Dorpen van de provincie Drenthe

Kies de beginletter


Het esgehucht Makkum ligt tegen Lieving aan. Het buurschap is ontstaan in de middeleeuwen. In een document uit 1362 komt Makkum voor met de namen Makinge en Machkijnge. De verspreide bebouwing ligt aan weerszijden van de gelijknamige weg, met een kleine concentratie van woningen nabij de kruising van de weg Makkum en de weg Holthe. Tussen Makkum en Holthe liggen de essen van Makkum, de Oosteresch en de Makkumeresch. Vroeger had Makkum een brink, maar deze is verdwenen.Aan de provinciale weg tussen Beilen en Wijster staat bij Makkum de grote achtkante Korenmolen. Deze is gebouwd in 1906, als opvolger van de omgewaaide standerdmolen.Het was de laatste standerdmolen van Drenthe. Bij de bouw van de Korenmolen is gebruik gemaakt van materiaal van de afgebroken poldermolen uit De Groeve. De romp en de kap van de molen zijn met riet gedekt. De molen raakte door slechte weersomstandigheden vaak beschadigd en werd net zo vaak gerestaureerd. De molen is nu weer maalvaardig en te bezichtigen. Vlakbij de molen, aan Makkum 42, is een mini-camping.Vlak onder Beilen ligt het natuurgebied Terhorsterzand met de Makkumerplas. Dit is een gebied met vochtige en droge heideterreinen, stuifzanden, kleine vennen en bos. Het wordt van het Nationaal Park Dwingelderveld afgesneden door de A28 tussen Assen en Hoogeveen. Tussen Makkum en Garminge ligt het Scharreveld, waar verspreid in het ontginningslandschap nog enkele restanten van heidegebieden liggen. Hier bloeien een aantal zeldzame planten. Stichting Het Drentse Landschap probeert hier landbouwgrond aan te kopen om zo de natuurgebieden weer met elkaar in verbinding te brengen.

De geschiedenis van het esdorp Mantinge gaat terug tot in de Middeleeuwen. Het dorp werd op hoger gelegen zandgronden gesticht als dochternederzetting van Westerbork. In 1335 werd Mantinge voor het eerst genoemd in een offcieel document. De naam luidde toen nog Mantinc, wat afgeleid is van de persoonsnaam Mante. Vroeger had Mantinge een grote brink die door eiken werd omzoomd.Deze brink bij de huidige straat De Palts is inmiddels verdwenen. Vlakbij het dorp strekt het bouwland Voorste Es zich uit tot aan het natuurgebied Balingerzand.Samen met de naburige dorpen Balinge en Garminge vormt Mantinge de Broekstreek.De naam duidt op de moerasbossen die hier vroeger stonden. De drie plaatsen onderhouden nauwe banden met elkaar. Zij delen een belangenvereniging, een openbare basisschool en diverse sport- en hobbyclubs. Ook maken zij samen gebruik van het Dorpshuis ’t Broekhoes in Balinge, waarin ook de school is gevestigd. De drie dorpen hebben elk nog wel een eigen boermarke.Het Mantingerbos en de Mantingerweiden liggen tussen Mantinge, Bruntinge en Garminge in. Hier ontspringt de beek Oude Diep, die vervolgens westwaarts in de richting van het Linthorst-Homankanaal stroomt. In het brongebied van de beek is een fraai landschap ontstaan van vochtige graslanden met houtwallen, poelen en een oud eiken- en hulstbos.Tussen Mantinge en Nieuw-Balinge ligt het Mantingerveld, een aaneenschakeling van percelen natuurgebied en cultuurgronden. Met name het Balingerzand en het Mantingerzand vormen een bijzonder stuifzandgebied. Aan de Mantingerdijk liggen een kleine natuurcamping en een restaurant. Vanaf 1921 is de stichting Natuurmonumenten bezig hier landbouwpercelen te verwerven, zodat de kleine verspreid liggende natuurgebieden weer met elkaar in verbinding komen.

Ten zuiden van Rolde, langs de doorgaande weg in de richting van Grolloo en Schoonloo, ligt het langgerekte dorp Marwijksoord aan de gelijknamige weg. Aan de noordkant van dit wegdorp ligt het buurschap Nooitgedacht, ten zuiden van Marwijksoord ligt de weg Vredenheim met het gelijknamige buurschap haaks op de weg Marwijksoord. Het dorp wordt aan de westzijde gefankeerd door het Westersche Veld van Rolde, een gebied van bouw- en graslanden dat wordt afgewisseld met bos en woeste grond, en aan de oostzijde door bouwlanden en het Rolderveld, een gedeeltelijk woest veengrondgebied met enkele veenplassen. Oostelijk van Marwijksoord ligt het Hof van Saksen, een bungalowpark met een groot natuurbad en op Drentse boerderijen geïnspireerde vakantiehuizen.Marwijksoord is een relatief jong dorp met verspreide bewoning, dat pas in 1919 zijn naam kreeg. Het grondgebied van het huidige Marwijksoord was namelijk eigendom van de familie Van Marwijk Kooy, die rond 1910 het initiatief nam om het uitgestrekte heidegebied tussen Rolde en Grolloo te ontginnen. Al in 1908 liet de familie twee met Jugendstildetails uitgevoerde proefboerderijen bouwen op de percelen Marwijksoord 4 en 6. Deze boerderijen kregen de namen Kooijenburg en Marwijkshoeve. Voor de bouw van meerdere huizen ten zuiden van Rolde schonk de familie Van Marwijk Kooy in 1919 de grond aan de woningbouwvereniging van Rolde. De enige voorwaarde was dat de nieuwe nederzetting naar de familie werd vernoemd.Marwijksoord heeft nog altijd een agrarisch karakter. Het dorp telt enkele akkerbouw- en veeteeltbedrijven, een groot ecologisch fruitteeltbedrijf en een tuincentrum. Op het erf van boerderij Kooijenburg is in 1958 een bronzen borstbeeld van professor Jakob Elema geplaatst, gemaakt door beeldhouwer L.H.Sondaar. Elema was Rijkslandbouwconsulent en hoogleraar aan de Hogere Landbouwschool in Wageningen. Hij was een pionier in Drenthe op het gebied van landbouwontwikkeling, onder meer door het gebruik van kunstmest te propageren, en werd daarom postuum geëerd met een beeld.

Boven Roden en Peize ligt de uitgestrekte Polder Matsloot-Roderwolde. Dit grote weidecomplex is vernoemd naar de twee plaatsen waar het tussenin ligt, het buurschap Matsloot en het wegdorp Roderwolde. In de jaren ’30 van de vorige eeuw is het gebied volledig heringericht en sindsdien probeert men zoveel mogelijk de natuurlijke en historische waarde van het gebied te behouden. Tussen het Leekstermeer en het Peizerdiep ligt het water Matsloot, een uitloper van het meer.De verspreide bebouwing van Matsloot bevindt zich aan weerszijden van de rijksweg A7 tussen Groningen en Drachten. In 1987 bepaalde men dat de snelweg tussen de stad Groningen en het Leekstermeer de provinciegrens werd. De huizen aan de noordkant van de weg liggen daarom op Gronings grondgebied, de andere huizen horen bij de gemeente Noordenveld. De eerste melding dat Matsloot bewoond werd is van 1564. Het werd toen Maethuisen genoemd. Op kleine zelf opgeworpen terpen in het moerasgebied had men kleine woningen gebouwd. In de loop der tijd zakten deze terpen steeds verder weg in het veen, waardoor de bewoners uiteindelijk gedwongen werden te verhuizen.Roderwolde is ouder dan Matsloot en is al ontstaan in de middeleeuwen. Rond 1100 vestigden de eerste bewoners zich in deze streek, nadat vanuit Roden een begin gemaakt was met de ontginning van het veen. Tot in de achttiende eeuw lag de dorpskern noordelijker dan tegenwoordig. De bebouwingsas lag tussen het buurschap Sandebuur en het bosperceel Het Waal. Dit is nog te zien aan de begraafplaats van Roderwolde, die ligt namelijk een kleine kilometer vanaf de dorpskern en is bereikbaar via een zijweg van de Achtersteweg. Door de jaren heen nam het belang van de landbouw en de veenontginning toe, waardoor de bodem inklonk en het grondwaterpeil steeg. De inwoners van Roderwolde zagen zich daarom genoodzaakt in de loop van de achttiende eeuw te verhuizen naar hoger gelegen zandgronden.Het nieuwe dorp Roderwolde vormde zich aan weerszijden van de Roderwolderweg, de huidige Hoofdstraat. De hervormde kerk uit 1619 bleef in eerste instantie op zijn oorspronkelijke plek bij de begraafplaats. Rond 1830 besloot men de kerk terug te plaatsen in de dorpskern. De oude kerk werd afgebroken en in 1831 verrees aan de Hoofdstraat 25 de nieuwe hervormde kerk. Dit is een kleine zaalkerk met neoclassicistische vormen. De toren en de voorgevel zijn gebouwd met gebruik van sloopmateriaal van de oude kerk. Tot de inventaris behoren onder meer een doopvont uit 1560 en een luidklok uit 1634. Vanaf de kerk kan men via de Pastorielaan in één rechte lijn doorlopen naar de begraafplaats.Beeldbepalend in Roderwolde is de grote achtkante stellingmolen Woldzigt. Deze molen uit 1852 had als functie graan te malen en olie te slaan uit kool- en vlaszaad. Tegen de stenen onderbouw zijn twee grote schuren gebouwd, waardoor het lijkt alsof de molen bovenop een gebouw staat. In 1919 kwam de molen te koop te staan, waarna enkele inwoners van Roderwolde de Coöperatieve Olieslagerij en Korenmaalderij oprichtten. In 1951 raakte hij buiten bedrijf. De gemeente nam de zorg voor de molen over en liet Woldzigt grondig restaureren. De molen is nu weer maalvaardig en open voor bezichtiging. In een deel van de molen is sinds 1974 het Nederlands Graanmuseum gevestigd. Een ander bijzonder gebouw is Huis Waalborg, dat rond 1650 is gebouwd aan De Hoek. Het herenhuis is in 1784 grondig verbouwd, waarbij het zijn huidige aanblik kreeg.Matsloot is vooral bekend door de grote jachthaven aan de noordkant van het Leekstermeer.De combinatie van uitgestrekte weidelandschappen en grote waterpartijen maakt het gebied erg populair bij boottoeristen. Bij de jachthaven van Matsloot ligt paviljoen Wolthers en er zijn meerdere overnachtingsmogelijkheden.Roderwolde trekt al meer dan vijfenveertig jaar duizenden mensen naar het dorp door het openluchtspel. De stukken worden opgevoerd in het Rowolmers dialect. ■

Nabij de plek waar meerdere riviertjes in de Sethe of het Meppelerdiep stroomden, is op een zandopduiking in de middeleeuwen de stad Meppel ontstaan. In een bisschoppelijke oorkonde uit 1141 komt de plaats al voor als Meppele. Pas in 1809 kreeg Meppel stadsrechten. De eerste bewoners van Meppel waren kleine boeren, die zich vestigden nabij het huidige Bleekerseiland, de Groenmarkt en het Kerkplein. Tot ver in de veertiende eeuw waren de boeren alleen over water bereikbaar. In 1414 telde Meppel negen erven, in 1437 al 55. De snelle groei was vooral te danken aan de ontginning van de veengebieden rond Meppel.Door de verschillende waterstromen werd Meppel een belangrijk centrum voor handel en de transport van turf. In de tweede helft van de vijftiende eeuw kreeg de plaats zelfs toestemming voor het houden van een weekmarkt en twee jaarmarkten. Meppel oefende daarmee aantrekkingskracht uit op schippers, ambachtslieden en handelaren. De bebouwingskern ontstond in het gebied tussen het Kerkplein, de Kruisstraat en het Prinsenplein.In 1509 liet de drost van Drenthe het slot De Kinkhorst bouwen bij Meppel. Hij deed dit om de macht van de bisschop van Utrecht in te perken, die hier nog altijd veel bezittingen had.Nog geen twee jaar later werd het kasteeltje door een andere bisschop ontmanteld. Tot 1580 is het gebouw nog tweemaal opgebouwd, maar ook twee keer weer vernietigd. Men vermoedt dat De Kinkhorst stond in het gebied tussen de huidige Prins Hendrikstraat en de Prins Hendrikkade.Meppel kende een grote economische groei in de periode na 1625, toen de grootschalige vervening van Zuidwest-Drenthe op gang kwam. Er werden nieuwe kanalen gegraven en reeds bestaande kanalen werden verbreed of uitgediept. Het inwonertal steeg en in 1698 had Meppel de twijfelachtige eer het eerste armenhuis van Drenthe te openen. Rond 1750 telde Meppel 2800 inwoners, een eeuw later waren dat al ruim 6400. In 1851 werd de loop van de Hoogeveense Vaart verlegd naar de zuidkant van het huidige centrum en na 1980 nog eens naar de zuidkant van de stad. Langs een vertakking van de Vaart richting de Kleine Oever werd de Stoombootkade aangelegd.Langs het water verrezen vele pakhuizen en herenhuizen. Er werden in Meppel ongeveer zeven op turf gestookte kalkovens gebouwd voor de verwerking van schelpen tot kalk. Aan de Steenwijkerstraatweg staan nog altijd drie opvallende kalkovens, waarvan twee zijn omgebouwd tot restaurant.Halverwege de negentiende eeuw was de veenontginning in dit deel van Drenthe grotendeels voltooid. De verveningswerkzaamheden verschoven oostwaarts en de turfhandel in Meppel stagneerde. Door een verbetering van de doorgaande wegen en door de aanleg van het spoornetwerk tussen Zwolle en Assen/Leeuwarden via Meppel, groeide Meppel uit tot belangrijk verkeersknooppunt. Diverse industrieën vestigden zich langs de verkeerswegen, waaronder fabrieken voor schoenen, textiel en tabak. Ook de zuivelindustrie foreerde in Meppel door de vele rundveehouderijen rondom de stad. Vanaf 1888 was de stoomzuivelfabriek Kingma aan de Catharinastraat in bedrijf, naast enkele kleinere particuliere handkrachtfabrieken. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog werd de melkproductie van Kingma overgenomen door de fabriek in Rogat. Desondanks is Meppel nog steeds van belang voor de zuivelindustrie, omdat het hoofdkantoor van Friesland Foods, een grote internationale zuivelproducent, hier gevestigd is. Ook heeft Meppel een naam in de farmaceutische industrie. Eind achttiende eeuw vestigde de apotheker Willem Brocades zich aan de Woldstraat en hield zich bezig met het maken van geneesmiddelen uit plantaardige extracten. Later trad Eisso Post Stheeman bij hem in dienst en nam de apotheek over. Brocades & Stheeman had eind negentiende eeuw de eerste tablettenfabriek van Nederland en ontwikkelde zich later tot een grote geneesmiddelenfabrikant. In 1967 fuseerde het met de Nederlandse Gist- en Spiritusfarbiek in Delft tot Koninklijke Gist-Brocades. Nog altijd worden er geneesmiddelen geproduceerd in Meppel, al behoort de farmaceutische fabriek inmiddels tot een Japanse onderneming.Meppel staat bekend als drukkersstad en heeft sinds 1986 in een monumentaal pakhuis aan de Kleine Oever een Drukkerijmuseum. De eerste drukker in Drenthe, Jan Lensink, vestigde zich al in 1695 in Meppel, maar hield zich de eerste jaren vooral bezig met boekbinden en boekverkoop. In de loop van de negentiende eeuw ontstonden meer grafsche bedrijven. In 1839 startte Sijger Jans Bolt met een drukkerij en een jaar later met de uitgave van de Meppeler Courant. Kort daarna verkocht hij de zaak aan Jan Adolf Boom en Hendrikus Hamel. De drukkerij aan de Hoofdstraat is al die tijd in handen gebleven van de familie Boom. Bernardus Ten Brink begon in 1889 als boekdrukker en uitgever van de Nieuwe Meppeler Courant. Drukkerij/uitgeverij Ten Brink werd in 1996 overgenomen door grafsch concern Giethoorn.Veel stadswijken van Meppel werden pas na 1900 gebouwd. Nog voor de Tweede Wereldoorlog werden de Indische buurt, de wijk Ezinge en de buurt rondom het Wilhelminapark gebouwd. In het Wilhelminapark staat nog een achtkante theekoepel uit 1840. Na de oorlog werd ten zuiden van het riviertje Reest de wijk Koedijkslanden gebouwd en aan de oostkant van de stad, aan de andere kant van de rijksweg A32, verrees de wijk Oosterboer.Het westelijk deel van de stad langs de Drentsche Hoofdvaart is grotendeels ingericht als industrieterrein. Rond 1919 begon men met de demping van een fink aantal grachten in het centrum van Meppel, wat de oorspronkelijke structuur van de stad heeft aangetast. Sinds de jaren ’80 is het gemeentebeleid erop gericht om de oorspronkelijke oude stad zoveel mogelijk in ere te laten en waar nodig te herstellen.In Meppel staan veel bijzondere bouwwerken.De stad telt een fink aantal zeventiende- en achttiende-eeuwse woonhuizen, met name aan de Molenstraat, de Keizersgracht en de Hoofdstraat. Bijzonder zijn ook de voormalige waag uit 1864 op de Grote Markt en café De Beurs uit 1890 aan de Grote Kerkstraat. Aan de Oosterboerweg en de Reggersweg staan interessante achttiende- en negentiende-eeuwse hallenhuisboerderijen. Aan de westkant van de stad ligt in de Drentsche Hoofdvaart, nabij de jachthaven, de Paradijssluis uit 1892.De Grote of Mariakerk aan het huidige Kerkplein is gebouwd aan het eind van de vijftiende eeuw. Deze werd opgericht nadat Meppel zich in 1422 had afgescheiden van Kolderveen en een zelfstandige parochie was geworden. De grote toren heeft een koepeldak waarin een klok hangt die gegoten is in 1611. De achterzijde van de kerk is rond 1780 verlengd. In de kerk is een vijftiende-eeuwse altaarsteen bewaard gebleven, net als een preekstoel uit 1696 en een orgel uit 1712. De Grote of Mariakerk is tegenwoordig in gebruik bij de hervormde gemeente van Meppel. De gereformeerde gemeenschap kreeg rond 1842 offciële erkenning en in 1896 verrees de gereformeerde kerk aan de Groenmarktstraat.Deze kerk is gebouwd in een neorenaissancestijl en heeft een orgel uit 1937. De gevelstenen met de jaartallen 1834 en 1886 verwijzen naar de Afscheiding en de Doleantie.Nadat de rechterlijk functionaris van Meppel in 1460 offcieel recht mocht spreken in zaken die speelden in Meppel en omgeving, won de stad ook bestuurlijk aan belang. Sinds de negentiende eeuw is Meppel een zelfstandige gemeente, die na de gemeentelijke herindelingen van 1998 is uitgebreid met onder meer de gemeente Nijeveen en een deel van de gemeentes De Wijk en Ruinerwold. Aan de Hoofdstraat staat nog het voormalige stadhuis, een statig pand in neoclassicistische stijl. Het is omstreeks 1830 als woonhuis gebouwd, maar diende tussen 1853 en 1973 als stadhuis. Daarna trok de gemeente in een pand aan de Grote Oever.In vroeger tijden stonden in en rond Meppel tientallen molens. Tegenwoordig telt de stad er nog twee. Vlak bij de Reest, aan de Weerdstraat, staat de achtkante stellingmolen De Weert uit 1807. Deze molen deed ruim een eeuw dienst als koren- en eekmolen, maar werd in 1937 stilgelegd vanwege de hoge kosten. De molen en de omringende schuren werden gesloopt, enkel de onderbouw resteerde.In de jaren ’90 werd de molen herbouwd met als basis de achtkant van een molen uit Hellendoorn. Aan de Sluisgracht staat een iets jongere stellingmolen, De Vlijt uit 1859. Deze korenmolen werd in 1965 gedeeltelijk gesloopt, maar is in 2001 weer herbouwd. ■

De geschiedenis van het esdorp Meppen gaat terug tot in de middeleeuwen, toen de eerste bewoners zich vestigden op de zandgronden van het Drents Plateau. Het dorp werd voor het eerst genoemd in een document uit 1335. Wat de naam betekent is niet duidelijk, mogelijk is de naam afgeleid van een persoon. Meppen had meerdere brinken. De kleine driehoekige brink bij de Hovinghoek en Mepperstraat is het best bewaard gebleven, van twee andere brinken zijn slechts wat restanten over. Meppen grenst aan twee hoger gelegen essen, de Mepperesch in het zuiden en de Molenesch die wordt gedeeld met Aalden.Meppen heeft veel van het oorspronkelijke esdorpenkarakter weten te behouden. Langs de Mepperstraat en de Middendorpstraat staan enkele fraaie Saksische boerderijen.In de tweede helft van de negentiende eeuw is Meppen fink gegroeid. Voor de meeste voorzieningen zijn de bewoners aangewezen op buurdorpen. Wel heeft Meppen een aantal hobbyverenigingen en een eigen boermarke.Het toerisme in Meppen is steeds belangrijker geworden. In en rond het dorp zijn enkele horecagelegenheden, campings en kleine hotels.Het dorp grenst aan het bosgebied Mepperdennen, een loof- en naaldbos dat in de negentiende eeuw is aangeplant op een voormalige stuifzandterrein. In het bos ligt het grote ven Meeuwenveen. Een onderdeel van de Mepperdennen is het jeneverbesgebied De Palms, een woest natuurgebied dat nog slechts negentien hectare groot is. Het gebied wordt beheerd door de stichting Het Drentse Landschap en Staatsbosbeheer en is populair bij wandelaars.Ten westen van dit natuurgebied ligt het bos Mepperveld, dat grenst aan de Boswachterij Gees. Uit diverse opgravingen is gebleken dat de omgeving van Meppen al ver voor het ontstaan van het dorp bewoond was. In de bodem trof men onder meer prehistorische gereedschappen en een emmer uit de Bronstijd aan.

Het esdorp Midlaren ligt tussen Zuidlaren en Noordlaren, aan het Zuidlaardermeer.Langs de oever van het meer liggen drie recreatieparken met jachthavens. Zuidoostelijk van Midlaren loopt de oude waterweg Plankensloot vanaf het meer richting de Groningerstraat. Aan het eind van de Plankensloot stond jarenlang een café, nu is er een restaurant. Langs het water stonden vanaf 1645 diverse molens, waaronder een houtzaagmolen en olie- en korenmolens.Midlaren is ontstaan in de vroege middeleeuwen en werd in documenten uit 1298 Middelare genoemd. Oorspronkelijk was het een klein dorp van boeren, ambachtslieden en landarbeiders. Aan het begin van de zeventiende eeuw telde het dorp zeven boerderijen en twee kleine driehoekige brinken. Buiten het dorp aan het water lag destijds al de buitenplaats Meerwijck. Huize Meerwijck is in 1945 afgebrand. Wat overbleef was het park dat nu een toeristische bestemming heeft.Omdat de provinciegrens vlakbij Midlaren liep, werd er tol geheven. In 1860 bouwde men speciaal daarvoor en klein stenen tolhuisje met een typerende vooruitspringende kamer. Rond 1948 werden de tolgelden afgeschaft en is het huisje verplaatst naar het Openlucht Museum in Arnhem. Van de twee brinken is weinig over.Wel staan aan de Groningerstraat nog een aantal fraaie negentiende-eeuwse boerderijen.Na de Tweede Wereldoorlog breidde het dorp uit langs de Tolweg en de Groningerstraat.Desondanks is Midlaren in de loop van de vorige eeuw veel voorzieningen kwijtgeraakt, waaronder de basisschool en het grootste deel van de middenstand.Nabij de Schutsweg staan de hunebedden D3 en D4 ingeklemd tussen twee kleine boerderijwoningen. Deze hunebedden zijn nog vrij compleet, maar wel vervallen. De stenen zijn nog niet in hun oorspronkelijke opstelling herplaatst. Met name de ligging van D4 is opvallend, omdat er een boerderijtje tegenaan is gebouwd. De boerderijen en de hunebedden zijn gezamenlijk uitgeroepen tot rijksmonument.