Dorpen van de provincie Drenthe

Kies de beginletter


Op de oostfank van de Hondsrug is in de vroege middeleeuwen het esdorp Odoorn ontstaan. Het lag temidden van uitgestrekte veengebieden, langs een oude route van Coevorden naar Groningen. Rond het dorp lagen grote essen, de dorpskern vormde zich langs de Hoofdstraat en een aantal zijstraten.In Odoorn staan nog een paar historische Saksische boerderijen. Odoorn heeft meerdere brinken, waarvan de veelhoekige grote brink aan de Boshof de belangrijkste is. Hier is ook het herdenkingsmonument voor het verzet in de Tweede Wereldoorlog geplaatst, naar ontwerp van professor Duintjer. De ruime brink aan de Dilweg heeft een eendenvijver.Aan het eind van de twaalfde eeuw werd in Odoorn een dochterkerk van de kerk van Anloo gesticht. Deze stond aan de Valtherweg en was oorspronkelijk gewijd aan de heilige Margaretha. De kerk met de witte toren bestaat nu uit twee delen. Het middeleeuwse koor, dat nu als consistorie in gebruik is, is rond 1200 gebouwd. Het is opgebouwd uit grote zwerfstenen en heeft spitsboogvensters uit de veertiende of vijftiende eeuw. Het verschil met de kerk die aan dit middeleeuwse bouwwerk is vastgebouwd, is groot. De nieuwe hervormde kerk is omstreeks 1856 gebouwd ter vervanging van het middeleeuwse exemplaar.In 1897 raakte de kerk fink beschadigd bij een grote brand, maar hij is later volledig gerenoveerd. Het orgel is van 1899. Voor de kerk staat het beeld Otie en Kleinkind van Gerrit Santing.Het is een beeld van een oma en kleinkind in Drentse klederdracht van rond 1800.Het dorp breidde zich uit langs de wegen richting Emmen, Valthe, Exloo en Borger. Net als bij de bouw van de middeleeuwse kerk werd ook bij de aanleg van sommige paden gebruik gemaakt van zwerfkeien. Soms werden hiervoor zelfs de grote stenen van de Odoorner hunebedden aan stukken gehakt.Na de Tweede Wereldoorlog groeide het dorp met name aan de oostkant.Odoorn grenst aan Boswachterij Odoorn, een uitgestrekt natuurgebied met bos, heide en enkele vennen. Dit bos is in de jaren ’20 van de vorige eeuw aangeplant in het kader van de werkverschaffng. Op een hoge, kunstmatige heuvel staat de uitkijktoren Poolshoogte. Het bijbehorende Theehuis is in 2005 afgebrand, maar zal weer worden herbouwd. Aan de oostkant van het bos lig het grote heideterrein Molenveld, dat begraasd wordt door de schaapskudde van Exloo. Tussen Odoorn en het Molenveld ligt het Odoornerzand, een groot stuifzandgebied. In 1972 waaide bij een grote storm een groot stuk van het bos van Boswachterij Odoorn om. Voor een deel zijn de bomen herplant, maar er is ook een deel ingericht als Schapenpark. Bij het Schapenpark staat het grote beeld Ode aan de Zon, wat het best omschreven kan worden als een modern hunebed. Langs de weg richting Borger ligt midden in het bos een grote camping.Even buiten Odoorn, aan de weg naar Borger, staat het kleine incomplete hunebed D32.Tussen Odoorn en Valthe liggen het hunebed D34 en de grote grafheuvel Eppiesbarchien, in het Hunzebos ligt hunebed D31. Dat de omgeving van Odoorn al ver voor het begin van de jaartelling bewoond moet zijn geweest is evident. Rond 1900 was Odoorn even landelijk nieuws toen grote hoeveelheden scherven, potten en beelden in de grond werden aangetroffen. Het bleek echter om een vervalsing te gaan en deze zogenaamde Odoorner baksels zijn enkele jaren later vernietigd.Sinds jaar en dag wordt in Odoorn jaarlijks de Oringermarkt gehouden, een grote paarden- en warenmarkt. Al meer dan twintig jaar is Odoorn in de zomer het decor voor het Internationaal Folkloristisch Dansfestival SIVO. Aan de Nijkampenweg staat een zandstenen beeld van een groep dansers, als ode aan deze danstraditie. Lange tijd was Odoorn een zelfstandige gemeente, in 1835 kreeg het een eigen gemeentehuis. Bij de gemeentelijke herindeling van 1998 fuseerde het met Borger tot gemeente Borger-Odoorn. ■

Halverwege de negentiende eeuw ontstond het plan om een kanaal te graven tussen de Drentse Hoofdvaart bij Hoogersmilde en de Verlengde Hoogeveensche Vaart bij Klazienaveen. De opdracht werd gegund aan de Drentsche Veen- en Midden Kanaal Maatschappij. Omstreeks 1855 waren de gravers aangekomen bij het Odoornerveen.Daardoor kon ook hier begonnen worden met de ontginning van het Odoornerveen.Zo ontstond het gelijknamige kanaaldorp Odoornerveen.Het Odoornerveen was ongeveer 800 hectare groot en daarvan had de maatschappij 160 hectare in bezit. De vervening kon daarom doelmatig en relatief snel plaatsvinden. Er werd een stelsel van wijken gegraven haaks op het Oranjekanaal en het veen werd vervolgens in langwerpige percelen ontgonnen. Rond 1890 was de vervening van het Odoornerveen grotendeels voltooid en verschoof de turfwinning noordwaarts richting Eeserveen. Aan de andere kant van het kanaal, net over de grens tussen de gemeentes Borger-Odoorn en Coevorden, kwam het dorp Schoonoord tot ontwikkeling. Tussen Odoornerveen en Odoorn is in de jaren ’20 van de vorige eeuw een groot gebied met bos aangeplant, de huidige Boswachterij Odoorn.Aan weerszijden van het Oranjekanaal verrees de bebouwing van Odoornerveen, later breidde zich dat uit langs de Borgerzijtak en de Maatschappijwijk. Met name kanaalarbeiders, veenarbeiders en neringdoenden vestigden zich hier. Het afgegraven veengebied werd ingericht als landbouwgrond en het veenontginningsdorp ontwikkelde zich tot een boerendorp met veenkoloniale akkerbouw. Een kerk heeft het dorp nooit gehad, wel waren er kleine houten schooltjes, die inmiddels zijn verdwenen. Later kreeg het dorp een dorpshuis, De Miet, en een kleine sportzaal. In 2005 vierde Odoornerveen het 150-jarig bestaan.Bij de Achterweg ligt een klein vliegveld voor modelvliegtuigen, eigendom van de Odoorner Luchtvaart Club.

Aan de zuidkant van Diever ligt het buurschap Oldendiever. Samen met Kalteren, Wateren en natuurlijk Diever maakte het buurschap deel uit van de marke van Diever. De geschiedenis van Oldendiever gaat terug tot de middeleeuwen. Dat is nog te zien aan de structuur van het dorp. De boerderijen stonden verspreid in het landschap en de akkers lagen op de essen van het dorp, op de Westeresch en op de Zuurlanderesch in het oosten. De driehoekige brink van Oldendiever is nog herkenbaar als brink, ook al zijn er inmiddels woningen op gebouwd.Oldendiever komt in een oorkonde uit 1298 voor als Oldendene, in de vijftiende eeuw schreef men Olden Deveren. Rond 1973 heeft men enkele interessante archeologische sporen gevonden nabij Oldendiever. Er is een vroeg-middeleeuwse komhut opgegraven en er zijn scherven gevonden die dateren uit de twaalfde of dertiende eeuw. Historici vermoeden dat Oldendiever de oudste kern van de marke was en dat Diever zich pas ontwikkelde na de bouw van de Sint Pancratiuskerk in de twaalfde eeuw.In de loop van de vorige eeuw nam het aantal boerenbedrijven in Oldendiever af. Het merendeel van de boerderijen is omgebouwd tot woonhuis. Aan de Kastanjelaan staat een karakteristieke hallenhuisboederij waarvan de kern stamt uit de achttiende eeuw. Aan de straat Oldendiever staan modernere boerderijen. Zuidwestelijk van Oldendiever ligt het Oldendieverveld, eigendom van Staatsbosbeheer. Dit is een weidecomplex met een strook woeste grond en het ven Witteveen. Het recreatiepark Sprakelingen grenst aan de zuidkant van het Oldendieverveld.Tussen Oldendiever en Diever staat de achtkante stellingmolen De Vlijt. Deze korenmolen is gebouwd in 1882 ter vervanging van een eerder afgebrande molen. Bij de bouw heeft men onderdelen gebruikt van een molen uit het Friese Eesterga. Omstreeks 1938 werd de molen uit bedrijf genomen vanwege de slechte staat van het bouwwerk. In de loop van de vorige eeuw is de molen meermaals gerestaureerd en tegenwoordig is De Vlijt weer maalvaardig.

Tussen Ruinerwold en Ruinen ligt het wegdorp Oosteinde. Het waren waarschijnlijk de monniken van het klooster van Ruinen die in deze streek begonnen met de ontginning van het veen. Zij deden dat vanaf de zandrug die vanaf Ruinen richting het huidige Ruinerwold liep.Langs de weg die hier ontstond kwamen kleine nederzettingen. In offciële documenten uit 1419 wordt Oosteinde aangeduid met de naam Oestereneynde.Oosteinde ontwikkelde zich langs en tussen twee parallel lopende wegen, de Dr. Larijweg en de weg Oosteinde. De Dr. Larijweg is in 1924 aangelegd en vlak daarna aan weerszijden beplant met ongeveer tweeduizend perenbomen, waarvan er nog ruim duizend over zijn.Als de bomen in het voorjaar in bloei staan en ontelbaar veel witte bloempjes dragen, levert dit een sprookjesachtig beeld op. Ieder jaar in oktober kan geboden worden op kavels met bomen, zodat men daar vervolgens zelf de peren kan plukken. De opbrengst van de veiling gaat naar Museumboerderij De Karstenhoeve.Aan beide wegen staan vele monumentale boerderijen, sommigen zelfs met een zeventiende- of achttiende-eeuwse kern.In het centrum, aan de Schoolstraat, staat openbare basisschool De Wezeboom met een kleine honderd leerlingen. Langs de Koekangerweg richting Weerwille en Koekange ligt het Sultansmeer dat is ontstaan door verveningswerkzaamheden. De veenplas is ruim twee meter diep en trekt veel vogels. Er vlakbij staan ongeveer tachtig nestkasten.In de omringende bos- en graslanden leven naast vogels ook veel kleine zoogdieren. Het natuurgebied wordt beheerd door Waterleidingmaatschappij Drenthe, die het terrein gebruikt als waterwingebied.Bij de kruising van de Dr. Larijweg met de Wolddijk ligt volgens sommigen het geografsch centrum van Nederland. Als je een lijn trekt tussen het meest noordelijke en zuidelijke punt van Nederland, dat is van het eiland Rottum naar Zuid-Limburg, en tussen het meest westelijke en oostelijke punt, van Zeeland naarNoord-Groningen, dan raken de lijnen elkaar precies op dit kruispunt in Oosteinde.

Het esdorp Oosterhesselen is ontstaan in de vroege middeleeuwen. De eerste bewoners vestigden zich op zandgronden tussen de stroomdalen van de Westerstroom en de Marsstroom. De eerste vermelding van Oosterhesselen stamt uit 1207, toen men de naam nog schreef als Oesterhelsel. Deze naam duidt op een woonplek bij hazelaarbomen, wat betekent dat de omgeving van Oosterhesselen vroeger bosrijk geweest moet zijn. Aan de Burgemeester De Kockstraat lag vroeger een tamelijk grote brink, die door verdichting van de dorpskern in de negentiende eeuw een stuk kleiner is geworden. De essen liggen aan de noord- en westkant van het dorp. Langs de Grevenbergsweg is een zogenaamd Hunnenkerkhof ontdekt, wat duidt op prehistorische bewoning.Aan de Geserweg staat de hervormde kerk, een opvallend witgepleisterde gebouw met een losstaande klokkentoren. Deze laatgotische bouwwerken dateren uit de vijftiende eeuw. De kerk is waarschijnlijk bij het Beleg van Coevorden in 1592 deels verwoest, waardoor kerk en toren los van elkaar kwamen te staan. Tot de inventaris behoren onder meer een preekstoel uit 1662 en een tweetal herenbanken uit de late zeventiende eeuw. In de toren hangt een klok uit de zeventiende eeuw, het orgel dateert van 1864 en is in 1983 geplaatst.Vlakbij Oosterhesselen ligt het landgoed van havezate De Klencke. Op het terrein staat het gelijknamige, omgrachte u-vormige huis nabij het Drostendiep. De oorsprong van De Klencke gaat terug tot in de middeleeuwen, in 1482 werd de havezate al genoemd. In 1670 is het pand grondig verbouwd, het jaartal op de voorgevel herinnert hieraan. Het huidige uiterlijk kreeg De Klencke pas in 1760. Het landgoed werd jarenlang bewoond door de adellijke familie Van In- en Kniphuizen. Vlakbij het huis is in 1780 de boerderij Hovinghoeve gebouwd. Het landgoed bestaat grotendeels uit loofbos, heide en graslanden en is leefgebied voor vele soorten vleermuizen en vogels.Stichting Natuurmonumenten beheert het landgoed sinds de jaren ’60.@In de tweede helft van de negentiende eeuw breidde Oosterhesselen geleidelijk uit en verdichtte de bebouwing in de dorpskern. Aan de Burgemeester De Kockstraat werd in 1898 een coöperatieve zuivelfabriek geopend. Er werd voornamelijk boter gemaakt. In 1968 werd de fabriek gesloten en werd de productie overgeheveld naar Zweeloo. Aan het eind van de negentiende eeuw werd Oosterhesselen een belangrijk knooppunt voor enkele tramlijnen, het stalen beeld Trambaankruising van Paul Hulskamp herinnert hieraan. In deze periode had Oosterhesselen meerdere molens, die allemaal zijn verdwenen. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er nogal wat nieuwbouw bij in het dorp.Oosterhesselen heeft zich ontwikkeld van agrarische nederzetting tot een groot modern dorp met een belangrijke streekfunctie.Het heeft een hoog voorzieningenniveau en beschikt onder meer over een lagere en een middelbare school, een bibliotheek en een gezondheidscentrum. Oosterhesselen is rijk aan bijzondere achttiende- en negentiende- eeuwse boerderijen, die vooral staan langs de Burgemeester De Kockstraat, de Middendorp en de Geserstraat.Tot 1998 was Oosterhesselen hoofdplaats van de gelijknamige gemeente, waartoe onder meer Gees, Geesbrug en Zwinderen behoorden. Vanaf 1912 vergaderde de gemeente in het raadhuis aan de Geserweg. In dit blokvormige pand was tevens de burgemeesterswoning gevestigd. In 1969 trok de gemeente in een voormalig schoolgebouw aan de Edveensweg.Na de gemeentelijke herindeling is de gemeente Oosterhesselen met vier andere gemeentes gefuseerd in de grote gemeente Coevorden. ■

Aan weerszijden van Schoonebeek liggen de buurschappen Oosterse Bos en Westerse Bos. In de middeleeuwen is op een zandopduiking in een uitgestrekt veengebied een lang bebouwingslint ontstaan van in totaal vier buurschappen, naast Oosterse Bos en Westerse Bos waren dat Kerkeinde en Middendorp. Door de bouw van een kerk groeide Kerkeinde uit tot grote dorp Schoonebeek.De andere buurschappen hebben daardoor hun oorspronkelijke structuur redelijk weten te behouden. Vanwege de fraaie achttiende- en negentiende-eeuwse boerderijen die van oudsher worden omringd door hoge bomen, zijn Oosterse Bos en Westerse Bos in 1971 beschermd dorpsgezicht geworden.Brinken hebben Oosterse Bos en Westerse Bos nooit gehad, wat dat betreft hebben de buurschappen meer weg van de bovenveendorpen in Twente dan van de esdorpen in Drenthe.Westerse Bos wordt aan de westkant begrensd door de gemeentegrens met Coevorden, de bebouwing van Oosterse Bos vindt aan de oostkant aansluiting bij de lintbebouwing tussen Schoonebeek en Nieuw-Schoonebeek. Nabij Oostersebos ligt het bouw- en weilandencomplex Oosteindse Landen met het natuurgebied Oosteindse Veen. Dit is een veenrestant met bos, heide en enkele vennen. Voor voorzieningen zijn beide buurschappen aangewezen op Schoonebeek.Kenmerkend voor de monumentale boerderijen in Oosterse Bos en Westerse Bos is het gebruik van Bentheimer zandsteen voor de fundering, de plinten of voor omlijsting. De meeste Saksische boerderijen aan de Oostersebos gaan in de kern terug tot in de achttiende eeuw. Bij de boerderij op nummer 4 staat nog een zandstenen put op het erf en een achttiende-eeuwse schuur die gedecoreerd is met geknoopt stro.Aan de Westersebos 23 staat een boerderij met de jaartallen 1722 en 1762 in de gevel, iets verderop staat een boerderij met de datering 1787.Een aantal van de met riet gedekte boerderijen is uitgevoerd in vakwerk, zoals ook de uit 1850 daterende ’t Oale Hoes aan de Oostersebos 8.

Aan weerszijden van het Oranjekanaal tussen Smilde en Hijken ligt het kanaaldorp Oranje.In de tweede helft van de negentiende eeuw werden in deze streek een aantal boerderijen gebouwd. Het Oranjekanaal werd gegraven tussen 1853 en 1858 en verbond de Drentsche Hoofdvaart via de Bladderswijk met de Verlengde Hoogeveensche Vaart bij Klazienaveen.Om koning Willem III te eren werd het kanaal vernoemd naar de koninklijke familie OranjeNassau.Het buurschap Oranje kwam pas echt tot ontwikkeling na de bouw van de Coöperatieve Aardappelmeelfabriek Oranje in 1913. Enkele jaren later ging deze fabriek op in de coöperatieve vereniging Aardappelmeel Verkoop Bureau (Avebe). Langs het kanaal kwamen arbeiderswoningen en de nieuwe plaats kreeg de naam Oranje. In de Tweede Wereldoorlog raakte de aardappelmeelfabriek zwaar beschadigd, maar in 1949 kon de fabriek een doorstart maken met ongeveer 135 werknemers.Door omstandigheden moest de fabriek in de jaren ’70 de deuren sluiten. Een belangrijke oorzaak was dat het gebruik van het meer Diependal als vloeiveld leidde tot een ernstig milieuprobleem. De fabriek werd overgenomen door een ijzerhandelaar, die het pand omtoverde tot Speelstad Oranje. Dit overdekte pretpark groeide met enkele honderdduizenden bezoekers per jaar uit tot een van belangrijkste attractieparken van Noord-Nederland.Oranje ligt tussen twee belangrijke natuurgebieden. Aan de noordkant het Hijkerveld met bos, heide, stuifduinen en grote waterpartijen.Het Diependalmeer en de vloeivelden zijn belangrijke vogelbroedgebieden, waar zeldzame vogelsoorten waar te nemen zijn. In het Hijkerveld zijn bijzondere archeologische vondsten gedaan. Ten zuiden van Oranje ligt natuurreservaat Zuid-Hijkerzand, een uitgestrekt heideterrein met enkele vennen en stuifzanden.

Het vier kilometer lange wegdorp Oranjedorp ligt tussen Emmen en Klazienaveen.Het is ontstaan in de de tweede helft van de negentiende eeuw. In 1858 was de Drentsche Veen- en Middenkanaalmaatschappij klaar met het graven van het Oranjekanaal. Vanaf het kanaal begon men aan de ontginning van het aangrenzende veen. Daardoor kwam de eerste bebouwing van Oranjedorp tot stand, die bestond uit enkele verspreid liggende boerderijen. De nederzetting werd toen nog Kollingsveen genoemd.Om de ontginning van het Oosterveen grootschaliger aan te pakken, moesten het Oranjekanaal en de Verlengde Hoogeveensche Vaart met elkaar verbonden worden. Daarvoor werd de Bladderswijk, die in 1862 gereedkwam, in 1889 verlengd. Bij de aansluiting met de Verlengde Hoogeveensche Vaart kwam de Oranjesluis met stoomgemaal. Aan de rand van het kanaal werden arbeiderswoningen en kleine boerderijen gebouwd en ontstond er komvorming tussen de Oosterwijk en de Bladderswijk. In 2008 vierde Oranjedorp het 150-jarig bestaan vieren.Rond 1900 was Oranjedorp een belangrijke turfeverancier. De verveningwerkzaamheden trokken veel veenarbeiders aan uit onder meer Friesland en Groningen. Het dorp groeide en kreeg onder meer een bijschooltje, winkels en een café. Er werd zelfs een klein houten evangelisatiegebouw opgericht, dat na de sluiting dienst deed als boerderijschuur. Tegenwoordigheeft Oranjedorp een rijk verenigingsleven, heteigen dorpshuis d’Aole Turfstee en een openbare basisschool. Om verbouwingen aan het dorpshuis te bekostigen, heeft Oranjedorp meedan eens een record aantal Drentse koekrolletjes gebakken en verkocht.Oranjedorp is aan de noordwestkant ingehaalddoor het industriegebied Bargermeer van Emmen. Aan de andere kant van het dorp is het Klazienaveen dat uitbreidt. Aan weerszijden varijksweg A37 bij Oranjedorp wordt bovendien het bedrijvenpark A37 ingericht. Ondanks dezeveranderingen heeft Oranjedorp zijn rustige, dorpse karakter weten te behouden.

Het esdorp Orvelte is gesticht in de middeleeuwen, waarschijnlijk als dochternederzetting van Westerbork. Het dorp heeft zich ontwikkeld op hoger gelegen zandgronden langs de oude weg tussen Westerbork en Zweeloo. In een document uit 1362 werd het dorp Oervelde genoemd, wat zou kunnen betekenen dat de nederzetting aan de overkant van een veld lag.De bebouwing concentreerde zich langs de huidige Dorpsstraat en Schoolstraat. De grote veelhoekige brink ligt bij de kruising van de Schapendrift en de Flintenweg. Aan het Oranjekanaal bij Orvelte stond van 1917 tot en met 1968 de enige vlasfabriek van Drenthe.In de tweede helft van de twintigste eeuw had Orvelte nog altijd een authentiek esdorpenkarakter met meerdere Saksische boerderijen.Niet voor niets werd het dorp in 1967 aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De gemeente Westerbork besloot daarop van Orvelte een museumdorp te maken en het voortaan te beschouwen als levend monument van de Drentse historie. Om dit doel te bereiken werd de Stichting Orvelte opgericht en in 1969 werd het nieuwe bestemmingsplan goedgekeurd: Orvelte moest een oud-Saksisch cultuurmonument worden.Orvelte werd heringericht, waarbij de kadastrale kaart uit 1832 als uitgangspunt diende.Van de zeventien boerderijen die het dorp in de negentiende eeuw telde, resteerden er nog acht. Men besloot daarom oude Saksische boerderijen uit andere dorpen naar Orvelte te verhuizen, om op die manier het dorp zo nauwkeurig mogelijk na te bouwen. Daarnaast werden de straatverlichting en de bestrating aangepast en werden de essen rond het dorp opnieuw ingedeeld. Ook de brink en de bijbehorende grote dobbe werden geherstructureerd en auto’s mochten niet meer in dit deel van Orvelte komen. Het waren met name de oorspronkelijke bewoners die de transformatie tot toeristisch negentiende-eeuws museumdorp met argusogen volgden.Aan de Flintenweg vinden we één van de oudste boerderijen van Orvelte. Boerderij Bruntingerhof stond oorspronkelijk in Bruntinge, maar is in 1973 naar Orvelte verhuisd.Het gebouw met rieten dak dateert uit de zestiende eeuw en is rond 1728 uitgebreid met een voorkamer. Het schuurgedeelte is gedecoreerd met geknoopt stro. Elders in het dorp staan vooral achttiende- en negentiendeeeuwse hallenhuisboerderijen, met name aan de Dorpsstraat, Schoolstraat, Flintenweg en Brugstraat. Een aantal van deze boerderijen heeft nog een schaapskooi of een losstaande stookhut op het erf staan.In het dorp kan men kennismaken met diverse oude ambachten. Aan de Dorpsstraat staat de smederij die in 1974 naar Orvelte is verplaatst. Hij is gebouwd in 1837. Verder zijn er onder meer een glasblazerij, klompenmakerij, houtzagerij en handzeefdrukkerij. Tussen 1899 en 1908 had Orvelte een eigen coöperatieve zuivelfabriek genaamd De Onderneming. Hier werd met handkracht boter vervaardigd. Na de sluiting werd de productie verplaatst naar Westerbork. Aan de Melkweg is sinds 1985 een kaasmakerij en zuivelmuseum gevestigd.Daarnaast zijn in en om Orvelte tientallen nostalgische winkeltjes, restaurantjes en overnachtingsmogelijkheden.Aan de Schapendrift staat de schaapskooi van de Schaapskudde Westerbork. Deze Schoonebeeker Heideschapen begrazen de weilanden rond Orvelte. Staatsbosbeheer beheert een groot deel van het Orvelter landschap en probeert dit te herstellen volgens de negentiendeeeuwse situatie met kleine essen, groenlanden en heideterreinen. Aan de andere kant van het Oranjekanaal ligt het bos-, heide- en stuifzandgebied Orvelterzand. Dit terrein, een restant van het oorspronkelijke Orvelterveld, grenst in het noorden aan de Boswachterij Schoonlo en wordt begraasd door Schotse Hooglanders. ■

In het stroomdal van de Hunze of Oostermoersche Vaart, langs de doorgaande weg tussen Spijkerboor en Zuidlaarderveen, bevindt zich het uitgestrekte wegdorp Oud Annerveen. Het is een randveennederzetting, die in 1457 als Annerveen werd vermeld toen markegenoten hun gezamenlijke gronden wilden verdelen. Door de ontwikkeling van Spijkerboor rondom de sluis in de Hunze, ontstonden twee Annervenen: Oud Annerveen aan de noordkant van Spijkerboor, Nieuw Annerveen aan de zuidkant.De eerste bewoners van Oud Annerveen waren boeren uit de omgeving van Annen, die zich vestigden aan het rand van het veen. Op kleine schaal ontgonnen zij het land nabij hun erven.Pas in de tweede helft van de achttiende eeuw begon de ontginning van de Anner- en Eextervenen op grote schaal door de Annerveensche Heerencompagnie, onder leiding van landmeter Grevijlink. Toen vestigden ook steeds meer veenarbeiders zich in deze streek.Ten noorden van het dorp, even voorbij de kruising Tolweg-Broekdijk, loopt langs de Hilligjessloot de grens tussen de gemeentes Aa en Hunze en Tynaarlo. Bij deze grens verandert de naam van de Tolweg in Dorpsstraat. Zowel ten oosten als ten westen van Oud Annerveen zijn locaties ten behoeve van aardgaswinning. In het dorp bevinden zich nog een paar boerenbedrijven. Voor voorzieningen zijn de bewoners aangewezen op Spijkerboor, Nieuw Annerveen en andere plaatsen.Het gebied westelijk van Oud Annerveen, tussen Spijkerboor en de gaslocatie, is het Annermoeras. Dit gebied ligt lager dan het waterpeil in de rivier, waardoor grote stukken grond regelmatig onder water komen te staan. Na eeuwenlange kanalisatie en droogleggingen wordt het Hunzedal nu teruggegeven aan de natuur.Het Annermoeras is van groot belang voor een evenwichtige visstand in zowel de Hunze als het Zuidlaardermeer.

Oude Willem is een buurschap ten noorden van Diever met zeer verspreide bebouwing.Het plaatsje wordt omringd door de boswachterijen van Appelscha en Smilde en het bosgebied van landgoed Berkenheuvel. Oude Willem is ontstaan aan het begin van de twintigste eeuw. De N.V. Ontginningsmaatschappij nam vanaf 1910 het initiatief tot de ontginning van het Oude Willemsveld. Hierdoor kwam het landbouwcomplex Oude Willem tot stand met de huidige blokvormige verkaveling. De Oude Willemsweg loopt door tot in de Friese gemeente Ooststellingwerf, waar de boerderijen eveneens een buurschap met de naam Oude Willem vormen.Aan de Oude Willemsweg werden moderne ontginningsboerderijen gebouwd met namen als Het Dieverscheveld en De Goede Weide. Bij deze laatste hoort tegenwoordig een minicamping. De landbouwpercelen rondom De Goede Weide zijn vanaf 2002 aangekocht om terug te geven aan de natuur. Door ontginningen was de beek Tilgrup bij Oude Willem gekanaliseerd, op deze manier moet de beek weer zijn natuurlijke loop terugkrijgen. Ten zuiden van Oude Willem, aan de rand van het bos, ligt het bungalowpark met dezelfde naam.In de jaren ’30 van de vorige eeuw stichtte de Nederlandse overheid in Oude Willem een tweetal werkkampen. Werklozen konden hierr aan de slag met landontginning of met de aanplant van bos. In de Tweede Wereldoorlog werden de kampen door de bezetter gebruikt voor de tewerkstelling van joodse mannen, die geen reguliere baan meer mochten hebben vanwege hun geloof. In oktober 1942 werden de mannen van de rijkswerkkampen Diever A en Diever B overgebracht naar Kamp Westerbork. Als herinnering hieraan is in 2002 aan de Bosweg, precies tussen de twee voormalige kampen in, een monument geplaatst in de vorm van een Davidsster, waarop een glasplaat rust tussen twee betonnen palen. De kampen zijn in de jaren zestig afgebroken. Even verderop aan het Hunterpad staat een zwerfkei met plaquette ter herinnering aan een hier in 1943 neergestort Canadees vliegtuig.

Oudemolen is een klein esgehucht in het stroomdal van de Drentsche Aa die hier de naam Oudemolensche Diep heeft. De beek vormt de grens tussen de voormalige gemeentes Vries en Anloo, tegenwoordig de gemeentes Tynaarlo en Aa en Hunze. Oudemolen bestaat uit verspreidliggende woonhuizen en boerderijen. Tussen de Hoofdstraat en de spoorlijn Meppel-Groningen grenst het ven Meeuwenplas aan een militair terrein voor munitieopslag. Ten oosten daarvan, tussen de Hoofdstraat en de beek, ligt een klein bosperceel waar enkele grafheuvels zijn aangetroffen.De naam Oudemolen verwijst naar een oude watermolen die vroeger op de oever van het huidige Oudemolensche Diep stond. Men vermoedt dat deze was gebouwd in 1422 en is afgebroken na 1645. Aan de Molensteeg staat nog de achtkante korenmolen De Zwaluw.Deze grondzeiler is gebouwd in 1837 ter vervanging van een molen die was omgewaaid. De windmolen heeft een witgeverfde onderbouw en het jaartal 1837 staat in de rietbedekking van de romp. Bij de bouw van De Zwaluw is gebruik gemaakt van onderdelen van een afgebroken molen uit Schipborg.Aan dezelfde straat staat een beheerboerderij van Staatsbosbeheer. Het beekdal van het Oudemolensche Diep behoort tot het Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa. Het afwisselende beekdallandschap bestaat uit bos- en heideterreinen en vooral uit bloemrijke weilanden met veel weide- en watervogels. Vanuit deze boerderij wordt het landschap beheerd.Aan de Hoofdweg staat de basisschool Meester Croneschool. De school is vernoemd naar Gerhard Crone, die vanaf de bouw van de school in 1880 les gaf in Oudemolen. Crone was zeer betrokken bij het dorp. Hij zorgde in 1896 voor de oprichting van de coöperatieve zuivelfabriek Centrum, waar met handkracht boter werd geproduceerd. Ook zette hij zich in voor verharding van de wegen rond Oudemolen en naburige dorpen. Ter ere van Crone is een granieten bank aan de Hoofdstraat geplaatst en ook de weg tussen de Hoofdstraat en het Oudemolensche Diep draagt zijn naam.