Dorpen van de provincie Drenthe

Kies de beginletter


De eerste offciële vermelding van Garminge dateert uit 1362, toen de naam nog als Gherminge of Gharminge werd geschreven. Garminge was een dochternederzetting van Westerbork. Waarschijnlijk was Germ de eerste of belangrijkste bewoner van het dorp. De brink lag bij de straat Olde Hof, maar is al aan het begin van de negentiende eeuw verdwenen.Het agrarische karakter van Garminge is grotendeels bewaard gebleven. Garminge kent een verspreide bebouwing, met een kleine concentratie van boerderijen en woningen aan de Dorpsstraat, Spekdiek en de Heirstraat. Vlakbij Garminge ligt het kleine esdorp Balinge. Samen hebben de twee plaatsen de hoger gelegen Garminger- en Balingeresch. Op deze es zijn enkele prehistorische aardewerkscherven aangetroffen. Aan de andere kant van de dorpen liggen de graslanden van de Garminger- en Balingerstukken.Samen met Balinge en Mantinge maakt Garminge deel uit van de Broekstreek. In de middeleeuwen bestond deze streek voornamelijk uit moerasbossen, waarvan het Mantingerbos nog een klein restant is. In dit natuurgebied ontspringt de beek Oude Diep, die verderop in het Linthorst Homankanaal stroomt. Vanuit Westerbork vestigde men zich op hoger gelegen zandgronden in de Broekstreek, omdat hier veel landbouwgrond te winnen was. De drie dorpen hebben nauw contact en delen verschillende verenigingen en voorzieningen.Dorpshuis ’t Broekhoes, waarin tevens de openbare basisschool is gevestigd, staat in Balinge. De Broekstreekdorpen hebben elk nog een eigen boermarke.

In de vroege middeleeuwen is het esdorp Gasselte ontstaan op het hoogste deel van de Hondsrug. Het was een dochternederzetting van het zuidelijker gelegen Borger. De eerste bebouwing van Gasselte concentreerde zich rond het Lutkenend in het westen van het dorp en rond het Grotenend in het noordoosten. De twee kleine buurschappen zijn in de negentiende eeuw aan elkaar gegroeid door uitbreiding en bebouwing van de Dorpsstraat.Kostvlies is het buurschap ten noordoosten van Gasselte, aan de gelijknamige weg haaks op het Grotenend.Op een stuk bouwland westelijk van het Lutkenend, de Galgenakkers, werden in 1975 restanten aangetroffen van meerdere boerderijen uit de periode tussen de negende en de twaalfde eeuw. Deze bootvormige boerderijen werden het Gasselte-type genoemd. Bij opgravingen in Pesse en Peelo zijn dezelfde soort boerderijen aangetroffen. In 1309 werd Gasselte voor het eerst offcieel vermeld als Gesholte. De naam is afgeleid van de woorden gais, wat staat voor onvruchtbaar, en holte, wat bos betekent.Ten oosten van Gasselte lagen voornamelijk hoogveengronden. Halverwege de zeventiende eeuw begon men op grote schaal met de ontginning van deze veengebieden. Boeren uit Gasselte verkochten hun grond aan de rand van de boermarke, zodat daar kanalen gegraven konden worden om de turf af te voeren.Langs deze kanalen vestigden zich veenarbeiders, schippers en boeren en ontstonden veenkoloniën als Gasselternijveen en Gasselterboerveen. Het gebied ten westen van Gasselte bestond grotendeels uit zandgronden. Ook deze gebieden werden vanaf de zeventiende eeuw ontgonnen en geschikt gemaakt als wei- en bouwland.Gasselte grenst aan de uitgestrekte boswachterij Gieten-Borger. Aan het begin van de twintigste eeuw werd dit bosgebied aangeplant voor de houtwinning en om zandverstuivingen tegen te gaan. Het landschap hier kenmerkt zich door een afwisseling van loof- en naaldbossen, heidevelden en vennen. Tot 1998 lag het bosgebied in vier verschillende gemeentes en was het natuurgebied opgedeeld in het Gietenerveld, het Gasselterveld, het Drouwenerveld en het Grolloërveld. Door gemeentelijke herindelingen behoort het hele gebied nu tot de gemeente Aa en Hunze.Vlak na de Tweede Wereldoorlog begon de familie Jonker in de bossen van het Gasselterveld met de winning van schoon wit zand voor de bouwsector. Tegenwoordig wordt per jaar enkele miljoenen kilo’s industriezand gewonnen, zand dat al in de IJstijd door snelstromend smeltwater in dit gebied is afgezet. Zuidelijk van het dorp ligt het Drouwenerzand, een voormalig stuifzandgebied dat nu gedeeltelijk is bebost. Door de gunstige ligging treft men in en rond Gasselte veel recreatie- en overnachtingsmogelijkheden aan.Aan de Dorpsstraat 5, op de rand van een es aan de westkant van het dorp, staat de witgeverfde hervormde kerk van Gasselte. Deze van oorsprong katholieke kerk is in de veertiende eeuw gesticht vanuit Borger. Een deel van het muurwerk stamt mogelijk al uit de tweede helft van de dertiende eeuw. De witte kerk is in de loop der eeuwen meermaals verbouwd en gerestaureerd. In 1787 kreeg de kerk zijn huidige dakruiter, die een vrijstaande klokkenstoel moest vervangen. Een deel van de inventaris dateert uit de zeventiende eeuw, zoals de preekstoel, de avondmaaltafel en het doopbekken. De begraafplaats telt ongeveer 100 grafmonumenten en valt onder monumentenzorg. In 1932 kreeg de kerk een orgel, dat bij een restauratie in de jaren ’90 werd voorzien van een binnenwerk uit 1847 van J. Scheuer uit Coevorden. Pastorie De Weem aan het Lutkenend is gebouwd in 1844, in 2007 is een begin gemaakt met de restauratie van dit neoclassicistische pand.Door de aanleg van de spoorlijn Assen-Gasselternijveen in 1905 kreeg Gasselte een eigen stationsgebouw. In 1905 werd daarvoor bij een zandafgraving in de buurt, op de plek waar de spoorlijn de Hondsrug doorsneed, ook de stalen spoorbrug ‘Ravijnzicht’ gebouwd. De spoorlijn werd in 1947 opgeheven en rond 1970 werd het stationnetje afgebroken. Op de plek waar vroeger het stationsgebouw stond, staat nu als herinnering een klein houten huisje. In Gasselte staan enkele bijzondere boerderijen.Aan de Jan Hugeslaan en de Esweg staan twee grote hallenhuisboerderijen die omstreeks 1800 zijn gebouwd, aan het Lutkenend en de Kerkstraat staan boerderijen uit 1830.Tot 1998 was Gasselte een zelfstandige gemeente, waarbij onder meer Kostvlies en de dorpen en buurschappen in de Gasselterboervenen en de Gasselternijvenen hoorden. Het gemeentehuis stond echter niet in Gasselte zelf, maar aan de Vaart in het grotere Gasselternijveen. Kostvlies werd in de loop der jaren steeds meer één met Gasselte en inmiddels delen de twee plaatsen onder meer een dorpsbelangenvereniging, een basisschool en meerdere sportclubs. Wel hebben beide dorpen nog hun eigen dorpshuis. In Gasselte staat aan Achter De Brinken dorpshuis De Trefkoel, in Kostvlies heeft de Meester Kranenborgschool deze functie. Deze openbare lagere school werd gebouwd in 1930 en is later vernoemd naar het eerste schoolhoofd Jan Kranenborg.In de jaren ’70 moest de school sluiten omdat er te weinig leerlingen waren.Kostvlies is halverwege de negentiende eeuw gesticht door de uit Gelderland afkomstige eekschillerfamilies Van ‘t Hof en Dokter. Zij verdienden hun geld met het verzamelen, drogen en vermalen van eikenschors tot een product dat als looistof bij het vervaardigen van leer gebruikt werd. Boeren vestigden zich hier op de rand van het hoogveengebied. De naam van het wegdorp verwijst naar een moeilijk ontginningsproces: in 1832 werd Kostvlies voor het eerst in offciële documenten genoemd als Kost Vleesch.In de loop van de twintigste eeuw veranderde Kostvlies van een agrarisch buurschap in een forensendorp. In het noorden grenst de plaats aan het buurschap Achter Het Hout, dat samen met het naburige Bonnen tot Gieten wordt gerekend. Onder Kostvlies langs liep het spoorwegtracé tussen Assen en Gasselternijveen, eigendom van de Noord-Ooster Locaal Spoorweg Maatschappij. Ten oosten van het dorp ligt het uitgestrekte golfterrein De Semslanden.

Gasselternijveen is een langgerekt kanaaldorp ten noordoosten van Gasselte. In de late middeleeuwen vestigden de eerste landbouwers zich in dit gebied. Door de ontginning van het zuidwestelijk deel van de Gasseltervenen ontwikkelde het dorp zich vanaf de zeventiende eeuw tot een belangrijke veenkolonie. De groei van het dorp was mogelijk doordat de Hunze in 1660 beter bevaarbaar werd gemaakt door de veencompagnie van Struuck, Welveldt en Niekerk. In 1667 werd de Hunze, of Oostermoersche Vaart zoals dit deel van de rivier sindsdien genoemd werd, een waterweg met vrije doorvaart.Aan het begin van de negentiende eeuw werden monden gegraven vanaf het Stadskanaal door de Oost-Drentse veengebieden. Langs deze monden en langs de zijkanalen die haaks daarop gegraven werden, ontstonden veenontginningsdorpen als Gasselternijveenschemond, Gasselterboerveen en Gasselterboerveenschemond. In 1817 sloten de veenmarke van Gasselte en zeven andere Drentse veenmarken een convenant met de stad Groningen over de turfafvoer. Vanaf dat jaar mochten de Drenten gebruik maken van de Groninger kanalen en dat betekende een grote economische impuls voor Gasselternijveen.In 1849 kreeg het dorp zijn eerste scheepswerf, in 1861 kwam daar een tweede bij. Wat het aantal geregistreerde schepen betreft was Gasselternijveen in 1913 de vierde haven van Nederland. Rond 1900 foreerde de middenstand en telde het dorp tientallen kleine zelfstandigen.In 1903 opende de aardappelzetmeelfabriek Oostermoer aan de oostkant van het dorp. In 1919 werd deze beeldbepalende fabriek onderdeel van het Aardappelmeel Verkoop Bureau (Avebe).Omdat Gasselternijveen de belangrijkste plaats in de gemeente Gasselte was, vergaderde het gemeentelijk bestuur hier vanaf 1823. In 1890 werd aan de Vaart een raadhuis gebouwd, een dwars geplaatst pand met een ingang in het midden, dat in 1918 en 1975 ingrijpend is verbouwd. Aan de Vaart en de Hoofdstraat zijn nog enkele negentiendeeeuwse schipperswoningen bewaard gebleven. Aan de Hoofdstraat vindt men ook nog enkele fraaie krimpenboerderijen. Op de centrale plek waar vroeger schippers en landarbeiders samenkwamen, nabij de huidige kruising van de Hoofdstraat en de Burgemeester van Royenstraat, staat sinds 1931 een grote klok met een bakstenen onderbouw.Aan de Vaart 5 staat de hervormde kerk uit 1858, een dwars geplaatste zaalkerk met een geveltoren uit 1879. De nabijgelegen pastorie dateert uit 1828. Rond 1906 werd aan de Hoofdstraat een gereformeerde kerk gebouwd, een zaalkerk met een kleine dakruiter. De twee kerkelijke gemeenten vormen tegenwoordig een Samen Op Weg-gemeente en maken gebruik van de hervormde kerk. In het andere kerkgebouw is nu een pension. Vanuit Gasselternijveen werd overigens de eerste Nederlandse baptistengemeente opgericht, nadat de hervormde predikant Feisser uit het ambt trad en zich liet dopen in de Vaart. Kort daarna kreeg zijn nieuwe gemeenschap koninklijke goedkeuring en werd de eerste baptistengemeente in Stadskanaal opgericht.Het gros van de bebouwing in Gasselternijveen stamt uit de twintigste eeuw. Opvallend zijn de villa’s en herenhuizen aan de Hoofdstraat en de Plantsoenstraat die nog voor de Tweede Wereldoorlog zijn gebouwd. Openbaar basisonderwijs werd vanaf 1800 gegeven, maar het eerste grote schoolgebouw is van 1875 en stond op de hoek Hoofdstraat/ Burgemeester Gaarlandtlaan. In 1904 kreeg het dorpook nog een christelijke basisschool, deze stond aan de Vaart. De twee basisscholen bestaan nog steeds en hebben hun onderkomen halverwege de Burgemeester Gaarlandtlaan en in de Ceresstraat.In 1905 kreeg Gasselternijveen een spoorverbinding met een eigen station. Het dorp lag aan de tracés Zwolle-Stadskanaal en AssenGasselternijveen van de Noordoosterlocaalspoorweg Maatschappij. Door concurrentie van vrachtverkeer over de weg en de groei vanparticulier autobezit werden deze spoorlijnen in 1947 opgeheven. In 1971 begon men met de bouw van de ronde stenen stellingkorenmolen op de oostelijke oever van de Hunze. Die molen kreeg de naam De Juffer. Voor de buitenkant van de romp zijn stenen gebruikt van een stellingmolen aan de Hoofdstraat. Deze werd in 1841 gebouwd, maar rond 1968 weer afgebroken. ■

Gasselternijveenschemond is een langgerekte veenkolonie tussen Gasselternijveen en het Groningse Stadskanaal. Het dorp is ontstaan in de eerste helft van de negentiende eeuw, toen meerdere kanalen haaks op het Stadskanaal tussen Ter Apel en Bareveld werden gegraven. Deze ‘monden’ moesten het Drentse hoogveen ontsluiten. Langs de vaart Gasselter Nijveenschemond ontstond daardoor een nederzetting met dezelfde naam. Niet alle bebouwing ten westen van het Stadskanaal valt onder Gasselternijveenschemond. De rijksweg Gasselterstraat tussen de Zuidzijde en de Van Boekerenweg en de Gasselterdreef die haaks op de Gasselterstraat loopt, liggen net aan de andere kant van de Semslinie – de kaarsrechte provinciegrens door het veengebied – en behoren tot de provincie Groningen.In de loop van de negentiende eeuw kwam bebouwing tot stand langs het Eerste en Tweede Dwarsdiep, haaks op de al bestaande lintbebouwing. In 1842 kreeg het dorp zijn eerste schoolgebouw, waar een jaar later al ongeveer 80 kinderen onderwezen werden. Tegenwoordig staat aan het Tweede Dwarsdiep basisschool De Peppel, die in 2008 met sluiting werd bedreigd. Aan de Noordzijde 213 is een klein particulier accordeonmuseum gevestigd, aan Noordzijde 165 staat het dorpshuis.In 1893 kwam op de hoek van de Noordzijde en het Tweede Dwarsdiep een zuivelfabriek.De Eerste Veenkoloniale Zuivelfabriek richtte zich vooral op het vervaardigen van roomboter, later kwamen daar ook andere zuivelproducten bij. In 1970 sloot de fabriek, het gebouw werd in 1985 gesloopt voor woningbouw.De ligging nabij het Stadskanaal maakte het dorp aantrekkelijk voor industrie, waardoor het dorp groeide en steeds meer middenstand kreeg. Door de bouw van strokartonfabriek Ons Belang in 1909 en de komst van fabrieksarbeiders, breidde Gasselternijveenschemond aan de oostzijde snel uit. Ook de laatste decennia hebben grote bedrijven zich gevestigd in Gasselternijveenschemond, zoals een transportbedrijf en diverse groothandels. Net buiten Gasselternijveen staat de grote aardappelzetmeelfabriek Oostermoer uit 1903 van het Avebe-concern, die ook in Gasselternijveenschemond nog beeldbepalend is.

In het hart van natuurgebied De Drentsche Aa ligt tussen Loon en Annen het esdorp Gasteren. Het is ontstaan in de vroege middeleeuwen en telde in de tiende eeuw al negen erven. Rond 1300 werd de naam geschreven als Ghestre en Ghesteren, nog geen eeuw later sprak men al van Gasteren. Noordelijk van het dorp liggen de Gasterse Duinen, een gedeeltelijk beplant stuifzandgebied. De nog aanwezige karrensporen zijn restanten van een middeleeuwse handelsroute. De naam Gasteren komt van het woord geest of geestgrond, wat zandgrond betekent.Gasteren ligt ingeklemd tussen een Noord- en een Zuidesch. Ten zuidoosten van de Zuidesch ligt het oude bosreservaat Gasterse Holt, ongeveer 5 hectare groot, omgeven door natte weidegebieden en met een bijzondere plantengroei. Aan de westkant van het dorp ligt het na de Tweede Wereldoorlog aangeplante Ubbinkbos, een gebied waar in de jaren dertig van de twintigste eeuw een groot urnenveld en meerdere grafheuvels zijn ontdekt. Ten zuiden van Gasteren gaat het Rolderdiep over in het Gasterensche Diep, ten noorden van het dorp komt deze beek uit in het Taarlosche Diep.In de Gasterse Duinen, bij het Voorste Veen, ligt aan deOostmolenseweg richting het buurschap Oudemolen het hunebed D10. Het is een klein hunebed dat bestaat uit zeven zij- en twee sluitstenen, waarop nog twee dekstenen liggen. De eerste beschrijving van het hunebed dateert van 1694, in de negentiende en twintigste eeuw is het hunebed meerdere malen gerestaureerd.De kern van de bebouwing concentreert zich langs de doorgaande weg tussen Balloërveld en Anloo, het Westeinde-Brink-Oosteinde, maar ook aan de zijwegen De Hoek, Gagels en Zandkampen. Sinds 1966 heeft het dorp een dorpshuis, De Gasterije, dat in 1996 nieuw onderdak vond nabij de kantine van de sportvereniging aan de Gagels. Aan het Oosteinde en Westeinde staat een aantal bijzondere hallenhuisboerderijen uit de achttiende en negentiende eeuw, aan de Brink vindt men nog een negentiende-eeuwse ontginningsboerderij.

Het kleine buurschap Geelbroek ligt zuidelijk van Assen en ten zuidoosten van Eleveld. In 1444 werd het vermeld als Gelebroeck. Het woord broek duidt op een moerassig gebied en de kleur geel is, net als bij Eleveld, waarschijnlijk toegevoegd vanwege de vele geelbloeiende brem- en gagelstruiken in de omgeving. Rond 1850 werd Geelbroek omschreven als een groot uitgestrekt gebied met wild kreupelhout en laag natuurlijk groenland.De weinige bebouwing concentreert zich langs de doorgaande weg Geelbroek, die aan de noordkant Eleveld heet. Deze weg werd in de jaren ’30 van de twintigste eeuw verhard, waardoor gemotoriseerd vervoer het buurschap kon bereiken. Ten zuiden van het buurschap splitst de weg zich in de Geelbroekerweg en de Esweg richting Ekehaar. Deze werden pas in de jaren ’50 verhard.Aan de westkant van Geelbroek, langs de Ruimsloot, ligt het 200 hectare grote reservaat Geelbroek, met daarbij het Amerboschstuk en het elzenbosterrein Bloemendaal. Hier zijn nog enkele petgaten te vinden, langgerekte veenputten die in de negentiende eeuw zijn ontstaan door vervening, maar die inmiddels zijn dichtgegroeid met allerhande waterplanten.De Ruimsloot, die de grens vormde tussen de gemeente Assen en de voormalige gemeente Rolde, stroomde ter hoogte van Anreep in het Amerdiep. Het gebied tussen Ruimsloot en het Amerdiep is bekend door haar weidevogelpopulatie en maakt deel uit van het Stroomdallandschap Drentsche Aa.Van het woeste natuurgebied van Geelbroek werd in de loop der tijd een wat negatief beeld geschetst. In diverse Drentse dialecten werd de naam Geelbroek gebruikt in gezegden om een afstand te overdrijven of om iemand ergens anders naar toe te wensen. Met uitspraken als ‘men kan het in Geelbrook wal heuren’ of ‘gao toch hen Geelbroek lilkers vangen’ benadrukte men hoe afgelegen en verlaten de streek destijds was.

De geschiedenis van het esdorp Gees gaat terug tot in de middeleeuwen. De eerste bewoners vestigden zich op een hoge zandrug langs een oude weg richting Coevorden. Het dorp werd aan het begin van de dertiende eeuw voor het eerst vermeld als Ghies. In 2008 vierde Gees het 800-jarig bestaan. De plaatsnaam is waarschijnlijk afgeleid van een oud woord voor onvruchtbare grond. Tot in de zeventiende eeuw gebruikte men ook wel de naam Westerhesselen in plaats van Gees.Vroeger had Gees meerdere brinken, waarvan de Tellinghof aan de Oude Steeg het best bewaard is gebleven. Aan de Tilweg, de Dorpsstraat en de Schaapveensweg staan nog veel bijzondere achttiende- en negentiendeeeuwse boerderijen. Een aantal heeft een schaapskooi op het erf. Enkele bijschuren zijn gedecoreerd met geknoopt stro. In 1898 kreeg Gees een coöperatieve zuivelfabriek en korenmalerij: Gemeenschappelijk Belang aan de Dorpsstraat. De oude dorpskern van Gees is tegenwoordig beschermd dorpsgezicht.Rond 1857 kreeg Gees een eigen gereformeerde kerk, die in 1914 werd vervangen door de huidige kerk aan de Dorpsstraat. Deze recht gesloten zaalkerk kreeg in 1936 het verlaagde voorportaal en werd later uitgebreid aan de achterzijde.Het orgel is gebouwd in 1965 en in 1982 in de kerk geplaatst. In 1949 kreeg Gees ook een gereformeerd-vrijgemaakte kerk, het gebouw De Akker staat aan het Goringbos. De eerste lagere school werd in 1861 gebouwd aan de Dorpsstraat. Tegenwoordig heeft Gees een openbare en een protestants-christelijke basisschool.Een belangrijke trekpleister is Galerie en Beeldentuin Dehullu. Kunstenaars exposeren zowel in het paviljoen als in de prachtig aangelegde tuin van zeven hectare. Bij restaurant De Zwerfkei aan de Dorpsstraat ligt één van de grootste zwerfkeien van Nederland. Deze is in een akker gevonden door de Nederlandse Aardolie Maatschappij en weegt ongeveer 35.000 kilo. Ten westen van het dorp, aan de andere kant van de Geeserstroom, ligt de Boswachterij Gees. Dit is een uitgestrekt natuurgebied met bos, heide en vennen.

Geesbrug ligt ten westen van Zwinderen en is ontstaan in de tweede helft van de negentiende eeuw. De eerste bewoners vestigden zich in de buurt van een brug over de Verlengde Hoogeveensche Vaart. De nederzetting bestond voornamelijk uit verspreid liggende arbeiderswoninkjes en kleine boerderijen. In 1895 kreeg Geesbrug een lagere school genaamd Het Zwinderscheveld. Deze was gevestigd aan de Coevorderstraatweg. Ernaast werd in 1910 een grote onderwijzerswoning gebouwd.Tegenwoordig heeft Geesbrug twee basisscholen, de openbare De Zwarm en de protestantschristelijke De Wegwijzer.Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Geesbrug komvorming tussen de Coevorderstraatweg en de Kanaalweg. De bebouwing sluit in het westen aan op die van het buurschap Langerak. Bij de rijksweg A37 tussen Hoogeveen en Emmen ligt het grote bedrijventerrein Geesbrug. Metaalbedrijf Vossebelt dat hier sinds 1960 is gevestigd was opgericht in 1891 en kreeg daarom in 1991 het predikaat hofleverancier. Geesbrug ligt in de Veenmarke van Gees, tussen de weilandencomplexen Geeserveld en Zwindersche Veld. De Landschapsweg richting Gees voert langs de uitgestrekte Boswachterij Gees, een natuurgebied met bossen, heidevelden en vennen. Aan de rand van het bos ligt een groot bungalowpark. Iets ten westen van Geesbrug werd in de jaren ’30 van de twintigste eeuw een werkkamp ingericht in het kader van de werkverschaffng. Het kamp bood plaats aan maximaal 240 arbeiders, die werk kregen in de ontginning.In de oorlog werden er joodse dwangarbeiders vastgehouden die in 1942 naar Westerbork werden overgebracht. Daarna diende het kamp onder meer voor de opvang van oorlogsevacués en Molukse gezinnen. Inmiddels zijn de oude kampbarakken gesloopt. Het terrein is eigendom van een agrarisch bedrijf. Sinds 2004 staat op de hoek Berkenlaan- Coevorderstraatweg het beeld Handreiking van Willem Kind.

Noordelijk van Diever ligt het kanaaldorp Geeuwenbrug, gebouwd aan weerszijden van de Drentsche Hoofdvaart. In de middeleeuwen bevond zich hier in de beek Lake een voorde, een doorwaadbare plaats aan de doorgaande route tussen Steenwijk en Groningen. Daarom werd het gebied destijds Krommevoord genoemd. In de zeventiende eeuw begon men met de ontginning van het veengebied rond Smilde, ten noordoosten van Geeuwenbrug. De Lake werd uitgediept en er werd een brug gebouwd op de plek van de voorde. Daarna heette dit gebied nog enige tijd Krommevoordschebrug.Tussen 1769 en 1780 werd de Drentsche Hoofdvaart aangelegd die Assen met het Meppeler Diep verbond. In de Vaart werden negen sluizen aangelegd, waaronder de Venesluis ten noorden van het huidige dorp. In de buurt van deze sluis en van de brug ontstond een kleine nederzetting. Nabij het dorp was een verbreding in de Vaart aangebracht waar schepen konden keren. Aan deze zwaaikom of geeuw dankt het dorp zijn naam. De eerste bebouwing lag langs de oostzijde van het kanaal. Later vestigden mensen zich ook langs de Tolweg richting Eemster en langs de Koekoeksweg en Leggelerstraat richting Leggeloo. Parallel aan de Drentsche Hoofdvaart lag de rijksweg tussen Assen en Meppel. Ook daarlangs werden enkele woningen gebouwd.Geeuwenbrug behoorde tot 1998 tot twee gemeentes. De bebouwing aan de oostzijde van het water viel onder gemeente Dwingeloo, de bebouwing aan de westzijde behoorde tot gemeente Diever. Beide gemeentes zijn na de gemeentelijke herindeling opgegaan in Westerveld.In de Tweede Wereldoorlog is op de westelijke oever werkkamp De Eikenhorst ingericht. Hier moesten jongemannen hun arbeidsplicht vervullen voor de nationaal-socialistische Nederlandse regering. Na de oorlog heeft het jaren dienst gedaan als jongenskamp en internaat.Achter De Eikenhorst liggen de bossen van het Nationaal Park Drents-Friese Wold. Ten oosten van Geeuwenbrug ligt natuurreservaat Leggelderveld met bos, heidegebieden, graslanden en veenputten. Daar ligt ook recreatieplas Blauwe Meer, die is ontstaan door zandwinning.

Gieten ligt op de oostfank van de Hondsrug en is ontstaan in de vroege middeleeuwen.Het esdorp ontwikkelde zich langs de doorgaande weg tussen Coevorden en Groningen. Oorspronkelijk bestond Gieten uit drie bebouwingskernen – onder meer rondom de fraaie Brink – die in de loop der tijd één geheel werden. In offciële documenten werd Gieten in 1221 voor het eerst vermeld als Geten. Ten oosten van Gieten ligt de langgerekte esnederzetting Bonnen, die ook in de middeleeuwen is ontstaan. In 1276 schreef men de plaatsnaam als Bunne. Door uitbreiding van Gieten in de twintigste eeuw groeiden beide dorpen aan elkaar, zodat men Bonnen nu als een wijk van Gieten beschouwt.Aan de noordkant grenst Gieten aan het bos van Het Zwanemeer. Dit eikenbos dankt haar naam aan het meertje dat daar door zandwinning is ontstaan. In Het Zwanemeerbos zijn een veertigtal grafheuvels uit de IJzertijd aangetroffen. Daaruit blijkt dat rondom Gieten al voor het begin van de jaartelling bewoning moet zijn geweest. Midden in Het Zwanemeerbos ligt openluchtzwembad ’t Zwanemeer. Ten zuidwesten van Gieten ligt het Gietenerveld, onderdeel van de boswachterij Gieten-Borger, waar bossen, heidevelden, graslanden en veenplassen elkaar afwisselen. De uitgestrekte bossen zijn aan het begin van de twintigste eeuw aangeplant voor houtwinning.Sinds de vijftiende eeuw werd in de Gietervenen op kleine schaal turf gegraven door arbeiders en keuterboeren. In de achttiende eeuw nam dit grotere vormen aan en begon men met ontginning van het veengebied oostelijk van Gieten. Ten noordoosten van Gieten en Bonnen groeiden daardoor de randveenontginningsdorpen Gieterveen en Bonnerveen. In 1817 sloten negen Drentse veenmarken, waaronder de twee van Bonnen en Gieten, een verdrag met de stad Groningen over de afvoer van turf over Groningse kanalen. In de jaren ’30 van de negentiende eeuw bereikte de turfwinning een hoogtepunt, maar na de ontbinding van de veenmarken in 1848 ontwikkelde Gieten zich gestaag van een agrarisch dorp tot een grote forensenplaats met enige lichte industrie.@Ook Bonnen groeide uit tot een volwaardig dorp met een eigen basisschool, café en winkeltjes.In 1895 werd de coöperatieve zuivelfabriek Gieten-Bonnen in bedrijf genomen op de hoek van de Schoolstraat en de Wemenweg. De eerste jaren ging de productie van boter op handkracht, omstreeks 1900 stapte men over op stoomkracht. In 1928 sloot de fabriek, om in 1929 verder te gaan in een nieuw fabriekspand.In 1966 stopte de zuivelfabriek en werd de productie verplaatst naar Eext.In 1903 kreeg Gieten een eigen treinstation langs de spoorverbinding tussen Assen en Gasselternijveen. Ten westen van het station kreeg de in 1904 opgerichte exportslachterij van Udema een aansluiting op het spoor. Dit bedrijf bleef uitbreiden tot in de jaren ’60 en was een van de grootste werkgevers in de regio. Door overnames en fnanciële problemen sloot Udema in 1995. Op het oude fabrieksterrein bevinden zich nu winkelcentrum De Kastanje en een nieuwbouwwijk. Al in 1947 werd de spoorlijn opgeheven, het stationsgebouw is in de jaren ’60 gesloopt.In Bonnen en Gieten staan, en stonden, enkele bijzondere bouwwerken. Aan het begin van de zeventiende eeuw werd in Bonnen de havezate Entinge gebouwd. De eerste eigenaar van dit Huis te Bonnen was een Groninger burgemeester, later woonden er ook leden van belangrijke families uit de veencompagnies.In 1768 is het huis verkocht aan de Gasselter boerenfamilie Hilbing, die de naam veranderde in Groot Hilbingshof. Rond 1807 is de havezate afgebroken. De nabijgelegen hallenhuisboerderij aan De Bonne 2 kreeg de naam Klein Hilbingshof. Dit boerderijtje stamt gedeeltelijk uit de zeventiende eeuw en is omstreeks 1960 gerestaureerd.Aan de Brink staat sinds 1849 de huidige hervormde kerk van Gieten. Uit oude documenten blijkt dat al in de veertiende eeuw op deze plaats een kerk stond die gewijd was aan Maria. Deze kerk raakte in de loop der eeuwen in verval. In 1804 werd de grote toren gebouwd, maar in 1849 werd het schip van de kerk afgebroken en herbouwd. In de toren hangen twee klokken uit de zestiende eeuw, de preekstoel en het offerblok dateren uit de zeventiende eeuw. Aan de Brink staan nog enkele bijzondere woonhuizen die omstreeks 1900 zijn gebouwd, zoals het witgepleisterde middenganghuis aan het begin van de straat en de villa’s en herenhuizen met Jugendstil-details. Aan de Brink 9, waar sinds lange tijd Hotel Braams is gevestigd, stond al vanaf 1617 een herberg.@Op het perceel tegenover Naweg 5 in Gieten, vlak achter de Brink, staat de beeldbepalende achtkante stellingmolen Hazewind. Deze korenmolen heeft een stenen onderbouw en een met riet bedekte romp. Op het riet is het jaartal 1833 aangebracht, het bouwjaar van de molen.In 1949 werd de molen volledig gerestaureerden kreeg het zijn huidige naam. Ook Bonnen had sinds 1908 een eigen achtkante stellingmolen. Het bovenste deel van de molen werd na de Tweede Wereldoorlog afgebroken; de onderbouw deed daarna onder meer dienst alopslagruimte en autosloperij. In 1986 werd oohet laatste deel van de molen gesloopt.De gemeente Gieten ging na gemeentelijke herindelingen in 1998 op in de gemeente Aa enHunze. Van deze nieuwe gemeente werd Gieten de hoofdplaats. Het huidige gemeentehuistaat aan de Spiekersteeg, is gebouwd met twee kleuren baksteen en vormt een complex van onderling geschakelde delen. Het opvallende pand is ontworpen door de architecten A Campo en Ezerman en in gebruik genomen in 2002. Voorheen stond het gemeentehuis aade Brink. Tussen 1896 en 1969 deed het dwars geplaatste pand aan de Brink 17 dienst als gemeentehuis. Dit gebouw was uitgevoerd in eclectische vormen en was tevens burgemeesterswoning. In 1969 nam de gemeente zijn intrek in Villa Beukenhof aan de Brink 18, een wat expressionistisch pand dat later twee keewerd uitgebreid. ■

Noordoostelijk van Gieten ligt Gieterveen, dat in de late middeleeuwen is ontstaan. De noordkant grenst aan het buurschap De Hilte, de zuidkant aan Bonnerveen. Ten zuiden van Gieterveen stroomt het riviertje De Beek, een zijtak van de Hunze of Oostermoersche Vaart.In de vijftiende eeuw begon men met het afgraven van de Gietervenen en vestigden de eerste bewoners zich op een zandrug aan de rand van het veen, De Veenakkers. Rond 1750 woonden er al 27 gezinnen in Gieterveen. Aan het eind van de negentiende eeuw verplaatste de dorpskern zich meer naar de huidige straten Bonnerveen en Broek.Aan de Broek 7 staat de hervormde kerk, gebouwd in 1840. Het is een gesloten zaalkerk met een opengewerkte dakruiter en een ingesnoerde torenspits. Een meningsverschil over het christelijk onderwijs leidde in 1924 tot een scheiding tussen de gereformeerden en de vrijzinnig hervormden in Gieterveen. De laatstgenoemden stichtten daarom een hervormde kapel aan de Broek 2, een zaalkerk met een kleine dakruiter.De afscheiding resulteerde in een grote sociale verdeeldheid in het dorp. Sinds 1872 had Gieterveen een openbare basisschool aan de Broek, in 1924 kwam daar de christelijke basisschool aan de Veenakkers bij. In de loop van de twintigste eeuw werd de tweedeling in het dorp minder merkbaar. Rond 1990 fuseerden beide scholen tot de Samenwerkingsschool Oostermoer. Ook werkten beide religieuze stromingen toe naar een Samen-op-Weg gemeente. De hervormde kapel kon daardoor in 2004 overgedragen worden aan de Stichting Oude Drentse Kerken.In 1897 werd aan de Broek de zuivelfabriek Gieterveen-Bonnerveen opgericht, die in 1960 werd gesloten. In het oude fabriekspand zit tegenwoordig een landbouwmechanisatiebedrijf. Aan de Broek 62 staat nog een ronde stenen stellingkorenmolen die tot 1877 in NieuwBuinen stond. Een Groninger molenmaker verplaatste De Eendracht naar Gieterveen. De achtkante bovenbouw van de molen is na een brand in 1904 verloren gegaan en vervangen door een rondvormige. De gemetselde achtkante onderbouw is nog intact.

Het esdorp Grolloo ligt aan de doorgaande weg tussen Rolde en Schoonloo en is ontstaan in de late middeleeuwen. In de twaalfde eeuw werd Grolloo al vermeld onder de naam Gruonlo, wat groen bos betekent. Ten oosten van het dorp ligt het boscomplex Grolloërveld met zandwinplas De Moere en zuidoostelijk bevindt zich de uitgestrekte boswachterij Grolloo. Tussen de boswachterij en het dorp ligt het Grollerholt, waarvan men vermoedt dat daar tot ver in de zeventiende eeuw werd vergaderd door de landsdag, destijds het hoogste bestuursorgaan van Drenthe.In 1853 begon men met de bouw van de hervormde kerk aan de Hoofdstraat 19. Grolloo telde toen ongeveer 250 inwoners. Het werd een gesloten zaalkerk met neoclassicistische vormen, ook bestemd voor leden uit de naburige dorpen Schoonloo, Papenvoort en Vredenheim. In de geveltoren hangt een luidklokje uit 1422, de klok op de voorgevel van het kerkgebouw hangt daar sinds 2004. In 1983 kreeg de kerk zijn orgel, overgenomen van de Jozefkerk in Assen.Van oorsprong was Grolloo een agrarisch dorp.Aan de Schoonloërstraat 4 kon daarom in 1894 de coöperatieve zuivelfabriek Vooruitgang Zij Ons Doel worden opgericht. Door ruilverkaveling in de jaren ’60 verplaatsten boerenbedrijven zich naar het buitengebied van Grolloo en kregen de boerderijen binnen de bebouwde kom een woonbestemming. In 1970 sloot de fabriek en verplaatste men de productie naar Rolde. In 2006 moest het oude fabrieksgebouw plaats maken voor woningbouw.Het dorp kreeg landelijke bekendheid in de jaren ’60, toen de bluesband Cuby and the Blizzards met frontman Harry Muskee uit Grolloo forure maakte en zelfs een lp naar het dorp vernoemde. Tegenover café-restaurant Hofsteenge staat sinds 1997 een door Gerda van den Bosch gemaakt bronzen borstbeeld van de bluesmuzikant Muskee. Aan de Voorstreek 4 staat de boerderij waar de band in de jaren ’60 repeteerde.