiseren. Tegenwoordig maakt het Nijsinghhuis deel uit van Museum De Buitenplaats, een museum voor fguratieve kunst.Het huidige Oosterbroek is gebouwd in 1923. In dat jaar werd het landhuis herbouwd nadat het een jaar eerder nagenoeg tot de grond toe was afgebrand. Het was overigens niet de eerste keer dat Oosterbroek werd herbouwd, in 1836 was het huis al eens afgebroken en herbouwd op een andere plaats vanwege vochtoverlast.De geschiedenis van Oosterbroek gaat in ieder geval terug tot aan het begin van de zeventiende eeuw, toen het werd gekocht door de familie Horenkens. Andere bijzondere landhuizen zijn het witgepleisterde Vosbergen aan de Vosbergerlaan en huis Hoog Hullen aan de Oosterbroek. De gordel van landgoederen in Eelde en Paterswolde vormt tegenwoordig een beschermd dorpsgezicht. In Huize Vosbergen zit nu Museum Vosbergen, waar muziekinstrumenten in historisch perspectief worden getoond. Een ander museum in Eelde is het Klompenmuseum van de Gebroeders Wietzes aan de Wolfshorn.Eelde is al meer dan een halve eeuw bekend door het jaarlijkse bloemencorso. In 1957 organiseerde de Stichting Bloemencorso Eelde voor het eerst een optocht van met bloemen versierde wagens. Een vijftiental wijken van Eelde en naburige dorpen vormen de zogenaamde corsowijken, die ieder jaar wagens versieren aan de hand van een bepaald thema. Het idee om in Eelde een corso te organiseren hadden dorpelingen overgenomen van het corso in Aalsmeer.Eelde was in de loop van de negentiende eeuw namelijk uitgegroeid tot een dorp met veel boerenbedrijven en diverse tuincentra en kwekerijen. Behalve de optocht worden in hetzelfde weekend ook een braderie, groots vuurwerk en muzikale activiteiten georganiseerd. In Eelde is sinds 1978 een bloemenveiling.@Behalve om de bloemencorso is Eelde ook bekend vanwege luchthaven Groningen Airport Eelde. Dankzij de lokale hobbyvlieger Hayo Hindriks werd in mei 1931 het vliegveld geopend op het weilandterrein Hakenkampsveld en werd de lijndienst tussen Eelde en Schiphol gerealiseerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het vliegveld in handen van de bezetter, maar de Canadezen schonken het terrein in 1946 terug aan de N.V. Luchthaven Eelde. In de jaren ’50 werden plannen gemaakt voor uitbreiding van de luchthaven en verlenging van de baan. Na de komst van de Rijksluchtvaartschool naar Eelde in 1954 kon ook de uitbreiding gerealiseerd worden. Het eerste Europese vliegtuig landde op Eelde in 1958 voor een passagiersvlucht naar Mallorca. In de daaropvolgende decennia zou Eelde uitgroeien tot een belangrijke regionale luchthaven. Er kwamen steeds meer bestemmingen, er werden nieuwe passagiershallen gebouwd en er werd een grote parkeerplaats aangelegd. In 1988 werd de naam van de luchthaven gewijzigd in Groningen Airport Eelde, om daarmee meer internationale bekendheid te krijgen. ■

Eelderwolde is ontstaan in de middeleeuwen, op een kleine zandrug in het beekdal van het meanderende Eelderdiep. Het dorp ligt even ten noorden van Eelde-Paterswolde. In 1832 stonden in Eelderwolde slechts zes hoeven, maar in de tweede helft van de negentiende eeuw, na de verharding van de Groningerweg en Veenweg richting de stad Groningen, kwam het dorp tot ontwikkeling. Omstreeks 1867 werd de zandweg met klinkers bestraat en kreeg het wegdorp van de gemeente Eelde zelfs het recht om tol te heffen. Speciaal daarvoor werd een tolhuisje gebouwd, dat met de afschaffng van de tolgelden in 1948 is afgebroken.Oostelijk van het dorp ligt het Hoornse Meer met het grote recreatiegebied Hoornse Plas.Het Hoornse Meer is in de jaren ’70 van de vorige eeuw ontstaan door zandwinning.Het meer vormt nu één geheel met het veel oudere Paterswoldsemeer. Eelderwolde is door de vergroting van het Paterswoldsemeer nagenoeg aan het water komen te liggen. Dit maakte het dorp aantrekkelijk voor recreatie.Aan het water zijn overnachtingsmogelijkheden, restaurants en een kleine jachthaven. In het voormalige dorpscafé Welgelegen aan de Groningerweg is nu een Chinees-Thais hotelrestaurant gevestigd.Nabij de kruising van de Groningerweg en de Oude Badweg ligt het Elsburger Onland. Dit is een klein beschermd natuurgebied met weilanden en moerasbossen. Het Elsburger Onland staat in verbinding met de Peizer- en Eeldermaden. De polder rond Eelderwolde kreeg de naam Eelderwolderpolder. Op het Groninger deel van de Eelderwolderpolder werden in de jaren ’90 de stadswijken Hoornse Meer en Hoornse Park aangelegd. Door een westwaartse verschuiving van de provinciegrens boven Eelderwolde werd in een ander deel van de polder de stadswijk Piccardthof gerealiseerd.In het overgebleven deel van de polder bij Eelderwolde verrijst na 2008 de nieuwbouwwijk Ter Borch. Deze wijk behoort tot de gemeente Tynaarlo, maar vormt het verlengde van zowel Eelderwolde als van de stad Groningen.

Ten noordoosten van Dwingeloo ligt het esdorp Eemster aan de gelijknamige weg. Het dorp is ontstaan in de vroege middeleeuwen als agrarische nederzetting. Al aan het begin van de dertiende eeuw werd melding gemaakt van het bestaan van het plaatsje Hemsere, iets later van Eemshoren. In Eemster staan langs de doorgaande klinkerweg nog enkele bijzondere hallenhuisboerderijen.Eemster grenst aan de westkant aan het dorpje Leggeloo, in het zuidoosten ligt het buurschap Holtien en is een grote visvijver. Zuidelijk van Eemster, voorbij het weilandencomplex Westermade stroomt het gekanaliseerde riviertje Beilerstroom, dat in de voormalige gemeente Dwingeloo Dwingelerstroom heette.Noordelijk van het dorp liggen de Eemsteresch en de veenplas Kreuzenveen aan het straatje Boterveen. Vroeger lag ten oosten van Eemster een groot heidegebied, daarvan is nog slechts een klein deel over.Rond 1830 vormde zich in Eemster en Leggeloo een kern van Afgescheidenen van Diever en Dwingeloo. De buurschappen hadden nog geen kerk, dus werden er diensten in de boerderij van de familie Koeling georganiseerd.Pas in 1915 werd een kleine kerk gebouwd in Leggeloo. Tussen Eemster en Leggeloo, aan de weg Eemster, staat de openbare lagere school.Deze school heeft een belangrijke streekfunctie en wordt ook bezocht door kinderen uit de buurschappen Molenstad, Boterveen en Geeuwenbrug. Hetzelfde geldt voor christelijke basisschool De Fontein in Leggeloo.In de tweede helft van de negentiende eeuw breidde Eemster op kleine schaal uit. In 1900 werd de coöperatieve zuivelfabriek Eemster en Leggeloo opgericht. De productie was vooral gericht op boter en consumptiemelk. Het ging goed met de fabriek en in de jaren ’30 breidde de Eemster uit. In de jaren ’50 sloot de zuivelfabriek zich aan bij de Drentse Ondermelk Organisatie (DOMO). Door schaalvergroting moest de fabriek in 1968 sluiten. Het oude pand heeft plaatsgemaakt voor nieuwbouwwoningen. Het agrarische dorp is in de loop van de twintigste eeuw geleidelijk aan veranderd in een forensendorp.

Op een zandrug in het veengebied op de grens van Drenthe en Friesland ontstond in de middeleeuwen het esdorp Een. Het dorp heeft twee ruime brinken, waaronder een weilandbrink. Een ontwikkelde zich langs een belangrijke handelsroute tussen Groningen en Friesland waardoor het de structuur van een wegdorp kreeg. Na de ontginning van de venen rond Een groeide het dorp geleidelijk. De bebouwing verdichtte en er ontstond komvorming aan de oostkant van de Hoofdstraat.Aan de noord- en zuidkant van Een was sprake van lintbebouwing. De huizen daar werden voorheen als zelfstandige buurschappen beschouwd. In de loop van de vorige eeuw zijn de drie buurschappen aan elkaar gegroeid tot Een.De naam van het dorp heeft overigens niets met het telwoord te maken, maar is een verbastering van de plaatsnaam Eden. Dat kan een persoonsnaam zijn geweest, maar kan ook duiden op de aanwezigheid van turf in dit gebied.Doordat Een vlakbij het punt lag waar drie provincies bij elkaar kwamen, vervulde het dorp in de zestiende eeuw een belangrijke strategische rol in de verdediging tegen de Spanjaarden. In opdracht van de Friese stadhouder werd in de buurt van Een, langs de huidige Schansweg richting Een West, een verdedigingwerk aangelegd. Deze Zwartendijkster Schans is later volledig gerestaureerd.Langs de oude weg naar Norg lag nog een tweede schans, de Portugal. De straatnaam Schans Portugal herinnert hier aan.Bij de rotonde aan de Haulerwijksterweg is in 1913 een eenvoudige hervormde kerk gebouwd.Aan de Hoofdstraat verrees in de jaren ’20 de gereformeerde kerk van, een gebouw met lange rechthoekige glas-in-lood vensters.In 1982 vierde Een het 600-jarig bestaan.Recent onderzoek wees uit dat het dorp al in 1332 voor het eerst werd genoemd in oorkondes van de bisschop van Utrecht, in plaats van in het jaar 1382 wat men tot dan toe had aangenomen. De geschiedenis werd herschreven, waardoor men in 2007 groots het 675jarig bestaan kon vieren.

Vlakbij het punt waar de provincies Drenthe, Groningen en Friesland elkaar raken, ligt Een-West. Het dorp is zo’n 100 jaar geleden ontstaan, toen men begon met de ontginning van het Eenerveld. De mensen die zich hier als eerste vestigden waren voornamelijk boeren en veenarbeiders uit Friesland en Groningen. Een-West heeft zich ontwikkeld tot een streekdorp met verspreide lintbebouwing, met name langs de Hoofdweg, de Schansweg en de Vennootsweg.Nabij Een-West ligt de grote Zwartendijksterschans. Dit is een vierkant verdedigingswerk uit de zestiende eeuw, hier aangelegd in opdracht van de Friese stadhouder Willem Lodewijk. De schans was bedoeld om in de Tachtigjarige Oorlog aanvallen van de Spanjaarden te weerstaan. Zwartendijk was oorspronkelijk de naam van de weg, tegenwoordig heet hij Schansweg.De plek van de schans was uitgekozen vanwege de strategische ligging langs een belangrijke handelsroute in het veengebied tussen de drie provincies. In de loop van de vorige eeuw is de schans volledig gerestaureerd. Tussen Een en Norg moet vroeger nog een tweede schans gebouwd zijn, genaamd Portugal, maar die is helaas verloren gegaan.De grens van de provincie Drenthe maakt bij Een-West een opvallende sprong westwaarts.Dit is het resultaat van een grensconfict in de achttiende eeuw. Oorspronkelijk was dit rechthoekige deel van Drenthe Gronings grondgebied, maar het was in gebruik bij de boeren van Een. Doordat economische belangen door landontginning groter werden, maakten beide partijen aanspraak op deze landerijen. Uiteindelijk werd een compromis gesloten, dat leidde tot deze grensverspringing.Ten oosten van de Hoofdweg ligt een perceel bos en woeste grond, een restant van de vroegere uitgestrekte Schansduinen. Bij het buurschap Amerika, niet ver van Een-West, ligt een groot recreatiegebied met enkele zwemplassen.

Langs een oude route tussen Coevorden en Groningen ontwikkelde zich in de middeleeuwen het esdorp Ees. In documenten uit 1263 wordt voor het eerst melding gemaakt van de plaats, die toen nog Ese werd genoemd. Het dorp ligt tussen Borger en Exloo en grenst aan de Boswachterij Exloo. Bij de kruising van de Dorpsstraat met de Schoolstraat ligt de brink, die in de loop der tijd als plantsoenbrink is ingericht. Bij Ees liggen de Noord- en de Zuidesch, de laatste heeft nog een houtwalrestant.De dorpskern vormde zich rondom de kleine brink. In de zeventiende eeuw had het dorp een molen en al meer dan tien boerderijen, in 1832 was dat aantal verdubbeld. Vanaf de negentiende eeuw kreeg het dorp enige middenstand. In het dorp vestigden zich onder meer een bakker, een kruidenier en een smid en er werd een café geopend. In de twintigste eeuw groeide het dorp aan de zuidkant. Door de economische groei van Borger en de veranderingen in de agrarische sector verdween na 1960 geleidelijk de gehele middenstand en daalde het aantal boerenbedrijven. Veel boerderijen in Ees zijn nu woonhuis. Van een boerendorp is het omgevormd in een forensendorp met weinig eigen voorzieningen. Ees heeft nog wel een openbare basisschool aan de Schoolstraat.De school is in 1922 gesticht. Sinds de Tweede Wereldoorlog is toerisme van groot belang voor het dorp.Boswachterij Exloo bestaat uit een glooiend landschap met naald- en loofbos, grote stukken open heide en stuifzanden. Men vindt er onder meer het hunebed D30, een begroeide gletsjerkuil uit de IJstijd, meerdere uitkijktorens en het uitgestrekte Molenveld dat begraasd wordt door de schaapskudde van Exloo.Bij Ees ligt ook het grote bungalowpark Het Land van Bartje met zwembaden en restaurants. Het is een van de vele overnachtingsmogelijkheden in en rondom Ees.

Het ontginningsdorp Eestergroen is onstaan aan het einde van de negentiende eeuw, toen men begon met de ontginning van het Eeserveen. Het eerste huis werd gebouwd in 1882 en van daaruit werd de ontginning van de woeste grond ter hand genomen. De veenarbeiders die zich nabij Eesergroen vestigden, woonden meestal in plaggenhutten. Later werden deze hutten afgebroken en vervangen door kleine boerderijen. De wegen rondom Ees werden omstreeks 1910 verhard.Eesergroen ontwikkelde zich tot een wegdorp met lintbebebouwing, voornamelijk aan weerszijden van de Dorpsstraat, de doorgaande weg vanaf Ees richting Eeserveen. Bij de driesprong van de Dorpsstraat en de Turfstraat ontstond een kleine dorpskern. De aanleg van het kanaal Buinen-Schoonoord tussen 1926 en 1930 zorgde voor een kleine economische opleving van Eesergroen. Vanaf dit kanaal, westelijk van het dorp, werd een kleine zijtak aangelegd tot aan Eesergroen. In het dorp werd een klein haventje met een zwaaikom aangelegd, waar vooral landbouwproducten werden aan- en afgevoerd.De exploitatie van het kanaal BuinenSchoonoord bleek niet zo winstgevend als men hoopte en na verloop van tijd stopte de handelsvaart op deze waterweg. Voor Eesergroen was het gevolg dat in 1975 het haventje met zwaaikom werd gedempt. De zijtak van het kanaal bleef wel intact. Op deze plek langs de Dorpsstraat ligt nu een klein plantsoen.Tussen 1917 en 1975 had Eesergroen een hervormde kapel van de evangelisatievereniging Maranatha. Deze witgeverfde kapel doet nu dienst als vakantiewoning. Midden in Eesergroen staat ook een grote herberg.Eesergroen ligt tussen drie uitgestrekte bos- en heidegebieden: de Boswachterij van Schoonloo, Exloo en Odoorn.

De geschiedenis van Eeserveen gaat terug tot de tweede helft van de negentiende eeuw.Rond 1870 begon men met de ontginning van het Esserveen en het Westdorperveen. De veenarbeiders vestigden zich in plaggenhutten, die later werden vervangen door kleine boerderijen en woningen. Het ontgonnen veen werd ingericht als landbouwgrond en Eeserveen ontwikkelde zich tot een boerendorp.Rond 1926 begon men in het kader van de werkverschaffng met de aanleg van het kanaal Buinen-Schoonoord. Het moest een verbinding vormen tussen het Oranjekanaal ten zuiden van Eeserveen en het Groninger Stadskanaal.Het kanaal doorsneed de Brammershoopstraat in Eeserveen, om vervolgens noordwaarts langs Eesergroen te lopen. In het kanaal werd een sluis aangebracht en daarbij werd in 1927 een brugwachterswoning gebouwd. Voor het dorp was het kanaal een economische impuls.Omdat de exploitatie van het kanaal weinig rendabel bleek, is de handelsscheepvaart in de jaren ’60 stopgezet. Een van de sluisdeuren werd verwijderd en ook de grote ophaalbrug verdween uit het straatbeeld.In 1914 kreeg het dorp een eigen school, nadat die in het naburige De Kiel in 1912 was afgekeurd. In de jaren ’80 werd de school de eerste Montessorischool van Drenthe, wat voor een groei van het aantal leerlingen zorgde. De gemeente gaf echter geen toestemming het gebouw verder uit te breiden, waardoor de school in 1993 naar Borger verhuisde. Eeserveen heeft weinig eigen voorzieningen, maar wel een actief verenigingsleven en een eigen verenigingsgebouw.Nabij Eeserveen, in het Ellertsveld, lag de hoogte Brammershoop. Deze heuvel is aan het begin van de vorige eeuw gedeeltelijk afgegraven. Het zand werd gebruikt voor de aanleg van de doorgaande weg tussen Eeserveen en Eesergroen. Volgens een oud volksverhaal leefden de reuzen Ellert en Brammert in de hoge heuvel en beroofden zij voorbijgangers. Een jong meisje dat door hen was ontvoerd slaagde er uiteindelijk in Ellert te vermoorden en te ontsnappen.Bij afgraving van de heuvel zijn overigens geen sporen van bewoning gevonden.

Het langgerekte esdorp Eext is ontstaan in de vroege middeleeuwen. In de tiende eeuw bestond het dorp al uit negentien boerderijen, in de zeventiende eeuw waren dit dertig. De naam is waarschijnlijk afgeleid van het woord ‘ekesate’, woonplaats bij de eik. Eext ligt op de oostfank van de Hondsrug, ten noordwesten van Gieten.De open structuur van een esdorp is in Eext goed bewaard gebleven, mede door het gemeentelijke Brinkenplan uit 1979. Het dorp telt nog zeven brinken die allen met eikenbomen zijn beplant. Op de Zuiderbrink, een van de grotere brinken van Drenthe, staat een schaapskooi uit 1642.Langs de Gieterstraat en de Kerkstraat staan meerdere hallenhuisboerderijen die gedeeltelijk of geheel gebouwd zijn in de achttiende of negentiende eeuw. Aan de Kloosterstraat staat een neoclassicistisch uitgevoerde zaalkerk uit 1841 met een opengewerkte siertoren. Het orgel, gemaakt door J. Doornbos, dateert uit 1910 en was een particuliere gift aan de hervormde gemeente van Eext. In 1895 werd aan de Hoofdstraat de coöperatieve zuivelfabriek De Eendracht opgericht, die in 1977 werd gesloten.In 1985 is de fabriek gesloopt.Ten zuiden van het dorp liep tussen 1905 en 1968 de spoorlijn Assen-Stadskanaal. Het voormalige stationsgebouw van deze Eexterhalte is gebouwd in 1924 en is tegenwoordig de entree van camping De Schaopvolte. Het voormalige tolhuis aan de Stationsstraat heeft eveneens neoclassicistische vormen en is gebouwd rond 1870. Aan de Middenstraat zit sinds 1985 in een voormalige diepvrieskluis het kleine dorpsmuseum De Kluis.Bij Eext zijn een drietal hunebedden aangetroffen. Het hunebed D12 bevindt zich ten westen van de Venakkers. In het dorp zelf, tussen de Stationsstraat en de Anderenseweg, ligt hunebed D13, ook bekend als De Stemberg of de Eexter grafkelder. Dit is een uniek exemplaar, omdat het gedeeltelijk schuilgaat in een heuvel en een toegangstrap heeft van vier treden. Aan de zuidkant van het dorp, bij de Eexterhalte, ligt hunebed D14.

Eexterveen is een langgerekt randveenontginningsdorp en ligt op een lage zandrug. Aan de westzijde van het dorp, parallel aan de Hondsrug, stroomt het riviertje de Hunze, oftewel de Oostermoersche Vaart. Eexterveen ontstond aan het begin van de zestiende eeuw, toen Eexter boeren begonnen met het ontginnen van de oostelijke venen van de boermarke Eext. Zij vestigden zich aan de rand van het veen en verkochten hun turf aan het Groninger Schuitenschuiversgilde, een schippersgilde dat lange tijd het alleenrecht had op de turfvaart in de Hunze. De nederzetting groeide gestaag en in 1764 had Eexterveen al 120 inwoners.Na de vervening nam het agrarische karakter van Eexterveen toe. In 1896 werd de zuivelfabriek ‘Eexterveen’ opgericht, een fabriek die draaide op zowel hand- als stoomkracht. In 1943 sloot de fabriek, daarna deed het gebouw dienst als opslagplaats voor graan en veevoer en als kachelsteenfabriek. Tegenwoordig is in het fabrieksgebouw aan de Dorpsstraat een bouwbedrijf gevestigd.In Eexterveen staat nog een aantal fraaie boerderijen, zoals twee villaboerderijen, waarbij het woongedeelte als losstaande villa voor het bedrijfsgedeelte is geplaatst. Ook interessant zijn de twee krimpenboerderijen die gebouwd zijn aan het einde van de negentiende eeuw en een ontginningsboerderij met zakelijk-expressionistische vormen uit 1936.In de tweede helft van de twintigste eeuw is voor Eexterveen een dorpsvernieuwingsplan opgesteld in het kader van een herinrichting van het veenkoloniale gebied in Groningen en Drenthe. Het aantal faciliteiten in het dorp werd uitgebreid en in de jaren ’80 kreeg Eexterveen het dorpshuis annex café ’t Achterhoes aan de Dorpsstraat 41. In 2001 sloot het café, maar een deel van het pand wordt nog altijd gebruikt door de vele verenigingen die het dorp rijk is. Basisschool De Springplank is geopend in 1957 en werd in 1995 ingrijpend verbouwd na een fusie met de basisschool van Eexterveenschekanaal.

Parallel aan de provinciegrens met Groningen, tussen Annerveenschekanaal en Bareveld, ligt de langgerekte veenkolonie Eexterveenschekanaal. Het kanaaldorp is ontstaan in de achttiende eeuw toen door de Annerveensche Heeren Compagnie het Grevelingskanaal werd gegraven en de ontginning van de Eextervenen begon. De eerste bewoners van het dorp waren veenarbeiders, naarmate de ontginning vorderde kwamen er ook boeren naar deze nederzetting.De doorbraak van de dam bij Bareveld, rond 1870, was een belangrijke economische impuls voor Eexterveenschekanaal. Het Grevelingskanaal kreeg hierdoor aansluiting op het Stadskanaal en op het Ooster- en Westerdiep tussen Bareveld en Wildervank. In de twee decennia daarna namen de industrie en de middenstand toe en verdubbelde het aantal inwoners tot meer dan 350. Op de hoek van de Menweg en de Semsstraat herinnert het bronzen beeld ‘Het Anker’ van Wladimir de Vries nog aan de binnenscheepvaart. In de twintigste eeuw liep het aantal inwoners van Eexterveenschekanaal langzaam terug.In 1903 werd aan de Semsstraat 26-28 de coöperatieve aardappelmeelfabriek Wildervank en Omstreken geopend. In 1910 werd, schuin tegenover de fabriek, een marechausseekazerne gebouwd. Dit gebeurde op verzoekvan de fabrieksdirectie, zodat een eventuele opstand onder de arbeiders snel in de kiem konworden gesmoord. De fabriek sloot in 1954.Rond 2007 zijn plannen gemaakt om van het fabrieksterrein een jachthaven te maken en de oude loodsen te verbouwen tot hotels. De voormalige marechausseekazerne werd na sluiting verbouwd tot een complex met drie zelfstandige woningen.In Eexterveenschekanaal zijn aan het eind van de negentiende eeuw twee smeedijzeren draaibruggen met houten dek geplaatst. De bijbehorende brugwachterswoningen zijn uit dezelfde periode. Bij de schutsluis, die rond 1895 ter hoogte van Semsstraat 17 werd aangelegd, werd eveneens een smalle voetgangersdraaibrug gebouwd. De sluis is in de jaren ’90 van de vorige eeuw grondig gerenoveerd.

Eexterzandvoort is een jong dorp met verspreide bebouwing. Het ligt noordoostelijk van Gieten, tussen Eext en Eexterveen. De Hunze of Oostermoersche Vaart stroomt ten oosten van het dorp, ten westen ligt de Hondsrug.De naam Eexterzandvoort verwijst naar een begaanbare zandrug door het drassige veengebied in de omgeving van Eext. De naam van het nabijgelegen buurschap Zandvoort, aan de andere kant van de rijksweg tussen Assen en Veendam, verwijst naar dezelfde zandrug.Rond Eexterzandvoort liggen de Breevenen, een groot wei- en bouwlandgebied. Aan de Krommedijk op de Braggelstukken werd door de bewoners vroeger op kleine schaal veen ontgonnen om op die manier aan goedkope brandstof te komen. In 1997 heeft Waterleidingmaatschappij Drenthe 200 hectare van de Breevenen aangekocht om drinkwaterwinning te combineren met natte natuurontwikkeling.Aan het eind van de achttiende eeuw vestigden de eerste bewoners zich in Eexterzandvoort. In de periode 1840-1900 groeide het dorp fink. In 1841 stonden er slechts drie woningen geregistreerd, aan het begin van de twintigste eeuw telde Eexterzandvoort al 46 woningen. De kern van het dorp vormde zich langs de Nieuwedijk en de huidige Dalweg.De komst van vele keuterboeren zorgde voor een agrarische karakter van Eexterzandvoort.Midden in het land werden her en der woningen gebouwd en kleine landbouwbedrijven gesticht. Rond 1950 telde Eexterzandvoort meer dan dertig boerenbedrijfjes, die zich veelal richtten op de teelt van rogge en aardappelen.De laatste decennia is het aantal agrariërs in het dorp, net als in de rest van Drenthe, sterk afgenomen.Rond 1950 had Eexterzandvoort een kleine middenstand met een bakker, een kruidenier en een smid. Inmiddels is het dorp voor wat betreft voorzieningen vooral aangewezen op Gieten en Eext. Aan de Dalweg staat het dorpshuis d’Aol School, dat een belangrijke rol vervult in het plaatselijk verenigingsleven.

Een paar kilometer ten zuidoosten van Assen ligt het kleine esdorp Ekehaar. In de middeleeuwen telde Ekehaar twee boerenerven, maar uit archeologische vondsten is gebleken dat dit gebied al voor het begin van de jaartelling bewoond moet zijn geweest. Er zijn prehistorische bijlen en een wapenlans gevonden en tussen Ekehaar en Eleveld zijn restanten aangetroffen van een celtic feld, een akkercomplex uit de ijzertijd. Omdat het dorp vroeger rijk was aan bomen, kreeg het de naam Ekehaar, wat eikenhoogte betekent. Het bronzen beeld Ode aan de Eik van Onno de Ruijter, op de hoek van de Hoofdstraat en de Esweg, herinnert daar nog aan.Tot 1849 vormde Ekehaar een boermarke met het naburige Amen. In die periode telde het dorp vijf boerderijen en dat aantal groeide naar 22 boerderijen in 1950. Het agrarische karakter resulteerde in 1903 in de oprichting van coöperatieve zuivelfabriek De Hoop. Deze handkrachtfabriek stond op het erf van Amen 73 aan de belangrijkste verbindingsweg tussen beide dorpen. In 1913 moest de productie worden stilgelegd. Tegenwoordig zijn in en rondom Ekehaar nog slechts enkele boerderijen in bedrijf.In de negentiende eeuw ondervond Ekehaar voordeel van de centrale ligging ten opzichte van de omringende dorpen Amen, Eldersloo en Eleveld. De gezamenlijke winterschool AmenEkehaar in Amen moest in 1853 sluiten. In 1864 werd een nieuwe school gebouwd in Ekehaar, aan de Aol Diek. Vanaf 1875 werd in Ekehaar ook buiten de wintermaanden lesgegeven. De huidige basisschool De Flint aan de Markeweg vervult nog altijd een belangrijke streekfunctie.Mede door de komst van de basisschool wisten ook middenstanders het dorp te vinden. Ekehaar kreeg een bakker, een kruidenier, een café en een smid. Het kreeg zelfs enige industrie en later een eigen dorpshuis, De Eekhof. In de omgeving geniet Ekehaar bekendheid door theaterboerderij Het Hek van de Dam en door Café Popken.

Eldersloo is een klein buurschap ten zuidwesten van Rolde. Het ligt aan de gelijknamige weg die de dorpen Ekehaar en Nijlande met elkaar verbindt. In 1302 werd voor het eerst melding gemaakt van Eldersloo, dat toen nog geschreven werd als Heilerslo. Men neemt aan dat Eldersloo, net als de omringende dorpen, al in de vroege middeleeuwen als kampontginning is ontstaan.Over de oorsprong van de plaatsnaam zijn twee verschillende verklaringen te geven. De naam zou afgeleid kunnen zijn van een samenstelling van de woorden elre (els) en lo (bos), maar Eldersloo zou ook de verbastering kunnen zijn van een familienaam.Het buurschap ligt in een archeologisch interessant gebied. Ten oosten van Eldersloo, bij de plas Klaassteen, werd bij de ontginning van een stuk heideveld rond 1936 een belangrijke archeologische ontdekking gedaan. In de grond lag een grote hoeveelheid aardewerkscherven en een aantal bronzen ringen. Op een naburig aardappelveld werden bovendien restanten van enkele klokbekers aangetroffen.Even ten westen van Klaassteen is rond 1940 een grafheuvel met een urnenveld onderzocht, dat onderdeel uitmaakte van een groter geheel. In 1942 heeft archeoloog Hendrik Brunsting dat grote urnenveld vernoemd naar de plaats Eldersloo.In het Nijlanderbroek, een bouw- en weilandencomplex zuidelijk van Eldersloo, zijn vuurstenen aangetroffen die zijn toegeschreven aan het volk van de zogenaamde Hamburgcultuur. Ook in de omgeving van Oosterhesselen, Vledder, Diever en Havelte heeft men bewijzen gevonden dat dit Noord-Europese jagersvolk uit de late Steentijd 14.000 jaar geleden in Drenthe heeft gebivakkeerd.Tot halverwege de negentiende eeuw telde Eldersloo maar een paar woningen, daarna breidde het dorp enigszins uit aan de westzijde. Tegenwoordig zijn er nog een paar boerderijen in bedrijf en sinds 2001 is aan de Eldersloo 4 een grote tuinplantenkwekerij gevestigd. Eldersloo heeft geen eigen voorzieningen en is daarvoor aangewezen op Ekehaar, Assen en Rolde.

Het esgehucht Eleveld ligt ten zuiden van Assen, aan de gelijknamige weg tussen de dorpen Geelbroek en Deurze. De oorsprong van het buurschap gaat terug tot de vroege middeleeuwen. Net als de naburige plaatsen Ekehaar en Eldersloo is ook Eleveld waarschijnlijk als kampontginning gesticht. Tussen Eleveld en Ekehaar zijn de restanten gevonden van een celtic feld, een akkercomplex uit de ijzertijd, wat er op duidt dat dit gebied al voor de jaartelling bewoond werd.In gerechtelijke stukken uit 1427 werd voor het eerst melding gemaakt van de plaats. Eleuelden was destijds de naam die aan het buurschap werd gegeven, in 1508 was dat al verbasterd tot Elevelt. De naam is samengesteld uit de woorden elo (geel) en veld, vanwege het grote aantal geelbloeiende heidestruiken in de omgeving, zoals brem en wilde gagel.Rond 1630 werd aan de westzijde van Eleveld, aan de rand van een stuk bouwland, een begin gemaakt met de bouw van een volmolen. In deze windmolen maakte men een tussenproduct voor de lakenindustrie: door geweven wollen stoffen lange tijd te kneden kon men de kwaliteit van stoffen aanzienlijk verbeteren.Omstreeks 1796 is de molen afgebroken.In de haardstedenregisters staat lange tijd vermeld dat slechts één boerderij in Eleveld bewoond werd. In 1640 woonde daar Roelof Elevelt, pachter van de Heer van Ruinen, met nog vijftien andere personen. Uit diverse gerechtelijke stukken kan men opmaken dat in de zeventiende en achttiende eeuw meer mensen in Eleveld gewoond hebben dan die op die ene boerderij. In 1766 werden het erf en de omringende landerijen door de toenmalige Heer van Ruinen verkocht aan Landschap Drenthe, de vroegere benaming van de provincie Drenthe.De zandweg tussen Eleveld en Deurze werd vanaf 1910 verhard, waardoor de bereikbaarheid van het buurschap sterk verbeterde.Eleveld heeft geen eigen voorzieningen en is daarvoor afhankelijk van grotere plaatsen als Ekehaar en Assen.

Elim is van oorsprong een kanaaldorp en ligt ten zuidoosten van Hollandscheveld en Hoogeveen, vlakbij de provinciegrens met Overijssel. Het dorp is aan het einde van de achttiende eeuw als veenkolonie gesticht. Een eeuw eerder begon de Compagnie van de 5000 Morgen met het ontginnen van de veengebieden rondom Hoogeveen. Deze compagnie werd geleid door de drost van Drenthe, Roelof van Echten, en een groep kapitaalkrachtige Hollanders. De ondercompagnie Hollandsche Compagnie ontfermde zich over de venen ten zuidoosten van Hoogeveen. Het land werd verdeeld door wijken, kleine verbindingskanalen die dienden voor turfvaart en afwatering.De eerste bebouwing van Elim bestond vooral uit woonhutten van veenarbeiders. Die werden gebouwd op de oevers van het verbindingskanaal Dwarsgat, rond de kruising van de huidige Dorpsstraat en de Langewijk. In de loop van de negentiende eeuw maakten de hutten plaats voor permanente bebouwing. Rond 1850 telde Elim zo’n tien woningen. De hoofdvaart door Elim is inmiddels gedempt. Het stratenpatroon kenmerkt zich ook tegenwoordig nog door de rechthoekige vormen. In de loop van de twintigste eeuw is Elim uitgegroeid tot een plaats met een uitgebreide middenstand, meerdere basisscholen en een levendig verenigingsleven.Men beschouwt 1786 als het jaar waarin Elim ontstond. Ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van het dorp werd op de Brink het bronzen beeld De Pullevaarder onthuld. Het beeld is gemaakt door Onno de Ruijter en herinnert aan de pullevaart op Hoogeveen. Vanaf de opening van de Hoogeveense melkfabriek in 1896 tot in de jaren ’70 van de twintigste eeuw voeren de pullevaarders op houten platbodems, zogenaamde bokken, langs boerderijen ten oosten en zuidoosten van Hoogeveen. Zij stonden onder contract bij de melkfabriek en moesten dagelijks de melk ophalen en de lege melkbussen retourneren. Na verloop van tijd werd het transport over water vervangen door wegtransport en verdween de pullevaart.Het dorp is lang bekend geweest onder de naam Dwarsgat, de naam van de vaart waarlangs het dorp is ontstaan. Ook beschouwde men het dorp lange tijd als onderdeel van Hollandscheveld en heette het gebied Hollandsche Veld Zuidoost. Pas in 1923 kreeg Elim offcieel zijn naam en een jaar later werden de grenzen van het dorp vastgesteld. De naam is afkomstig uit het Oude Testament. In Exodus 15 is Elim een plaats in de woestijn, met twaalf waterbronnen en zeventig dadelpalmen. Het volk Israël kon daar korte tijd uitrusten van hun zware tocht vanuit Egypte. De verandering van de dorpsnaam hing samen met de stichting van de hervormde gemeente rond 1915. Het idee was afkomstig van de dominees Boersma en Dekker.In de tweede helft van de negentiende eeuw werd gepredikt in het zogenaamde Van Leeuwenkerkje in Elim. Dit kerkje was vernoemd naar bakker en dominee Van Leeuwen, die zich na 1850 in het dorp vestigde. Na de oprichting van de hervormde gemeente werd in 1917 de huidige hervormde kerk aan de Dorpsstraat gebouwd. Het gebedshuis is ontworpen door H.J. Beilevelt. Het is een gesloten zaalkerk met een toren aan de voorzijde, waar ook de ingang is. Daarnaast kent Elim nog twee andere kerken: de Gemeente des Heeren aan de Carstensdijk en de Gereformeerde Kerk aan de Perebomenweg.Aan de noordoostkant van het dorp liggen de fraaie Hollandscheveldse bossen met het recreatiegebied Schoonhoven. Dit bosterrein is aangeplant in de negentiende eeuw. Door bosbouw was de gemeente Hoogeveen rond 1900 de bosrijkste gemeente van Drenthe. Bijna een derde van het gemeentelijke grondgebied was destijds met bomen beplant. De weinig vruchtbare grond werd op deze manier goed gebruikt en het hout kon verkocht worden aan de houtverwerkende industrie. In de eerste drie decennia van de twintigste eeuw zijn veel bossen rondom Hoogeveen verdwenen en vervangen door landbouwgrond.De grote Hoogeveensche Kei, die in Hoogeveen bij het kruispunt van de Willemskade met de Brinkstraat ligt, komt oorspronkelijk uit Elim. In 1925 werd deze aangetroffen in de tuin van de familie Dekker aan het Dwarsgat. De kei woog bijna 16000 kilo. Men stelde voor de kei als herdenkingsteken te gebruiken bij het 300jarig bestaan van Hoogeveen. Het gevaarte werd daarop met een schop uitgegraven en naar Hoogeveen vervoerd. Het project nam tientallen dagen in beslag. ■

Westelijk van Borger is aan het begin van de negentiende eeuw de ontginningskolonie Ellertshaar ontstaan. Het buurschap ligt tegen de grens aan tussen de gemeentes BorgerOdoorn en Aa en Hunze. Deze grens wordt hier gevormd door de vrijwel kaarsrechte oostrand van het Schoonloër Veld, dat deel uitmaakt van de Boswachterij Schoonloo. Aan de oostkant wordt Ellertshaar omsloten door de landbouw- en weilandcomplexen Westdorperveld en Westdorperveen. Een groot deel van de streek onder Ellertshaar behoort tot het Ellertsveld, dat vroeger een uitgestrekt heideveld was, maar tegenwoordig gecultiveerd is en deels beplant met bomen.De eerste woning in het dorp werd gebouwd in 1804, vanaf toen werd de vervening ter hand genomen. Ellertshaar was een van de eerste ontginningsdorpen van de voormalige gemeente Borger. Het dorp wordt ook wel de Klonie genoemd, dat is Drents voor kolonie. De ontwikkeling van Ellertshaar verliep langzaam, mede door de afgelegen ligging. In 1930 bestond het dorp uit zes boerderijen, na de Tweede Wereldoorlog breidde het buurschap nog iets uit. Eigen voorzieningen heeft het dorp niet. Wel heeft het dorp een leer- en werkboerderij waar langdurig werklozen kunnen wennen aan het arbeidsproces. Er zijn ook een aantal campings.Vlakbij van Ellertshaar liggen twee grote plassen die door zandwinning zijn ontstaan. Een van de groeves is buiten gebruik, in de zogenaamde Vosgroeve wordt nog volop zand gewonnen voor de bouwindustrie. In de toekomst worden de zandwinplassen teruggegeven aan de natuur. De combinatie van bos en kleine meren vormen dan een bijzonder natuurgebied.Volgens de overlevering werd de heuvel Brammershoop in het Ellertsveld vroeger bewoond door de reuzen Ellert en Brammert. Deze vader en zoon waren de schrik van de omgeving, totdat een klein meisje via een list Ellert wist uit te schakelen. In Schoonoord herinnert het openluchtmuseum Ellert en Brammert aan dit verhaal. De heuvel in het Ellertsveld is deels afgegraven voor zandwinning, maar er zijn geen sporen van bewoning gevonden.

Het esdorp Elp is ontstaan in de middeleeuwen, waarschijnlijk als dochternederzetting van Westerbork. Het dorp had vroeger meerdere brinken, waarvan die aan de noord- en westkant van het dorp de belangrijkste waren.Alle brinken zijn in de loop van de negentiende eeuw verdwenen door bebouwing en herinrichting, op sommige plekken is nog een restant te zien. De straatnaam Hogebrinksweg herinnert nog aan deze brinken. Aan deze straat staan een aantal achttiende-eeuwse boerderijen.Rond Elp liggen diverse kleinere essen. De eerste vermelding van het dorp staat in geschriften uit 1362. De naam kan duiden op de aanwezigheid van een bepaalde soort bomen, maar kan ook verwijzen naar een kleine waterstroom.De dorpskern wordt gevormd door de Boerstraat en de Hoofdstraat. Deze twee straten vormen samen een ring, waarvandaan de uitvalswegen richting Zwiggelte, Schoonloo en Westerbork lopen. Aan de Smalbroeksweg staat landhuis De Zandhof uit 1907. Het huis is gebouwd in opdracht van kunstschilder en auteur Louis A. Roessingh. Sinds 1990 is het eigendom van de familie Stein en kreeg het de naam Steinborg. Het grote witgepleisterde landhuis met trapgevels en dakruiter bestaat uit meerdere geschakelde bouwvolumes. Bij het huis is een parkachtige tuin. In de twintigste eeuw heeft Elp zich ontwikkeld tot forensendorp met een actief verenigingsleven en een eigen kleine basisschool. Het dorp breidde uit en kreeg onder meer nieuwbouw aan de Westerkampen en De Gloep.Elp ligt in een bosachtige omgeving nabij de boswachterijen van Hooghalen en Schoonloo. In het Elper Noorderveld, dat grenst aan de boswachterij Grolloo, ontspringt de beek Elperstroom. Hier ligt ook de grote veenplas Zwarte Water, ook Elpermeer genoemd. In de jaren ’60 van de vorige eeuw deed men een bijzondere vondst. Archeologen troffen in de buurt van een prehistorische grafheuvel een nederzetting uit de Late Bronstijd aan.Er werden restanten van tien boerderijen en negentien schuren blootgelegd. De boerderijen waren van twee verschillende bouwsoorten, één daarvan is genoemd naar Elp.

Op de oostfank van de Hondsrug, langs een doorgaande route tussen Groningen en Coevorden, is in de middeleeuwen de plaats Emmen ontstaan. Omstreeks het jaar 1139 werd in een bisschoppelijk document voor het eerst melding gemaakt van Emmen, omdat de bisschop van Utrecht hier enkele bezittingen had. De naam van de plaats schreef men toen nog als Emne, wat duidt op een open vlakte.Emmen had vroeger enkele brinken waarvan enkel nog de brinkachtige ruimte bij de kerk bewaard is gebleven. Emmen heeft nooit offcieel stadsrechten verkregen, zoals dat bij Assen en Coevorden wel het geval was.Desondanks wordt Emmen door zijn omvang wel als kleine stad beschouwd. Tot in de negentiende eeuw was het dorp Roswinkel zelfs groter, maar de centrale ligging van Emmen was doorslaggevend bij de keuze voor een bestuurscentrum.In de twaalfde eeuw werd Emmen een zelfstandige parochie. Aan het eind van die eeuw werd aan de huidige Schoolstraat een stenen kerk gebouwd met een forse toren in romaanse stijl. De kerk werd in 1856 deels afgebroken.Tegen de toren werd de huidige zaalkerk opgetrokken in neoclassicistische stijl. De toren bleef bewaard, maar werd wel bepleisterd en voorzien van de huidige lantaarn met spits.De bepleistering is later verwijderd, waarna de toren is ommetseld. Tot de inventaris van de kerk behoren onder meer een zandstenen doopvont uit de dertiende eeuw en een orgel uit 1873.Oorspronkelijk was de Grote Kerk van Emmen gewijd aan Sint Pancratius, sinds de Reformatie is het een hervormde kerk.Behalve de Grote Kerk telt Emmen nog vele andere gebedshuizen verspreid over de verschillende wijken. Opvallend is de witgepleisterde synagoge aan de Julianastraat. Dit is de enige synagoge in Drenthe die nog in gebruik is. Het gebouw uit 1878 is voor het laatst gerestaureerd in 2000, na een aanslag. Een jaar later werd de synagoge weer ingewijd. Twee andere vooroorlogse kerken staan aan de Kapelstraat en de Wilhelminastraat. Dit zijn de hervormde kerk uit 1923 en de gereformeerde uit 1922. De katholieke gemeente heeft zich verenigd in de Titus Brandsma Parochie en kerkt in de naoorlogse Pauluskerk aan de Meerstraat.De ontwikkeling van Emmen kwam pas echt op gang aan het einde van de negentiende eeuw. De ontginningswerkzaamheden, het graven van de veenkanalen en de komst van de turfstrooiselindustrie zorgden voor een finke bevolkingsgroei. Telde Emmen in 1889 nog ongeveer 900 inwoners, nog geen halve eeuw later was dat aantal gegroeid naar ruim 4300. Emmen kreeg in 1905 een aansluiting op de spoorlijn tussen Zwolle en Stadskanaal. Al in 1903 was men begonnen met de bouw van een treinstation, dat identiek was aan dat in Stadskanaal. In 1965 werd het statige pand gesloopt en vervangen door het huidige eenlaags pand met vouwdak. Emmen heeft nog een treinverbinding met Zwolle en heeft een tweede station gekregen aan de rand van de wijk Bargeres. Rond 1907 had Emmen ook een halte aan de stoomtramlijn tussen Hoogeveen en Ter Apel.Door de grote werkloosheid die volgde op de stagnering van de turfwinning vanaf de jaren ’20 verhuisden veel veenarbeidersgezinnen naar elders in het land. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwamen nieuwe industrieën naar Emmen en omgeving. In 1949 werd de Enkalonfabriek voor nylongaren geopend. Niet lang daarna volgde een nylonkousenfabriek, enkele metaalfabrieken en werd de dienstensector uitgebreid. Een van de grotere werkgevers is het Scheper Ziekenhuis. Daarnaast heeft de stad ook meerdere basisscholen, middelbare scholen en een hogeschool.Met de komst van het Noorder Dierenpark in 1935 is ook de toeristische sector fink gegroeid.Het dierenpark heeft zich ontwikkeld tot een van de belangrijkste attracties van NoordNederland. In 1998 breidde de dierentuin uit met een klein park op de Noordbargeresch, dat via een grote loopbrug verbonden is met het oudere deel. Het is de bedoeling dat de dierentuin in 2014 geheel is verplaatst naar de es en dat het park in het centrum wordt afgebroken.Over de herinrichting van de centrumlocatie vindt in 2008 nog volop overleg plaats.Door de landschappelijke waarde van zowel de Emmeresch als het bosgebied Emmerdennen vond de stadsuitbreiding na 1945 plaats ten noorden en zuiden van het oorspronkelijke dorp, maar ook aan de overzijde van de Emmerdennen. De esdorpen Noordbarge, Zuidbarge en Westenesch grenzen inmiddels geheel of gedeeltelijk aan de bebouwing van Emmen en worden daarom als deel van de stad beschouwd. Westenesch ligt nog het meest zelfstandig, maar wordt ingehaald door de bouwplannen van het Dierenpark Emmen. Het dorpje heeft een beschermd dorpsgezicht vanwege de fraaie oude boerderijen die er staan.In het zuidoosten wordt Emmen van BargerOosterveld gescheiden door het sportpark Meerdijk. Hier staat ook het stadion van FC Emmen, de enige Drentse profvoetbalclub. De meest zuidelijke wijk van Emmen is Parc Sandur aan de Grote Rietplas, deels een recreatiepark en deels een woonwijk. Westelijk van de Rietlanden wordt de nieuwe wijk Delftlanden gebouwd.In de omgeving van Emmen liggen maar liefst tien hunebedden, die genummerd zijn van D38 tot en met D47. Opvallend is hunebed D43 op de Emmeresch, een zogenaamd langgraf. Het bestaat uit een krans van ruim vijftig stenen, waarbinnen twee grafheuvels zijn ingebed. Het langgraf is in de twintigste eeuw gerestaureerd en is uniek in zijn soort. Hunebed D44 staat op een boerenerf bij Westenesch en is als laatste hunebed nog particulier bezit. Het verkeert in een slechte staat. De hunebedden D46 en D47 zijn opgenomen in de wijk Angelslo, gebouwd in de jaren ’60, en liggen op groenstroken tussen woonhuizen en grote fats.Het moderne winkelcentrum is grotendeels overdekt. Naast de grote landelijke winkelketens zijn er nog relatief veel kleine zelfstandige winkels. Daardoor is het centrum van Emmen erg in trek. De vele kunstwerken in het stadscentrum verhogen de sfeer, met name de vrolijke houten beelden van wilde dieren die gemaakt zijn door Homme Venema. Op de Markt staat de achtkante muziekkoepel uit de jaren ’30. Hier worden nog altijd concerten gegeven, bijvoorbeeld tijdens de Vlindermarkt die op de dinsdagen in juli en augustus plaatsvindt. Al ruim dertig jaar wordt vanuit Emmen de enige professionele wielerronde van Drenthe georganiseerd, de Gouden Pijl. Deze wordt gehouden op de derde dinsdag na de Tour de France.Het vroegere agrarische karakter van Emmen is nog te zien aan de oude boerderij uit 1864 aan het Marktplein, die na brand in 2007 deels is herbouwd. Dit is een van de weinige boerderijen die binnen de stadsbebouwing bewaard is gebleven. Aan de westkant van het centrum, aan het Raadhuisplein, staat het gemeentehuis. Na de gemeentelijke herindeling van 1998 is Emmen samengegaan met de gemeente Schoonebeek, waardoor Emmen nu qua oppervlakte bij de drie grootste gemeentes van Nederland hoort. ■

Het kanaaldorp Emmer-Compascuum is ontstaan als veenkolonie in de tweede helft van de negentiende eeuw. Omstreeks 1874 kwam het oostelijke veengebied van Emmen in handen van de maatschappij Het Emmer Compascuum, waarin vooraanstaande Groningers aandelen hadden. Vanaf het Ter Apelerkanaal werd vanaf 1877 het Stads-Compascuumkanaal door het veen gegraven. Het kanaal sloot aan op de gekanaliseerde beek de Runde, die later als Kanaal B verlengd werd tot Emmen.Als zijtakken in zuidelijke richting werden het Oosterdiep en het Westerdiep gegraven en er kwam een uitgebreid netwerk van kleine verbindingskanalen tot stand.De eerste bebouwing van Emmer-Compascuum onstond rond 1879 langs het StadsCompascuumkanaal. Door de voortvarende ontginning schoof de bebouwing steeds verder zuidwaarts op en ontwikkelde de dorpskern zich bij de kruising van de Runde en het Oosterdiep. Tussen Emmer-Compascuum en Emmen ligt het grote kanaaldorp Emmer-Erfscheidenveen. Sinds 1938 hoort dit dorp bij EmmerCompascuum. De bewoners van EmmerCompascuum waren voornamelijk veen- en landarbeiders en boeren, die afkomstig waren uit onder andere Friesland en Duitsland. Door de komst van verschillende bevolkingsgroepen kreeg het dorp ook te maken met een grote diversiteit aan religies.Aan de Kloosterweg staat de rooms-katholieke kerk Sint Willehadus. Deze neoromaanse kerk is gebouwd in 1926 naar ontwerp van H. Kroes.Hij is gebouwd op de fundamenten van een voorganger uit 1889. De bidkapel is er in 1952 bijgebouwd. Aan dezelfde straat staan ook de gebouwen van een voormalig zusterhuis, een school en een pensionaat, die allen tussen 1915 en 1920 zijn gebouwd. In 1894 werd in EmmerCompascuum een gereformeerde kerk gesticht aan het Hoofdkanaal Westzijde. De hervormde kerk aan de Runde verrees in 1925. De verschillende geloofsopvattingen resulteerden in meerdere lagere scholen, waarvan tegenwoordig twee openbare, een rooms-katholieke en een christelijke basisschool over zijn.@Dankzij de turfwinning ontwikkelde EmmerCompascuum zich snel tot een van de belangrijkste dorpen in de gemeente. In de jaren ’20 stagneerde de turfwinning en veel veenarbeiders vertrokken naar elders. De bevolking van Emmer-Compascuum daalde drastisch, maar nam weer toe nadat steen- en kalkfabrieken zich hier vestigden. Deze kwamen hierheen vanwege de ligging aan een kanalenstelsel met aansluiting op Duitsland en Groningen en door de beschikbaarheid van arbeidskrachten.In 1907 kreeg het dorp een tramverbinding met Klazienaveen en Ter Apel. In de loop van de vorige eeuw hebben de fabrieken plaatsgemaakt voor medische industrie. Emmer-Compascuum is tegenwoordig vooral een groot forensendorp.Aan het Hoofdkanaal Westzijde staat de hoge stellingmolen Grenszicht. Deze molen is gebouwd in 1907, waarbij men gebruik heeft gemaakt van onderdelen van een afgebroken poldermolen uit het Groningse Oude Pekela.De stelling is bijna negen meter hoog, de kap en het achtkant zijn met riet gedekt. Rond de Tweede Wereldoorlog raakte de molen in verval en werd hij deels ontmanteld. In de jaren ’60 werd zelfs de stelling afgebroken. Dankzij een grondige restauratie in 1975 is de molen in oude glorie hersteld, kreeg hij de status van monument en in 1987 de nieuwe naam Grenszicht. Naast de molen ligt een camping met een klein museum over het leven in Drenthe rond 1900. Een andere bezienswaardigheid van het dorp is de muziekkoepel aan het Hoofdkanaal. Deze uit 1950 daterende koepel heeft een gesloten wand waarop een groot schilderij is aangebracht. In het centrum van het dorp staat het beeld De Veenvrouw van Jan Sterenberg, als herinnering aan de veenhistorie van Emmer-Compascuum. ■

Tussen Emmen en Emmer-Compascuum ligt de dubbele veenkolonie Emmer-Erfscheidenveen, in de volksmond ook Emmererf genoemd.Het dorp is ontstaan rond 1900, nadat men de ontginning van het veengebied ten oosten van Emmen ter hand nam. In 1878 begon men vanaf het Ter Apelerkanaal met de aanleg van het Stads-Compascuumkanaal. Aan het uiteinde daarvan ontstond de dorpskern van EmmerCompascuum. Hiervandaan werd vanaf 1898 het kanaal in westelijke richting doorgetrokken, eerst als de Runde en daarna als Kanaal B. Parallel aan Kanaal B werd Kanaal A gegraven en binnen dit dubbele kanalenstelsel is Emmer-Erfscheidenveen ontstaan.De eerste bewoners waren voornamelijk veen- en landarbeiders. Hun kleine woningen verrezen langs de twee kanalen en aan de verbindingswegen die ertussen werden aangelegd.De boerderijen werden aan de buitenzijde van het kanaalsysteem gebouwd. Haaks op de kanalen werd een netwerk van wijken gegraven, zodat het veengebied in lange, evenwijdige percelen kon worden ontgonnen. In het midden van de veenkolonie, waar Kanaal E Kanaal B doorsnijdt, is de dorpskern ontstaan. Tot 1938 was Emmer-Erfscheidenveen een zelfstandig dorp, daarna werd het onderdeel van het veel grotere Emmer-Compascuum. De bebouwing van beide dorpen loopt bij de noordkant van hetVerlengde Scholtenskanaal in elkaar over.In 1925 kreeg Emmer-Erfscheidenveen een gereformeerde kerk aan de Middenweg Oostzijde.Dit is een zaalkerk met een verlaagd ingangsportaal. Tegenwoordig is de kerk in gebruik bij de Servisch Orthodoxe Parochie. In 1939 werd een hervormde kerk gebouwd aan het Kanaal A Noordzijde, dit gebouw doet nu dienst als woonhuis. De baptistengemeente is gehuisvest in een modern pand aan dezelfde straat. De verscheidenheid in religies resulteerde in de oprichting van drie lagere scholen, een openbare, een gereformeerde en een hervormde. Daarvan zijn openbare school De Dreef en de christelijke school De Triangel overgebleven.In 1926 werd in Emmer-Erfscheidenveen een dorpshuis geopend. Hier was opvang geregeld voor kinderen van vrouwen die in het veen moesten werken. Later werd ’t Oale Buurthuus verbouwd tot café, met daarbij een klein museum met een nostalgisch winkeltje en vele spullen uit grootmoeders tijd. Inmiddels zijn café en museum verhuisd naar een grotere locatie aan het Kanaal A Noordzijde en hebben ze de naam De Woonboot van Nelis en Leentje gekregen. Er vlakbij staat het opvallende voormalig postkantoor. Dit woonhuis met kantoor uit 1913 heeft een ingang op de hoek van het pand. Vanaf de weg Kanaal B is aan het eind van een klein paadje nog een oud veenhuisje.Het verenigingsleven van Emmer-Erfscheidenveen speelt zich af rond buurthuis De Stobbe.In de loop van de vorige eeuw vestigden enkele tientallen bedrijven zich in Emmer-Erfscheidenveen. Naast boerenbedrijven waren dit bedrijven op het gebied van onder meer transport en installatietechniek. Desondanks heeft het dorp zich ontwikkeld tot forensendorp, dat vooral gericht is op Emmen. Het voorzieningenniveau van Emmer-Erfscheidenveen is redelijk, veel voorzieningen worden gedeeld met Emmer-Compascuum.Bij de ontginning van de Westelijke Middelste Dwarsplaatsen, ten westen van Kanaal E, trof men in 1938 een veenlijk aan. Dit was het lichaam van een man die waarschijnlijk leefde in de Bronstijd. Om het lichaam zat een cape van kalfshuid en verder vond men in de nabijheid een muts, een deel van een onderkleed en een schoen. Zowel de kleding als het lijk behoren tot de oudste vondsten in zijn soort van Nederland. Lange tijd werd het veenlijk bewaard in de Oudheidskamer in Emmen, maar in 1986 is de Man van Emmer-Erfscheidenveen overgebracht naar het Drents Museum in Assen. ■

Het kanaaldorp Erica, ten zuiden van Emmen, is vlak na 1860 als boekweitkolonie gesticht op zandgronden in het veengebied onder Zuidbarge. De eerste bewoners waren boeren uit de omgeving van Slagharen, waardoor de nederzetting in eerste instantie de naam NieuwSlagharen kreeg. Later werd het dorp Erica genoemd, naar de Latijnse benaming voor dopheide. Nadat de Verlengde Hoogeveensche Vaart in 1867 werd doorgetrokken van NieuwAmsterdam tot voorbij Erica, werden ook woningen en bedrijven gebouwd langs het kanaal.In 1988 vierde het dorp het 125-jarig bestaan.Door de komst van katholieke boeren ontstond in Erica een grote katholieke enclave. Al in 1866 kreeg de nederzetting een houten katholieke kerk. De huidige rooms-katholieke kerk Onze Lieve Vrouwe Onbevlekt Ontvangen aan de Kerkweg dateert van 1933 en is gebouwd omdat diens voorganger te klein was geworden. De kerk is opgetrokken in traditionalistische stijl naar ontwerp van C. Hardeman. Het orgel dateert van 1893. Erica telde later nog twee andere gemeenten, de hervormde en gereformeerde die allebei een eigen kerk hadden. Deze twee zijn inmiddels samengegaan in een PKN-gemeente.Aan de Havenstraat bij het kerkhof werd in 1880 een houten schooltje gebouwd. Tegenwoordig staan in het dorp nog een openbare, een katholieke en een christelijke basisschool.In 1882 werd de Verlengde Hoogeveensche Vaart als het Van Echtenskanaal doorgetrokken tot Klazienaveen. Dit betekende een finke economische impuls voor Erica. In de jaren die volgden werd onder meer de cementsteenfabriek van Pranger gebouwd. Ook kreeg het dorp in 1902 een tramverbinding met NieuwAmsterdam en Ter Apel. Een belangrijke nieuwe bron van inkomsten werd de tuinbouw. Bij het dorp verrezen grote kassencomplexen, waar voornamelijk bloemen en groenten worden geteeld. Een groot deel van de tuinders komt uit het westen van Nederland.Aan de Verlengde Vaart Zuidzijde staat de stellingkorenmolen Heidebloem, die al van verre is te zien. De molen is in 1895 gebouwd ter vervanging van een door brand verwoeste voorganger uit 1877. De stelling is bijna acht meter hoog.Na de oorlog raakte de molen in verval. Pas aan het eind van de jaren ’70 vond een grondige restauratie plaats en kreeg de molen zijn huidige naam.Centraal in het dorp, op de kruising van de Verlengde Vaart en de Havenstraat, staat het stalen beeld De Kanaalgravers van Willem Kind. Het beeld herinnert aan de noeste arbeid die geleverd moest worden bij het graven van de veenkanalen. Het is geplaatst op de plek waar vroeger de inmiddels gedempte haven lag. In de loop van de twintigste eeuw breidde het dorp fink uit ten noorden van de hoofdvaart, maar ook aan weerszijden van de Pannekoekendijk ontstond een bebouwingskern. De laatste decennia zijn veel woningen gebouwd rond de sportvelden en het zwembad.Erica heeft een rijk verenigingsleven, dat zich grotendeels afspeelt rond het sociaal cultureel centrum ’t Schienvat. Aan de Eendrachtstraat ligt een klein park genaamd Het Wildhof, waar ook enkele boerderijdieren worden gehouden. Dit park krijgt in de nabije toekomst een grote opknapbeurt. De naamsbekendheid van Erica is in de laatste jaren enorm gegroeid. Net als Harry Muskee en zijn band Cuby and the Blizzards dat deden bij Grolloo, zo is de muzikant en schrijver Daniël Lohues met zijn band Skik erin geslaagd Erica landelijk op de kaart te zetten. ■

De esdorpen Erm en Achterste Erm zijn ontstaan in de middeleeuwen. Erm is gesticht op zandgronden aan de rand van het beekdal van de Sleenerstroom. De bebouwing ligt grotendeels langs de wegen De Hoek, Dalerstraat en Oostereind, waardoor de plaats enigszins de structuur van een wegdorp heeft. Achterste Erm is ontstaan als esrandnederzetting en is gevormd uit meerdere buurschappen die in de loop der tijd naar elkaar toe zijn gegroeid. Het dorp bestaat daarom uit enkele concentraties van woningen aan de weg Achterste Erm.Erm heeft een brinkrestant bij de kruising van het Oostereind met de Oosterlangen. Deze driehoekige ruimte is kleiner geworden door de aanleg van de doorgaande weg tussen Veenoord en Sleen. Achterste Erm heeft een kleine brinkachtige ruimte aan de westkant van het dorp en een brinkrestant aan de oostzijde, genaamd ’t Veldtien. Vroeger werden Erm en Achterste Erm van elkaar gescheiden door de Groote Ermeresch, tegenwoordig ligt rijksweg N34 van Coevorden naar Emmen tussen de beide dorpen. Tussen Achterste Erm en Veenoord ligt het ontginningsdorpje Ermerveen, dat na de gemeentelijke herindeling van 1998 aan Emmen is toebedeeld.Zowel in Erm als in Achterste Erm staan een aantal fraaie boerderijen, waarvan de oorsprong teruggaat tot in de achttiende en negentiende eeuw. Veel boerderijen hebben oude houten bijschuren op het erf, de schuur bij De Hoek 2 dateert waarschijnlijk zelfs uit 1760. In 1894 werd een kleine coöperatieve boterfabriek opgericht, waar men nog met handkracht werkte. De coöperatie had ruim dertig deelgenoten. De concurrentie van stoomkrachtfabrieken nam echter snel toe en de fabriek in Erm kon na ruim tien jaar sluiten. Na de opheffng is het fabriekspand gesloopt.Aan het eind van de negentiende eeuw kreeg Erm bij de kruising van de Dalerstraat en de Bakkersteeg een permanent schoolgebouw voor basisonderwijs. Deze openbare school had een belangrijke streekfunctie en werd ook bezocht door kinderen uit Achterste Erm en Ermerveen. In 1979 werd het oude schoolgebouw vervangen door het huidige gebouw.Door een toename van het aantal leerlingen is dit pand in 1999 uitgebreid en kreeg het de naam De Piramide. Veel voorzieningen hebben de dorpen verder niet, ze zijn daarvoor aangewezen op grotere plaatsen als Veenoord, Sleen of Emmen.In de buurt van Erm heeft de bekende archeoloog Van Giffen halverwege de twintigste eeuw een middeleeuwse pottenbakkersoven ontdekt. Men vermoedt dat hier de stenen zijn gebakken die werden gebruikt bij de bouw van de kerk in Sleen. Er zijn ook bijzondere archeologische vondsten gedaan, die erop wijzen dat de omgeving van Erm en Achterste Erm al vanaf de IJzertijd bewoond was.Ten westen van de dorpen ligt het grote recreatiegebied Ermerzand. Dit omvat onder meer een grote zwemplas met zandstranden, een camping en een bungalowpark. De zwemplas leent zich niet alleen prima voor watersport, maar ook om te vissen. Een deel van de oever is speciaal geschikt gemaakt voor karpervissers en het is mogelijk om vissen en overnachten te combineren op een van de eilanden. Een ander eiland is ingericht als paintballterrein.Het Ermerzand wordt omgeven door enkele percelen bos. Erm is tevens bekend door de Ronde van Erm, een jaarlijks sportevenement dat al bijna dertig jaar wordt georganiseerd.In 2008 is de wielrenwedstrijd vervangen door een nieuw onderdeel, namelijk de survivalrun bij het Ermerstrand. ■

Vlakbij 2e Exloërmond ligt het wegdorpje Exloërveen. De geschiedenis van dit dorp gaat terug tot in de zeventiende eeuw. Een langgerekte zandrug ten oosten van de Hondsrug en het Achterste Diep strekte zich langs het veen uit tot aan Zuidlaarderveen. Vanaf deze dijk werd op kleine schaal het veen ontgonnen en de eerste bewoners, voornamelijk veenarbeiders en boeren, vestigden zich hier.Het afgegraven gebied werd geschikt gemaakt voor de landbouw en er verrezen grote boerderijen langs de weg. Langzaam ontwikkelde Exloërveen zich van een randveenontginningsdorp tot agrarisch dorp met veenkoloniale akkerbouw.Halverwege de negentiende eeuw telde het dorp ruim 120 inwoners. Na 1850 breidde Exloërveen zich verder uit zodat begin twintigste eeuw het inwoneraantal al meer dan verdubbeld was. Maar door de ontwikkeling van 1e Exloërmond en vooral van 2e Exloërmond nam het aantal bewoners langzaam weer af. Na de Tweede Wereldoorlog stopte de turfhandel, was sprake van schaalvergroting in de agrarische sector. De werkgelegenheid in Exloërveen en omgeving daalde en veel veenbewoners namen de wijk naar andere gebieden.Exloërveen heeft nog altijd een agrarisch karakter. Het dorp heeft geen eigen voorzieningen en is aangewezen op grotere plaatsen als Exloo en 2e Exloërmond. De bebouwing van Exloërveen loopt in het noorden door in die van Buinerveen. Voorheen lag hier het buurschap Exloërmoeras, bij 1e Exloërmond, maar tegenwoordig wordt met de naam Het Moeras alleen nog de streek aangeduid waar nog wat verspreide lintbebouwing is. Oostelijk van het dorp liggen de Noorderboerplaatsen, een groot landbouwgebied dat wordt doorsneden door kleine verbindingskanalen.

De geschiedenis van het esdorp Exloo begint in de middeleeuwen, toen het waarschijnlijk is gesticht als dochternederzetting van Odoorn.In een oorkonde uit 1376 wordt Exloo aangeduid met de naam Exle. Het dorp had vroeger meerdere brinken, waarvan de hoger gelegen brink aan de Hoofdstraat het best bewaard is gebleven. Nabij de brink staan enkele karakteristieke Saksische boerderijen. In de twintigste eeuw is Exloo fink gegroeid. In eerste instantie ontstond nieuwe bebouwing langs uitvalswegen als de Fabrieksstraat en de Hoofdstraat, na de Tweede Wereldoorlog werden het vooral aan de westkant van het dorp nieuwe wijken gebouwd.Vanaf de vijftiende eeuw begon men op kleine schaal met het ontginnen van het veengebied oostelijk van Exloo. Vanaf de zeventiende eeuw werd dit veel grootschaliger aangepakt.Exloo was één van de Oostermoerse veenmarkegenoten die in 1762 met Groningen in onderhandeling gingen over aansluiting van de Drentse venen op het Stadskanaal. In 1817 werden de afspraken over het gebruik van de Drentse en Groningse kanalen bekrachtigd in een Convenant. Door de ontginning van de Exloërvenen zijn meerdere nederzettingen ontstaan, zoals 1e Exloërmond, Exloërveen en Exloërkijl. 2e Exloërmond is zelfs groter geworden dan het moederdorp Exloo.In 1894 werd de coöperatieve zuivelfabriek Exloo geopend. Later werd aan de fabriek een korenmalerij toegevoegd. In 1966 is de fabriek gesloten. Het pand werd daarna gebruikt door bedrijven in de vleesverwerkende sector, de hoge pijp werd in de jaren ’70 afgebroken. Aan de Hoofdstraat staat een oud stationsgebouw, dat omstreeks 1905 werd geopend langs de spoorlijn Zwolle - Stadskanaal. Het gebouw was een versoberde kopie van dat in het Overijsselse Vilsteren. In 1945 is deze spoorlijn opgeheven.Exloo ligt in een bosrijke omgeving en is mede daardoor aantrekkelijke voor toeristen. In en rond het dorp zijn campings en hotels. Even buiten het dorp begint het uitgestrekte terrein van de Boswachterij Exloo. Naast dichte naald- en loofbossen vindt men hier ook heidevelden en stuifzanden. In het bosgebied staan meerdere uitkijktorens en ligt een gletsjerkuil, een dichtgegroeide krater die in de IJstijd is ontstaan. Langs het Bodenpad richting Ees staat hunebed D30. Het is een klein hunebed dat oorspronkelijk vier dekstenen had, tegenwoordig zijn daar nog drie van over. In het hunebed zijn potscherven en prehistorische gereedschappen aangetroffen.In het Hunzebosch tussen Exloo en Valthe staat het hunebed D31. Aan het begin van de negentiende eeuw was het hunebed nog in redelijke staat. Het had ooit vijf dekstenen, één daarvan is in het graf gevallen en de rest is verdwenen. D31 bestaat nu alleen nog uit enkele zijstenen en twee poortstenen. In het Hunzebos ligt het grote recreatiegebied Hunzebergen met een bungalowpark en een groot nieuw hotel. Tussen Exloo en het Hunzebos is een groot golfpark, richting het heideterrein Molenveld is het openluchtzwembad De Leewal. Aan drie zijden grenst Exloo aan essen en aan de oostkant begint het grote weilandengebied Exloosche Landen. In het Noorderveld ligt een grote zandwinplas, waar nog steeds zand en grind wordt afgegraven.Exloo heeft een eigen schaapskudde met zo’n 160 Drentse heideschapen. Iedere dag vertrekt herder Kaspers vanuit de schaapskooi in het hart het dorp naar het Molenveld om daar de schapen te laten grazen. Naast de schaapskooi is het Schapeninformatiecentrum.In het zomerseizoen worden jaarlijks de Exloo Trials georganiseerd, een schapendrijfwedstrijd op de open heide. Tegelijk met de Exloërjaarmarkt, de zaterdag voor Pinksteren, organiseert de vereniging Dorpsbelangen Exloo het schaapscheerdersfeest. Dit was in 1973 aanleiding tot de oprichting van volksdansgroep De Schaop’ndansers, die ieder jaar een optreden verzorgen. Ter ere van het feest werd in 1991 het beeld Scheeper en zijn Hond aan de Zuiderhoofdstraat onthuld. Het beeld is gemaakt door Gerrit Santing en verbeeldt de schapentraditie van Exloo.Naast het Schaapscheerdersfeest organiseerde Dorpsbelangen meer dan dertig jaar lang het Festival van Oude Ambachten. In 2008 besloot men het festival in een nieuw jasje te steken en doopte men het om in het folkloristisch feest Op De Kloeten. Ook dit feest staat in het teken van oude gebruiken en spelen, klederdracht, oude beroepen en de Drentse taal. In juli of augustus, afhankelijk van de weersomstandigheden, organiseert Exloo jaarlijks een Oogstdag op een akker bij het dorp. Op een ouderwetse manier en met klassieke machines wordt dan het graan geoogst.Wie een beeld wil krijgen van het boerenleven van vroeger kan ook terecht in het cultuurhistorisch museum Bebinghehoes. Dit museum is gehuisvest aan de Zuiderhoofdstraat in een hallenhuisboerderij uit 1722. De naastgelegen schaapskooi en het koetshuis maken deel uit van het boerderijmuseum. Even verderop in dezelfde straat ligt het Kabouterland, een grote speeltuin annex dierentuin.Sinds de gemeentelijke herindeling van 1998 is Exloo de hoofdplaats van de nieuwe gemeente Borger-Odoorn. Daarvoor was Exloo al hoofdplaats van de gemeente Odoorn, het oude raadhuis zat aan de Hoofdstraat. Omstreeks 2000 is het oude raadhuis in Exloo omgebouwd en uitgebreid door de architecten Alberts en Van Huut, die ook het Gasuniegebouw in Groningen hebben ontworpen. ■