Dorpen van de provincie Drenthe

Kies de beginletter


Het esdorp Havelte ligt ten noorden van Meppel tussen Darp en Uffelte en is in de late middeleeuwen ontstaan. Vanuit het naburige Darp, dat rond 1200 nog Hesselte heette, vestigden boeren zich aan de oostzijde van de Eursinger Binnenesch. In 1310 telde de nederzetting ongeveer 22 erven, een aantal dat door de bouw van de grote Sint Clemenskerk in de loop der tijd toenam. Inmiddels is Havelte uitgegroeid tot een groot forensendorp en zijn een aantal bijzondere plekken in en om het dorp, waaronder het buurschap Eursinge, uitgeroepen tot beschermd dorpsgezicht.De Sint Clemenskerk verrees in 1310 op de markegrens tussen Havelte en Uffelte als dochterkerk van die in Steenwijk. Destijds stond de kerk precies in het midden tussen Uffelte en het toenmalige Hesselte, het latere Darp. Een eeuw later werd de grote toren bijgebouwd en werd tevens de zaalkerk verhoogd en uitgebreid. In de kerk staan nog een preekstoel en twee herenbanken uit de zeventiende eeuw. Het orgel is van 1819 en werd omstreeks 1895 in de kerk geplaatst. Aan de noordzijde van de kerk is rond 1990 nog het multifunctionele centrum Nije Wheeme aangebouwd, waarvoor de oude consistorie moest wijken. Tegenwoordig biedt de kerk onderkomen aan de hervormde gemeente.Aan de Linthorst Homanlaan staat het grote witgepleisterde huis Overcinge. Al in 1313 werd in offciële documenten melding gemaakt van het bestaan van een huis Overcinge, maar het huidige gebouw is waarschijnlijk pas na 1630 gebouwd in opdracht van de vervenersfamilie Struuck. In de loop der eeuwen is het huis zowel van binnen als van buiten grondig verbouwd. In de jaren ’70 van de vorige eeuw heeft het gebouw nog een decennium dienst gedaan als Volkshogeschool. Daarna is het zoveel mogelijk teruggebracht in de staat van voor 1870. Bijzonder zijn ook de bijgebouwen van het landhuis, zoals het zeventiende-eeuwse poortgebouw en de latere dienstwoning in neorenaissance-stijl.Havelte ontwikkelde zich in eerste instantie tot een dorp met verspreid liggende boerderijen, een viertal fraaie brinken en daar omheen essen. Door de aanleg van de Drentsche Hoofdvaart aan het eind van de achttiende eeuw veranderde dit. De werkgelegenheid nam toe en door de groei van het aantal inwoners verdichtte de bebouwing. Langs het water werd bovendien aan het begin van de negentiende eeuw de weg tussen Assen en Meppel aangelegd en er werd een schutsluis gebouwd in de Hoofdvaart even ten zuiden van het dorp. Veel Saksische boerderijen zijn gespaard gebleven.Met name aan de Overcingel en de Dorpsstraat zijn zeventiende- en achttiende-eeuwse hallenhuisboerderijen met soms nog een losstaande schaapskooi te bewonderen.In 1894 opende de coöperatieve stoomzuivelfabriek Havelte zijn deuren aan de Rijksweg.Deze fabriek is tot 1977 in bedrijf geweest, tegenwoordig is in het oude fabriekspand een zwembadtechnisch bedrijf gevestigd. Aan de Molenweg staat nog een grote achtkante stellingmolen. Deze naamloze molen is gebouwd in 1914 op de onderbouw van een oudere molen die door bliksem werd verwoest. Bij de bouw van de nieuwe korenmolen werd gebruik gemaakt van onderdelen van een molen uit Wapse. Na 1945 is Havelte fink uitgebreid in noordelijke richting.Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ten westen van Havelte een militair vliegveld aangelegd door de bezetter. Daarvoor moesten grote percelen bos wijken en werd het dorpje Darp zelfs grotendeels afgebroken. Het vliegveld is na gereedkoming nauwelijks in gebruik geweest, omdat het relatief snel werd gebombardeerd door de geallieerden. Aan de Van Helomaweg staat nog een klein monument ter nagedachtenis aan een gevallen Franse vliegenier. Op de hoek van de Dorpsstraat en de Egginkstraat staat een monument voor een andere gezagsvoerder, Piet Soer, die in de jaren ’30 beroemd werd met het KLM-vliegtuig De Pelikaan en in 1935 omkwam bij een vliegtuigcrash.Noordelijk van Havelte liggen de natuurgebieden Havelterberg en Holtingerzand. Deze uitgestrekte terreinen bestaan uit bos, heide, vennen en stuifzanden. De Havelterberg is een verhoging van het landschap die is ontstaan door de vorming van een stuwwal in de IJstijd.In de buurt van Havelte heeft men sporen aangetroffen die er op duiden dat de omgeving van het dorp al ver voor het begin van de jaartelling bewoond moest zijn geweest. Omstreeks 1932 werden in het Holtingerzand bijna veertienduizend jaar oude werktuigen aangetroffen uit de Steentijd. Ook zijn meerdere grafheuvels ontdekt. Ten noorden van de Havelterberg staat het meest opvallende bewijs: de grote hunebedden D53 en D54.Voor toeristen heeft Havelte veel te bieden.In en om het dorp bevinden zich talrijke overnachtingsmogelijkheden. In openluchttheater De Speulkoele wordt ieder jaar meerdere malen een openluchtspel opgevoerd, wat publiek uit de wijde omgeving trekt. In 2008 viert het dorp bovendien het dertigste Volksfeest met een grote optocht van versierde wagens. In een grote kas aan de Van Helomaweg nabij de Havelterberg is sinds 1998 het vlinderparadijs Papiliorama gevestigd. Dit is een van de grootste overdekte tropische vlindertuinen van Europa. Vanaf 2005 is er een mini-insectarium aan toegevoegd.Sinds 1998 is het gemeentehuis van de gemeente Westerveld gevestigd in Havelte. Tot dat jaar vormde Havelte een eigen gemeente, waar onder meer Darp, Uffelte en Wapserveen toe behoorden. Men vergaderde vanaf 1881 in een woonhuis, maar in 1924 werd dat pand vervangen door het Raadhuis aan de Raadhuislaan. In 1988 kreeg de gemeente Havelte een nieuw onderkomen in een oude, gerenoveerde hallenhuisboerderij aan de Boskampsbrugweg, waar een jaar later een nieuwe vleugel aan werd toegevoegd. Voor het gemeentehuis staat sinds 1989 het beeld De Parel van Drenthe, dat gemaakt is door Bert Kiewiet. Aan het eind van 2008 verhuizen de ambtenaren van Westerveld naar het nieuwe gemeentehuis in Diever. ■

Havelterberg is een klein dorp ten westen van Darp aan de grens met Overijssel. De eerste bebouwing van Havelterberg kwam langs de noordzijde van de Ruiterweg. In de loop van de twintigste eeuw vormde zich een blokvormige kern door de aanleg van de zijstraten Bisschopsbergweg en Haarweg. Ook aan de overzijde van de rijksweg A32, aan de Friesestraatweg, staan nog enkele woningen die horen bij Havelterberg. Het dorp is genoemd naar de gelijknamige kleine bergrug, die ontstaan is in de IJstijd.In het natuurgebied met dezelfde naam, ten noordoosten van het dorp, liggen twee hunebedden en een celtic feld nabij de kruising van de Van Helomaweg en de Hunebeddenweg.Het gerenoveerde hunebed D53 is één van de grootste van Nederland, even verderop aan de andere kant van de weg ligt het kleinere D54.Het natuurgebied Havelterberg is gedeeltelijk toegankelijk voor publiek. De rest is in gebruik als militair oefenterrein.Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de bezetter fink huisgehouden rondom de Havelterberg. Er werden kuilen gegraven om vliegtuighangars te camouferen en grote percelen bos in de omgeving werden gekapt voor de aanleg van een militair vliegveld. Bovendien werd hunebed D53 afgebroken en in de grond begraven, omdat het een herkenningspunt voor de geallieerden kon zijn. Ook na de oorlog bleef de Havelterberg militair terrein. In de hoogtijdagen van de Koude Oorlog werd er zelfs een depot voor nucleaire munitie van het Amerikaanse leger gebouwd. Dit zorgde jaarlijks voor grote groepen anti-kernwapendemonstranten.Ten zuidoosten van het dorp ligt de Bisschopsberg. Deze berg van ruim zestien meter hoog is door opstuwing in de IJstijd ontstaan. De bisschop van Utrecht gebruikte deze berg in de vroege middeleeuwen als plek om zijn pacht te innen. Ook werd hier vergaderd door de Landsdag, destijds het hoogste bestuurlijke orgaan van Drenthe. In de buurt van de Bisschopsberg ligt een waterwingebied van Vitens met gemengde bossen en graslanden.

Het esdorp Hijken is gesticht in de vroege middeleeuwen als dochternederzetting van Beilen. In 1370 kwam het dorpje in een document voor als Hyken. De naam kan duiden op een eikenbos, maar kan ook afgeleid zijn van een persoonsnaam. Hijken heeft twee grote driehoekige brinken, de grote Hijkeresch ligt aan de overzijde van het Oranjekanaal. Dit veenkanaal werd gegraven tussen 1852 en 1858.Hierdoor werd het noordelijk deel van Hijken afgescheiden van de oude dorpskern.Aan het begin van de negentiende eeuw telde Hijken ruim tweehonderd inwoners. Het dorp lag temidden van uitgestrekte heidelandschappen, waardoor de schapenhouderij een belangrijke inkomstenbron werd. Een grote brand in 1822 verwoeste meerdere boerderijen.Desondanks zijn er nog enkele fraaie exemplaren te bewonderen. In 1896 kreeg het dorp aan De Drift een eigen coöperatieve zuivelfabriek met de naam De Goede Verwachting. In eerste instantie werd hier met handkracht zuivel verwerkt, vanaf 1908 werkte men op stoomkracht.Bij de zuivelfabriek hoorde ook een korenmalerij. In 1928 is de fabriek gesloten. Na de sluiting heeft de fabriek enige tijd als noodgebouw gediend voor de hervormde gemeente, daarna kwam er een handelsbedrijf.Rond 1900 begon men met de ontginning van grote delen woeste grond rond Hijken en groeide het dorp gestaag. In 1906 kwam er een gereformeerde kerk aan het Westeinde bij de inmiddels gerestaureerde brink. In de jaren ’60 kreeg ook de hervormde gemeente een eigen gebedshuis. Tegenwoordig vormen de twee kerken een Samen-Op-Weg-gemeente.In het Hijkerveld en het Noorderveld zijn een veertigtal grafheuvels en celtic felds aangetroffen, ook vond men de resten van een oude nederzetting uit de Bronstijd en de IJzertijd.Deze nederzetting bestond uit ongeveer twintig boerderijen in drie verschillende bouwtypes, waarvan één het Hijkertype is genoemd.Het Hijkerveld en het Zuid-Hijkerzand zijn beschermde natuurgebieden.

Het kanaaldorp Hijkersmilde ligt aan weerszijden van de Drentsche Hoofdvaart. De bebouwing strekt zich uit van de Spiersbrug tot aan de Veenhoopsbrug, wat het dorp bijna drieënhalve kilometer lang maakt. Hijkersmilde ontstond rond 1750, toen men weer begon met het ontginnen van de Smildervenen. Deze waren ter hoogte van Hoogersmilde stil komen te liggen door onder meer een verwaarloosd veenkanalenstelsel. De Friese familie Lycklama, die veel bezittingen had in Hijken, werd in die tijd eigenaar van de Smildervaart. Zij zette de verveningen bij Hijkersmilde op kleine schaal voort.Na 1767 begon men met de aanleg van de Drentsche Hoofdvaart tussen het Meppeler Diep en Assen, ter verbetering van de Smildervaart. De ontginning van het veengebied verliep voorspoedig en de vier ontginningsdorpen langs de vaart groeiden in korte tijd fink. Rond 1890 werd in Hijkersmilde de derde stoomzuivelfabriek van Drenthe geopend. Door onenigheid tussen de aandeelhouders en het bestuur werd de fabriek in 1909 opgeheven en daarna voortgezet door een nieuwe coöperatie onder de naam Smilde. Ook na de doorstart bleven er problemen. De zuivelfabriek is in 1957 gesloten en het pand werd twee jaar later afgebroken.In de eerste helft van de negentiende eeuw kreeg Hijkersmilde een tramstation. Het dorp kreeg daardoor een verbinding met Meppel en later ook met Assen. In de jaren ’60 werd de spoorlijn opgeheven. De tramremise is bewaard gebleven en is particulier bezit. Tegenwoordig maakt Hijkersmilde deel uit van een bijna twintig kilometer lang bebouwingslint langs de Drentsche Hoofdvaart. Het dorp kent nagenoeg geen komvorming, de bewoners beschouwen de omgeving van de Leembrug als dorpscentrum. Langs de Leemdijk is ook het kleine gelijknamige industrieterrein gevestigd.In Hijkersmilde staat het beeld De Ontmoeting, het tweede in een reeks van vier beelden die verspreid over de vier aaneengesloten lintdorpen staan. Gezamenlijk verbeelden de kunstwerken de onderlinge verbondenheid van de vier ontginningsdorpen.

Het kanaaldorp Hollandscheveld, zuidoostelijk van Hoogeveen, ontstond in de zeventiende eeuw. Het hoogveengebied ten oosten en zuiden van Hoogeveen werd ontgonnen door de compagnie van een aantal kapitaalkrachtige verveners uit het westen van Nederland, de Hollandsche Compagnie. Zij lieten een uitgebreid kanalenstelsel graven voor turfvaart en afwatering. Rond 1714 waren zowel de kanalen Hollandscheveldsche Opgaande en Zuider Opgaande gereed. Langs deze vaarten, aan de rand van het veen, vestigden zich voornamelijk schippers en veenarbeiders.Doordat het gebied ontgonnen werd door de Hollandsche Compagnie, kregen de streek en de jonge nederzetting al gauw de naam Hollandscheveld.Hollandscheveld ontwikkelde zich in de loop van de tijd van een veenkolonie tot een agrarisch dorp. De veengronden werden geschikt gemaakt voor landbouw en op schrale gronden werden bossen aangeplant. Veel van deze bossen zijn gekapt ten behoeve van de houtindustrie, maar het boscomplex aan de oostkant van het dorp is bewaard gebleven. Het Hollandsche Veld, ook de Hollandscheveldse bossen genoemd, beslaat ongeveer 35 hectare.Door verveningen is het boscomplex strooksgewijs verkaveld. Het is een van de oudste aangeplante bossen in Drenthe, waardoor er een unieke fora te vinden is. In het bos ligt recreatiegebied Schoonhoven met een grote zwemplas en een camping.Aan Het Hoekje en de Zuideropgaande hebben jarenlang twee stellingmolens gestaan. De Molen van Zegeren, later van Harens, was een koren- en oliemolen. Hij had een stenen onderbouw en een met riet gedekte achtkante romp.Halverwege de twintigste eeuw is de molen gesloopt. De Molen van Eshuis dateerde uit 1866 en was een achtkante korenmolen. Vanwege de slechte staat is rond 1955 de bovenbouw van deze windmolen verwijderd en enkele jaren later werd ook de rest afgebroken. Aan de Hollandsche Opgaande staan tegenwoordig nog enkele fraaie negentiende-eeuwse boerderijen.Ook telt het dorp nog enkele bijzondere woonhuizen, zoals de voormalige dokterswoning uit 1868 aan Het Hoekje.Er ontstond een dorpskern bij de kruising van de straten Hollandseveldsche Opgaande, Het Hoekje en de Riegshoogtendijk. Na de Tweede Wereldoorlog breidde Hollandscheveld fink uit. De twee grote vaarten en veel kleinere wijken werden in de jaren ’60 gedempt. Aan de oostzijde van het dorp werden grote nieuwe wijken gebouwd in een rechthoekig patroon.Aan de zuidkant van Hollandscheveld loopt de bebouwing over in de lintbebouwing langs de Zuideropgaande en de Riegshoogtendijk tot aan Nieuw Moscou en de grens met Overijssel.Aan de Hendrik Raakweg staat de in 1851 gebouwde kerk van de Nederlands Hervormde Gemeente. Het is een neoclassicistische zaalkerk met een geveltoren en een spits. In 1999 sloeg de bliksem in de toren, waardoor de houten ombouw uiteen werd getrokken.De bliksem zorgde via het elektrische uurwerk voor een explosie van de meterkast in de kerk.De schade was groot, maar nog geen half jaar later was de eerste dienst alweer in de kerk.Wel moest de toren geheel vernieuwd worden.Een andere kerk, die van de Hervormde Gemeente van bijzondere aard Rehobôth, staat aan de Riegheidestraat.Hollandscheveld kreeg in de jaren ’60 landelijke bekendheid door Tweede Kamerlid Hendrik ‘Boer’ Koekoek en zijn boerenpartij.Hij was fel gekant tegen het in 1954 opgerichte Landbouwschap, een samenwerkingsverband tussen werkgevers en overheid om de naoorlogse landbouw een nieuwe impuls te geven.Het Landbouwschap was bevoegd boeren te controleren en zonodig heffngen op te leggen.Nadat een aantal landbouwers in Hollandscheveld in maart 1963 weigerde de heffngen te betalen, kwam het tot een gewelddadige confrontatie tussen boeren en politie, die drie dagen duurde. Koekoek nam het op voor de boeren en wist daarmee de sympathie van de kiezer te winnen. Een grote zwerfkei op een sokkel herinnert nog aan deze Opstand der Braven. In de jaren ’90 van de twintigste eeuw is aan de Riegshoogtendijk het woon- en zorgcentrum Beatrix geopend. De hoofdingang is versierd met koperen klimopbladeren die gemaakt zijn door Onno de Ruijter. De groeicyclus van de bladeren symboliseert de levenscyclus van al het levende. In 1993 is op de kruising van Het Hoekje en de Hendrik Raakweg, naast de hervormde kerk, het bronzen beeld Cilie de Nevelhekse onthuld. Het beeld is gemaakt door Alice Top naar het verhaal van de negentiende-eeuwse Hoogeveense auteur Albert Steenbergen. Het is het verhaal van de verboden liefde tussen een rijke Amsterdamse jongen en het arme meisje Cilie. De inwoners van het dorp dachten dat Cilie een heks was, omdat het meisje graag in het veld danste bij de ochtend- en avondschemering. Na het vertrek van haar geliefde verdwijnt Cilie in de nevelen van het veld. Hollandscheveld heeft een hoog voorzieningenniveau en een bloeiende middenstand. Al in 1757 kreeg het dorp een kleine particuliere school aan de Hollandscheveldsche Opgaande.In 1819 werd een offciële openbare lagere school aan de Kerkenkavel gebouwd, later was deze gevestigd aan het Zuideropgaande. Rond 1900 kwam ten zuiden van Hollandscheveld ook een christelijke basisschool. Tegenwoordig heeft het dorp een openbare, een protestants-christelijke en een reformatorische basisschool. ■

Het kanaaldorp Holsloot ligt in de buurt van Veenoord en is ontstaan in de tweede helft van de negentiende eeuw. Rond 1850 kreeg de N.V.Drentsche Kanaal Maatschappij toestemming de Hoogeveensche Vaart te verlengen in oostelijke richting. Tegen 1860 hadden de kanaalgravers de toenmalige gemeente Sleen bereikt.Aan beide kanten van het kanaal bouwden de kanaalarbeiders hutten, waardoor de nederzetting Holsloot ontstond. De plaatsnaam duidt op een laaggelegen, moerassig gebied.Aan het begin van de twintigste eeuw werden de plaggenhutten geleidelijk vervangen door stenen woningen en kleine boerderijen. Holsloot groeide daardoor uit tot een agrarisch dorp met zeer verspreidliggende bebouwing over een lengte van ongeveer twee kilometer.Een groot deel van de boerenbedrijven is inmiddels opgeheven, deze boerderijen hebben alleen nog een woonfunctie. De Schoolstraat herinnert nog aan de periode dat Holsloot een eigen lagere school had. In dit schoolgebouw is tegenwoordig dorpshuis De Linden gehuisvest.De omgeving van Holsloot en Den Hool moet al voor het begin van de jaartelling bewoond zijn geweest. Men heeft hier namelijk een urnenveld ontdekt waarvan de oorsprong teruggaat tot de Late Bronstijd. Bij Holsloot ligt het verkeersknooppunt van de rijkswegen A37 en N34 en bij de aanleg van het grote klaverblad begin deze eeuw zijn restanten van een ruim tweeduizend jaar oude boerderij aangetroffen.In de negentiende eeuw was Holsloot al een belangrijke pleisterplaats voor reizigers.Bij de brug bij de Eldijk staat nog altijd een chauffeurscafé annex restaurant. Ten noorden van Holsloot, bij Erm en Achterste Erm, ligt de grote recreatieplas Ermerzand, omringd door enkele percelen bos en een stuifzandrestant. In de omgeving van Holsloot zijn campings, bungalowparken en zelfs een heus sprookjeshotel.

Langs de provinciale weg richting Bruntinge en Hoogeveen ligt het buurschap Holthe. De bebouwing is verspreid met een kleine concentratie van woningen en boerderijen aan de noord- en oostkant van de Holteresch. Holthe werd in 1217 voor het eerst in een offcieel document genoemd. De naam werd geschreven als Holten en duidt op een nederzetting in de nabijheid van hout of bos.Het agrarische karakter van Holthe vertaalde zich in de oprichting van een kleine coöperatieve zuivelfabriek, genaamd Eendracht. De productie werd in 1911 verplaatst naar Beilen, waarna Holthe nog tot 1917 een particulier zuivelfabriekje had. In de jaren ’60 van de twintigste eeuw zijn veel boerenbedrijven opgeheven en boerderijen omgebouwd tot woonhuis.Tussen het dorp en het Holtherzand ligt een kleine crossbaan voor de motorsport. De weg Holthe richting het buurschap Ter Horst en het recreatiegebied Ter Horsterzand loopt over het Linthorst Homankanaal. In dit kanaal, dat in de jaren ’20 van de vorige eeuw is gegraven, ligt bij Holthe een schutsluis.Holthe ligt aan de rand van het Scharreveld.Dit is van oorsprong een groot heidegebied, waar men schaapskuddes liet grazen en op grote schaal boekweit verbouwde. Pas vanaf de negentiende eeuw is het Scharreveld in delen ontgonnen. Enkele verspreid liggende heideterreinen zijn bewaard gebleven, omdat men vermoedde dat deze gebieden de moeite van het ontginnen niet waard waren. Tegenwoordig zijn deze heiderestanten waardevolle natuurgebieden. Vlakbij Holthe ligt het Holtherzand met heide, bos en enkele vennen. De naam van het heiderestant Boekweitenplas, aan de rijksweg N381 richting Emmen, herinnert aan de boekweitteelt. Stichting Het Drents Landschap beheert deze gebieden en probeert ze door de aankoop van landbouwgrond weer met elkaar te verbinden.

Het kanaaldorp Hoogersmilde is ruim vier kilometer lang en het oudste ontginningsdorp langs de Drentsche Hoofdvaart. Onder leiding van de latere raadspensionaris Adriaan Pauw maakte de Compagnie van de Dieverder en Leggeler Smildervenen in 1618 een begin met de ontginning van het langgerekte veengebied in de marken van Diever en Leggeloo.De eerste bewoners konden hier terecht rond 1635, nadat de compagnie arbeiderswoningen had gebouwd op de westelijke oever van de vaart. Aan het begin van de negentiende eeuw stagneerde de ontginning van de Smildervenen bij Hoogersmilde, maar deze kreeg rond 1770 een nieuwe impuls door de aanleg van de Drentsche Hoofdvaart. Daarna ontstonden ook de kanaaldorpen Hijkersmilde, Smilde en Bovensmilde.Hoogersmilde breidde in de loop der jaren uit aan weerszijden van het kanaal. Halverwege de negentiende eeuw splitste Hoogersmilde zich kerkelijk af van Diever en in 1845 kreeg het dorp een eigen hervormde kerk aan de Rijksweg, de bijbehorende pastorie uit 1925 staat ernaast. In 1916 verrees verderop in de straat ook een gereformeerde kerk, uitgevoerd in rood baksteen naar ontwerp van P. Dijkstra. Na de Tweede Wereldoorlog werd een nieuwe wijk gebouwd tussen de Schultestraat en de Bosweg, waardoor Hoogersmilde enige komvorming kreeg.Aan het eind van de negentiende eeuw kreeg Hoogersmilde een eigen coöperatieve zuivelfabriek en maalderij, genaamd Nooit Gedacht, die tot 1966 in bedrijf was. Vlak na 1900 begon men bij het dorp met kalkzandsteenwinning ten behoeve van de bouwindustrie.Door de zandwinning zijn kleine meren ontstaan. In de Achterste Plas wordt nog altijd zand gewonnen, het Blauwe Meer is ingericht als recreatiegebied.De Drentsche Hoofdvaart is zeer geschikt voor vaartoerisme en maakt deel uit van de Turfroute. Opvallend in het landschap is de 294 meter hoge radio- en televisietoren Smilde.Het zendstation is in 1958 gebouwd. In 2007 werden de oude antennes vervangen, waardoor de toren een stuk lager werd.

Hoogeveen is van oorsprong een veenkoloniaal dorp. De geschiedenis van Hoogeveen gaat terug tot de zeventiende eeuw, toen de Drentse edelman Roelof van Echten delen van het veengebied van de marken van Ter Arlo en Steenbergen in bezit kreeg. Samen met enkele kapitaalkrachtige verveners uit Amsterdam en Utrecht werd de Compagnie van 5000 Morgen opgericht om het gebied te ontginnen. Zij lieten een uitgebreid kanalen- en wijkenstelsel graven, waaronder in 1627 de Nieuwe Grift, die later de Hoogeveensche Vaart zou gaan heten.De vervening zorgde voor de komst van veenarbeiders, ambachtslieden en notabelen naar dit gebied. De eerste huizen werden gebouwd op de oevers van de kleine kanalen, aan het uiteinde van de Nieuwe Grift. Tegenwoordig is dat het kruispunt van de Schutstraat en Het Haagje met de Alteveerstraat. Rond 1660 telde de nederzetting al een kleine veertig huizen, een molen en een kerkgebouw. De naam Hoogeveen werd nog niet gebruikt, het kanaaldorp stond lange tijd bekend als Echter Groote Veenen. Aan het eind van de achttiende eeuw sprak men van ’t Hoge Veen, wat later Hoogeveen werd.Hoogeveen kon zich door de turfvaart relatief snel uitbreiden. In de tweede helft van de achttiende eeuw verdubbelde het inwoneraantal al naar ruim 4300. Het aantal turfschippers verdubbelde eveneens, vanwege het gunstiger belastingklimaat ten opzichte van Meppel. Hoogeveen slaagde erin zich binnen twee eeuwen te ontwikkelen tot één van de belangrijkste turfproducenten van Nederland.Keerzijde van de medaille waren de slechte leefomstandigheden van de veenarbeiders en hun gezinnen, vooral na de stagnatie van de vervening aan het begin van de negentiende eeuw. Scholing was niet gebruikelijk in deze jonge, kleinstedelijke gemeenschap. In 1832 brak bovendien cholera uit die aan enkele tientallen Hoogeveners het leven kostte.Aan deze periode herinneren onder meer de bronzen beelden De Veenarbeider aan de Voltastraat en De Turfgravers in het Burgemeester Tjalmapark.Met name in de negentiende eeuw werden in en rond Hoogeveen grote gebieden met bomen beplant. Bedroeg het bosoppervlak in de gemeente Hoogeveen omstreeks 1816 ongeveer 144 hectare, rond 1900 was maar liefst een derde van het grondgebied van de hele gemeente beplant met bos. De bomen dienden in eerste instantie voor de houtindustrie. Het bos werd aangeplant binnen de verkaveling van de vervening, waardoor het hout via het water kon worden afgevoerd. Daarnaast zorgden de bossen ook voor een verhoging van de vruchtbaarheid van de schrale gronden. De wortels van de bomen haalden namelijk de juiste voedingsstoffen naar boven, waardoor het land sneller geschikt was voor landbouw.Ten zuidoosten van Hoogeveen is een groot boscomplex bewaard gebleven. De bossen in dit Hollandsche Veld zijn voorbeeld van bomenaanplant volgens het veenontginningspatroon.In de negentiende eeuw nam de oppervlakte aan landbouwgronden en wei- en graslanden snel toe. Opvallend was de snelle toename van het aantal schapen rondom Hoogeveen, veroorzaakt door de hoge wolprijzen. De ontwikkelingen in de melkveehouderij resulteerden in de oprichting van een voor die tijd moderne stoomzuivelfabriek aan de Alteveerstraat.De melk werd dagelijks bij de boeren in de omgeving opgehaald door zogenaamde pullevaarders op houten platbodems. Deze schippers stonden onder contract bij de melkfabriek en verzorgden de aanlevering van melk. In de loop van de twintigste eeuw werd het transport over water vervangen door wegtransport.In Hoogeveen werden sinds de jaren ’80 jaarlijks de Pulledagen georganiseerd. Deze vonden plaats op een zestal donderdagen in de zomermaanden en gingen gepaard met een braderie, een vlooienmarkt en straatoptredens. Na 2008 maken de Pulledagen plaats voor een nieuw evenement. De zuivelfabriek is nog steeds in bedrijf aan de Alteveerstraat, maar zit wel in een compleet nieuw pand. In de jaren ’60 werden de krachten gebundeld met andere coöperaties en ging de zuivelfabriek verder onder de naam Drents-Overijsselse Coöperatie. Tegenwoordig richt de fabriek zich volledig op de productie van kaas.De groei van landbouw en industrie werd gestimuleerd door de verbeterde bereikbaarheid van Hoogeveen in de tweede helft van de negentiende eeuw. Rond 1870 werd Hoogeveen aangesloten op de spoorlijn Meppel - Assen.Het treinstation verrees aan de noordkant van de stad. Ook de wegen van en naar Heerenveen werden verbeterd. Vanaf 1903 kon men gebruikmaken van de tramverbinding Hoogeveen - Nieuw-Amsterdam, enkele jaren later kwam daar de verbinding met Slagharen bij. De opkomst van autobussen zorgde in 1940 voor het opheffen van de tramlijnen. Omstreeks 1955 kreeg Hoogeveen aansluiting met Assen en Meppel via de belangrijke rijksweg A28. Tegenwoordig heeft Hoogeveen zelfs een klein vliegveld voor plezier- en zakenvluchten.De economische groei van Hoogeveen resulteerde in de bouw van nieuwe stadswijken.De arbeiderswijk Oranjebuurt werd vanaf 1914 gebouwd aan de oostkant van de stad. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen daar onder meer Tuindorp, de Verzetsbuurt en de Zeeheldenbuurt bij. Rond de eeuwwisseling begon men met het bouwen van 1140 woningen voor de nieuwbouwwijk Erfanden. Sinds 2002 worden de wijken Krakeel en Schoonvelde-Oost volledig gerenoveerd. Door uitbreiding van Hoogeveen werden enkele buurschappen volledig opgeslokt en ontwikkelden de dorpen in de omgeving zich tot forensendorpen. De stad telt op dit moment vier industriegebieden.Hoogeveen is rijk aan bijzondere bouwwerken.De hervormde kerk aan de Grote Kerkstraat is tussen 1652 en 1664 gebouwd in een classicistische stijl. In de opengewerkte witte dakruiter uit 1720 hangen nu klokken uit de zeventiende eeuw. De preekstoel en het orgel dateren beide uit de negentiende eeuw. Aan de Schutstraat vindt men de voormalige synagoge uit 1856. Dit neoclassicistische gebouw wordt tegenwoordig gebruikt door de Baptistengemeente. Aan dezelfde straat als de hervormde kerk staat ook de kerk van de remonstrantse gemeenschap, die omstreeks 1893 werd gebouwd met elementen uit de neorenaissance. De gereformeerde kerk aan de Hoofdstraat is gebouwd in 1904 en heeft kantelen, hoektorentjes en een hoge spits.Aan de Van Echtenstraat in het centrum staat sinds 1834 molen De Zwaluw. Deze achtkante stellingmolen is gebouwd op de onderbouw van een molen uit 1714. De romp is rietgedekt.De Zwaluw wordt nog altijd op professionele basis gebruikt voor het malen van graan. Nabij de kruising van de Schutstraat en Het Haagje met de Alteveerstraat en de Hoofdstraat staan nog enkele fraaie woonhuizen, waarvan de oorsprong teruggaat tot de zeventiende en achttiende eeuw. Een groot deel van de woonhuizen in Hoogeveen is gebouwd in de negentiende of begin twintigste eeuw, zoals Huize Rozengrond en de notariswoning aan de Hoofdstraat en de in neorenaissance stijl opgetrokken woningen aan de Brinkstraat.Het college van b en w van gemeente Hoogeveen vergadert nog altijd in het raadhuis aan het Raadhuisplein 1. Dit gebouw is omstreeks 1940 ontworpen door C.J. Blaauw en heeft een opvallende, witte klokkentoren. Het gemeentehuis is gevestigd in het Compagnieshuis op nummer 24. Sinds 1967 staat in Hoogeveen het theater- en congrescentrum De Tamboer. Bij de opening werd het bronzen beeld De Tamboer onthuld door koningin Juliana. Het winkelcentrum van Hoogeveen wordt gedomineerd door het grootste stedelijke waterkunstwerk van Europa, de Cascade. Door de Hoofdstraat meandert een verhoogde waterpartij, wat de oorspronkelijke waterlopen in Hoogeveen moet symboliseren. In het midden van de Cascade bevindt zich een groot zwart-wit geblokt podium. ■

De geschiedenis van de esdorpen Hooghalen en Laaghalen gaat terug tot in de middeleeuwen. Op een zandrug langs de handelsroute tussen Meppel en Groningen werd Halen gesticht, een dochternederzetting van Beilen.In 1217 kwam de naam Halen al voor in offciële documenten. De naam duidt op een droog of afgelegen gebied. Door een toename van het aantal boerderijen sprak men aan het eind van de middeleeuwen al van een hoog Halen en een laag Halen. De twee plaatsen hadden eigen essen. In Hooghalen waren twee brinken. Van de brink bij de Smilderweg en de Nijlanden is een restant bewaard gebleven.Er is ook nog een brinkachtige ruimte aan de Laaghalerstraat. Laaghalen had een brink aan de Boermarkeweg, maar deze is inmiddels bebouwd.Ondanks het feit dat de dorpen al eerder van elkaar gescheiden waren, vormden Hooghalen en Laaghalen nog tot 1864 de marke van Halen.Sinds de jaren ’50 van de twintigste eeuw zijn de dorpen defnitief van elkaar gescheiden door de aanleg van de A28 tussen Assen en Hoogeveen. De verspreide bebouwing van Laaghalen ligt voornamelijk aan weerszijden van de Boermarkeweg. Het dorp breidde door de jaren heen nauwelijks uit, waardoor het agrarische karakter bleef. De boerderij aan de Boermarkeweg 11 dateert in de kern uit de eerste helft van de achttiende eeuw en even verderop staat een boerderij met de jaartalsteen 1882.Hooghalen daarentegen groeide uit tot een middelgroot dorp. Dit kwam mede door de aanleg van de spoorlijn Groningen-Zwolle en van de provinciale weg tussen Beilen en Assen. Rond 1880 kreeg Hooghalen een eigen treinstation, waaraan de straatnaam Stationsstraat nog herinnert. Dit gebouw is in de jaren ’70 afgebroken. In 1895 kreeg het dorp aan de Hoofdstraat een eigen coöperatieve zuivelfabriek en korenmaalderij met de naam Halen.In 1966 is de fabriek gesloten en werd de productie verplaatst naar Assen. In het oude fabriekspand zit nu een winkel.Op het heidegebeid ten westen van Hooghalen werd in 1939 Kamp Westerbork ingericht, dat in eerste instantie bestemd was als vluchtelingenkamp voor uit Duitsland gevluchte joden.Bosaanplant in het heidegebied was al voor de oorlog begonnen en werd in de oorlog voortgezet door de geïnterneerden. In 1942 werd Kamp Westerbork een doorvoerkamp, vanwaaruit joden, Roma, Sinti en verzetsstrijders naar vernietigingskampen in Duitsland werden gestuurd. Het betrof meer dan honderdduizend mensen, slechts vijfduizend van hen keerden levend huiswaarts.Vanaf de jaren ’50 werden de barakken van het kamp ingericht voor de opvang van ZuidMolukkers die gedwongen Indonesië moesten verlaten. Het kamp werd toen omgedoopt in Schattenberg. De barakken zijn later afgebroken. Sinds 1983 is hier Herinneringscentrum Kamp Westerbork gevestigd. Het Nationaal Monument Westerbork, gemaakt door Ralph Prins, is onthuld in 1970 en bestaat uit een negentig meter lange spoorrails, waarvan de einden omhoog zijn gekruld.In de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog is de oude dorpskern van Hooghalen grotendeels verwoest. Veel oude Saksische boerderijen zijn hierbij verloren gegaan.Laaghalen en Hooghalen liggen vlakbij enkele bijzondere natuurgebieden, zoals het Hijkerveld, de Boswachterij Hooghalen, ’t Witte Zand en het Heuvingerzand. Dit zijn uitgestrekte landschappen met bossen, heide, vennen en kleine stuifzanden. In de nabijheid van de twee dorpen zijn een aantal campings. In het Heuvingerzand ligt landgoed Dennenrode met het landhuis Klein Dennenrode uit 1930. In de boswachterij zijn in de jaren ’70, deels op het terrein van het voormalige deportatiekamp, grote telescopen van de Radiosterrenwacht Westerbork geplaatst. ■

Bij een driesprong van wegen in de richting van Veenhuizen, Norg en Assen ligt het buurschap Huis ter Heide. Het is ontstaan in loop van de negentiende eeuw. Het ontwikkelde zich in de nabijheid van een brug en een sluis bij het raakpunt van twee veenkanalen. In 1816 kwam de Norgervaart gereed, het kanaal dat vanaf de Drentsche Hoofdvaart tot Huis ter Heide loopt. De Maatschappij van Weldadigheid liet vervolgens de Kolonievaart graven, die bij Huis ter Heide aansloot op de Norgervaart. De Kolonievaart werd in 1839 verlengd tot Veenhuizen.De verbinding tussen de Norgervaart en de Kolonievaart werd gevormd door een schutsluis, die eind negentiende eeuw bij Huis ter Heide werd aangelegd. De sluis heeft tegenwoordig de functie van stuw. Aan de Asserstraat staat nog een sluiswachterwoning van rond 1880.Men vermoedt dat deze woning voorheen dienst deed als tolhuis. Twintig jaar ouder is de brugwachterswoning met rieten dak aan de weg Norgervaart. Tot voor kort was bij deze woning nog een ijzeren ophaalbrug uit 1925, maar die is vervangen door een moderner en onderhoudsvriendelijker exemplaar. De twee veenkanalen zijn al enige tijd gesloten voor de scheepvaart. De naam van het buurschap is afkomstig van de voormalige caféboerderij Huis ter Heide aan de Asserstraat. Deze werd in 1886 gebouwd op de plek waar kort daarvoor een boerderij uit 1777 was afgebrand. Opvallend in de oude boerderij is de doorrit met inrijdeuren in het bedrijfsgedeelte. Het café was een belangrijke pleisterplaats en werd veel bezocht door ontslagen strafkolonisten uit Veenhuizen. Vanaf Huis ter Heide vertrokken zij met de trekschuit naar Assen.Door toenemende bedrijvigheid vestigden steeds meer mensen zich langs de vaarten bij café Huis ter Heide en werd het gelijknamige buurschap geleidelijk groter. Het café bestaat nog steeds en vervult tevens de rol van dorpshuis. Huis ter Heide grenst aan het Tonckensbos. Nabij het buurschap begint het uitgestrekte Fochteloërveen, een van de laatste hoogveengebieden van Nederland.