Dorpen van de provincie Drenthe

Kies de beginletter


Het esdorp Roden is in korte tijd uitgegroeid tot een van de grotere plaatsen van Drenthe.De geschiedenis van het dorp gaat terug tot in de vroege middeleeuwen. De eerste bewoners van deze streek vestigden zich op hoger gelegen zandgronden in een uitgestrekt moerassig gebied. Op kleine schaal werd vervolgens het veen ontgonnen. In 1139 komt de naam van het dorp, toen geschreven als Rothen, voor in een kerkelijk document. In die periode had Roden ook al een eigen katholieke kerk, die gesticht was als dochterkerk van Vries.De huidige hervormde kerk aan de Brink is gebouwd in de dertiende eeuw en was oorspronkelijk gewijd aan de heilige Catharina. Aan het begin van de vijftiende eeuw werd de kerk vernieuwd en uitgebreid met een gotisch koor.Rond 1500 werd ook de toren gebouwd. In de loop der eeuwen is de kerk meermalen verbouwd en gerestaureerd. In 1933 is hij aan de binnenzijde nog ontdaan van een pleisterlaag en kwamen de rode bakstenen tevoorschijn.Tot de inventaris behoren onder meer een dertiende-eeuws zandstenen doopvont en een preekstoel en herenbanken uit de achttiende eeuw. Het orgel dateert van 1780. Op de kerkbrink staat een beeld van de in Roden geboren kinderboekenauteur Hindericus Scheepstra, die landelijk bekend werd met zijn verhalen over Ot en Sien.In de zeventiende en achttiende eeuw vervulde Roden een belangrijke rol in de Drentse hopteelt. Op een bepaald moment had het dorp ruim 23.000 hoppekuilen, wat na Peize goed was voor een tweede plaats. Rond 1850 verdween de hopteelt uit Roden. In 1866 had het dorp maar liefst elf molens, die allemaal verdwenen zijn. In 1893 werd de coöperatieve zuivelafbriek Ons Voordeel geopend. Deze stoomfabriek stond aan de Kanaalstraat en was door de grote pijp al van verre te zien. In 1919 fuseerde de Roder zuivelfabriek met die van Zevenhuizen. Vanwege schaalvergroting in de zuivelindustrie moest de fabriek in 1981 sluiten. In het oude fabriekspand zat later onder meer een sportschool. Vanaf de jaren ’60 ontstond enige industrialisatie, omdat het dorp was aangewezen als groeikern.Het Huis Mensinge, ook Huis te Roden genoemd, staat nabij de hervormde kerk. De oorsprong van het grote herenhuis ligt in de dertiende of veertiende eeuw. De bisschop van Utrecht was eigenaar van het huis, dat toen waarschijnlijk niet veel meer was dan een eenvoudig steenhuis met een gracht. In 1485 kocht de Groninger jonkheer Van Ewsum het en liet het grondig verbouwen. Zijn wens om van Roden een heerlijkheid te maken, net als Ruinen, kwam niet uit. Door oorlogen raakte de havezate fink beschadigd en rond 1540 werd het zelfs helemaal afgebroken. Later werd het herbouwd. De gemeente Roden heeft Huis Mensinge in 1985 aangekocht. Tegenwoordig is in het landhuis een museum gevestigd, dat een beeld geeft van het leven in een havezate in de achttiende en negentiende eeuw. Zelfs het album met de familiefoto’s ligt er nog.De voormalige havezate Mensinge staat aan het begin van een groot landgoed dat zich uitstrekt tot Alteveer en Roderesch. Het natuurgebied bestaat uit uitgestrekte bossen, graslanden en een heideterrein en is een belangrijk recreatiegebied voor de inwoners van Roden. Tussen het bos en Lieveren stroomt het Lieversche Diep. Door de plaatsing van twee stuwdammen heeft de beek hier zijn natuurlijke meanderende loop behouden en kon een bijzondere beekdalfora ontstaan. In een deel van het bos zijn halverwege de negentiende eeuw paden aangelegd volgens een stervormig patroon. In 1965 werd hier het Kapteyn Instituut geopend, een sterrenwacht gelieerd aan de Groninger universiteit. In de jaren ’90 is het onderzoeksinstituut verhuisd naar Groningen.In Roden staan veel bijzondere woonhuizen en boerderijen, waarvan een aantal elementen bevat uit de zestiende en zeventiende eeuw.Aan de Spijkerzoom staat het huis De Spijker, dat vernoemd is naar de schuurfunctie die het gebouw vroeger had. Het is een aantal malen verbouwd en diende onder meer als schultenhuis en predikantenwoning. Aan de Brink staat huis De Winsinghhof uit 1672. Aan dezelfde weg staan ook enkele fraaie achttiende-eeuwse boerderijen en we vinden daar in een statig pand Museum Kinderwereld, dat een enorme collectie oud en antiek speelgoed tentoonstelt.Vanaf 1950 is het inwonertal van Roden meer dan vervijfvoudigd. Omringende dorpen en buurschappen als Nieuw Roden en De Hullen zijn aan Roden vastgegroeid. Wat eens een agrarische nederzetting was, is nu een belangrijke forensenplaats. Het dorp heeft een uitgebreid winkelcentrum en trekt daarmee veel winkelpubliek uit de wijde omtrek. Iedere vierde dinsdag van september wordt in Roden de Rodermarkt georganiseerd, ingebed in een grote feestweek. Oorspronkelijk was dit een vee- en warenmarkt.Tot 1998 was Roden een zelfstandige gemeente, waartoe onder meer Nietap, Roderwolde en Steenbergen behoorden. Daarna fuseerde Roden met de gemeentes Peize en Norg tot het grotere Noordenveld. Roden werd gekozen als gemeentelijke hoofdplaats. In de zomer van 2008 werd het nieuwe gemeentehuis aan de Raadhuisstraat opgeleverd. Het pand staat op de plaats van een voormalig bankkantoor en is ontworpen door de architecten Wouda en van der Schaaf uit Meppel. ■

Tussen Roden en Steenbergen ligt het esdorp Roderesch. Het dorp is ontstaan in de loop van de negentiende eeuw. Op een deel van de Roder landbouwgronden, vlakbij de doorgaande route tussen Roden en Norg, bouwde men enkele huizen. Zo’n 100 jaar geleden kreeg het dorp al een eigen lagere school aan de Giezenstraat. Aan het gebouw vast kwam de onderwijzerswoning. De openbare basisschool Steenbergen, die nog altijd bestaat, diende als streekschool voor onder meer Alteveer en Steenbergen. In de buurt van de school werden huizen gebouwd, waardoor enige komvorming ontstond bij de Giezenstraat tussen de Hoofdweg en de Norgerweg.Aan de noordkant heeft Roderesch een brinkachtige ruimte, die beplant is met eikenbomen.Omdat Roderesch geen oude nederzetting is, mag men dit geen echte brink noemen.Roderesch, Alteveer en Steenbergen vormen samen het RAS-gebied. De drie plaatsen hebben een gezamenlijke belangenvereniging en vieren ook samen de jaarlijkse feestweek. In dorpshuis De Roegte in Roderesch vinden vele activiteiten plaats.De verspreide bebouwing ligt in een bosrijke omgeving. Tussen Roderesch en Steenbergen liggen de Noorderduinen. In dit voormalige stuifzandgebied liggen hunebed D1 en enkele grote vennen. Aan de Esweg tussen de Noorderduinen en Nieuw Roden staat een grote jeugdherberg. Roderesch wordt van Alteveer gescheiden door enkele percelen bos en het ven Holveen. De es van Roderesch grenst aan het Mensingebos. Dit grote bosgebied behoort tot het landgoed van havezate Mensinge aan de Mensingheweg. Het bos is aangeplant vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw. Een deel woeste grond, het Moltmakersstuk, is bewaard gebleven. Uitgezonderd de gebouwen is het gehele landgoed bezit van Staatsbosbeheer.

Boven Roden en Peize ligt de uitgestrekte Polder Matsloot-Roderwolde. Dit grote weidecomplex is vernoemd naar de twee plaatsen waar het tussenin ligt, het buurschap Matsloot en het wegdorp Roderwolde. In de jaren ’30 van de vorige eeuw is het gebied volledig heringericht en sindsdien probeert men zoveel mogelijk de natuurlijke en historische waarde van het gebied te behouden. Tussen het Leekstermeer en het Peizerdiep ligt het water Matsloot, een uitloper van het meer.De verspreide bebouwing van Matsloot bevindt zich aan weerszijden van de rijksweg A7 tussen Groningen en Drachten. In 1987 bepaalde men dat de snelweg tussen de stad Groningen en het Leekstermeer de provinciegrens werd. De huizen aan de noordkant van de weg liggen daarom op Gronings grondgebied, de andere huizen horen bij de gemeente Noordenveld. De eerste melding dat Matsloot bewoond werd is van 1564. Het werd toen Maethuisen genoemd. Op kleine zelf opgeworpen terpen in het moerasgebied had men kleine woningen gebouwd. In de loop der tijd zakten deze terpen steeds verder weg in het veen, waardoor de bewoners uiteindelijk gedwongen werden te verhuizen.Roderwolde is ouder dan Matsloot en is al ontstaan in de middeleeuwen. Rond 1100 vestigden de eerste bewoners zich in deze streek, nadat vanuit Roden een begin gemaakt was met de ontginning van het veen. Tot in de achttiende eeuw lag de dorpskern noordelijker dan tegenwoordig. De bebouwingsas lag tussen het buurschap Sandebuur en het bosperceel Het Waal. Dit is nog te zien aan de begraafplaats van Roderwolde, die ligt namelijk een kleine kilometer vanaf de dorpskern en is bereikbaar via een zijweg van de Achtersteweg. Door de jaren heen nam het belang van de landbouw en de veenontginning toe, waardoor de bodem inklonk en het grondwaterpeil steeg. De inwoners van Roderwolde zagen zich daarom genoodzaakt in de loop van de achttiende eeuw te verhuizen naar hoger gelegen zandgronden.Het nieuwe dorp Roderwolde vormde zich aan weerszijden van de Roderwolderweg, de huidige Hoofdstraat. De hervormde kerk uit 1619 bleef in eerste instantie op zijn oorspronkelijke plek bij de begraafplaats. Rond 1830 besloot men de kerk terug te plaatsen in de dorpskern. De oude kerk werd afgebroken en in 1831 verrees aan de Hoofdstraat 25 de nieuwe hervormde kerk. Dit is een kleine zaalkerk met neoclassicistische vormen. De toren en de voorgevel zijn gebouwd met gebruik van sloopmateriaal van de oude kerk. Tot de inventaris behoren onder meer een doopvont uit 1560 en een luidklok uit 1634. Vanaf de kerk kan men via de Pastorielaan in één rechte lijn doorlopen naar de begraafplaats.Beeldbepalend in Roderwolde is de grote achtkante stellingmolen Woldzigt. Deze molen uit 1852 had als functie graan te malen en olie te slaan uit kool- en vlaszaad. Tegen de stenen onderbouw zijn twee grote schuren gebouwd, waardoor het lijkt alsof de molen bovenop een gebouw staat. In 1919 kwam de molen te koop te staan, waarna enkele inwoners van Roderwolde de Coöperatieve Olieslagerij en Korenmaalderij oprichtten. In 1951 raakte hij buiten bedrijf. De gemeente nam de zorg voor de molen over en liet Woldzigt grondig restaureren. De molen is nu weer maalvaardig en open voor bezichtiging. In een deel van de molen is sinds 1974 het Nederlands Graanmuseum gevestigd. Een ander bijzonder gebouw is Huis Waalborg, dat rond 1650 is gebouwd aan De Hoek. Het herenhuis is in 1784 grondig verbouwd, waarbij het zijn huidige aanblik kreeg.Matsloot is vooral bekend door de grote jachthaven aan de noordkant van het Leekstermeer.De combinatie van uitgestrekte weidelandschappen en grote waterpartijen maakt het gebied erg populair bij boottoeristen. Bij de jachthaven van Matsloot ligt paviljoen Wolthers en er zijn meerdere overnachtingsmogelijkheden.Roderwolde trekt al meer dan vijfenveertig jaar duizenden mensen naar het dorp door het openluchtspel. De stukken worden opgevoerd in het Rowolmers dialect. ■

Ten oosten van Meppel liggen de buurschappen Rogat en De Schiphorst. De bebouwing van Rogat concentreert zich bij een schutsluis op de zuidelijke oever van de Hoogeveensche Vaart. Het zuidelijke deel van Rogat bestaat uit een gemengd bedrijventerrein, dat direct grenst aan de rijksweg A28 tussen Hoogeveen en Zwolle. Op de noordelijke oever ligt het buurschap Broekhuizen.Rogat ontwikkelde zich vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw. In 1889 werd hier de eerste stoomzuivelfabriek van Drenthe geopend. De fabriek richtte zich voornamelijk op de productie van consumptiemelk en is in de loop der jaren meerdere malen uitgebreid.Vanwege een fnancieel noodzakelijke schaalvergroting van de Drentse Ondermelk Organisatie (DOMO), moest de zuivelfabriek van Rogat in 1978 sluiten. Het fabriekspand is eind jaren ’80 gesloopt.De Schiphorst is de benaming voor de streek ten zuiden van Rogat en ten westen van De Wijk.Vanaf De Wijk verbindt de Schiphorsterweg de verspreide bebouwing van De Schiphorst met het Overijsselse buurschap Lankhorst in het oosten. Aan de zuidkant van De Schiphorst meandert het riviertje de Reest, dat hier de grens vormt tussen Drenthe en Overijssel. In het Reestdal, aan de Schiphorsterweg 28, bevindt zich ooievaarsbuitenstation De Lokkerij.In de middeleeuwen bouwde men in deze streek boerderijen vanwaaruit op kleine schaal ontginning plaatsvond. Een aantal boerderijen groeide uit tot havezate. Aan de Schiphorsterweg 34 staat nog het statige pand van De Havixhorst. De oudste vermelding van De Havixhorst gaat terug tot 1371. Het huidige gebouw is echter omstreeks 1753 gebouwd.Aan de overzijde van de Schiphorsterweg staat herenhuis De Lindenhorst, ooit onderdeel van het landgoed van de havezate. Zowel De Havixhorst als De Lindenhorst hebben tegenwoordig een horecafunctie. Aan het oostelijk uiteinde van de Schiphorsterweg, vlakbij De Wijk, ligt Landgoed Dickninge. Het landhuis is gebouwd in 1813 en staat op het terrein van het voormalige benedictijner klooster Soetendale.

Op een zandrug evenwijdig aan de Hondsrug is in de vroege middeleeuwen het esdorp Rolde ontstaan. Het dorp ontwikkelde zich nabij de oude weg tussen Coevorden en Groningen, een route die later over Gieten of Assen liep. De bebouwing concentreerde zich rondom drie brinken, de Kerkbrink, de Grote Brink en de Schutbrink op de huidige kruising Gieterstraat-Grolloërstraat. In documenten uit 1232 komt de plaatsnaam Rotlo voor, in 1325 schreef men al Rolte.Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat in de omgeving van Rolde al ver voor de jaartelling bewoning was. Ten zuiden van het dorp, in de buurt van Nijlande, zijn concentraties vuurstenen aangetroffen. Die zijn afkomstig van het jagersvolk van de Hamburg-cultuur, dat in de late Steentijd, 14.000 jaar geleden, in Drenthe rondzwierf. Aan de noordkant van het dorp, in het bosperceeltje langs de Hunebedweg, liggen de grote hunebedden D17 en D18. D17 bestaat nog uit acht dek- en vijftien zijstenen, D18 is opgebouwd uit zeven dek- en veertien zijstenen. Beide hunebedden hebben nog een viertal poort- en sluitstenen. Deze 5000 jaar oude grafkelders zijn in de twintigste eeuw meermaals gerestaureerd.Aan de Kerkbrink 5 staat een van de belangrijkste kerken van Drenthe, de hervormde Jacobuskerk. Deze van oorsprong katholieke kerk is gebouwd in de vijftiende eeuw. Daarvoor stond op deze plek een bakstenen kerk in Romaanse stijl uit de dertiende eeuw, als vervanger van de houten kerken die teruggaan tot de negende of tiende eeuw. De hervormde kerk is opgetrokken in een laatgotische stijl. Omdat de vierledige toren met naaldspits grote gelijkenissen vertoont met torens in onder meer Beilen en Dwingeloo, vermoedt men dat deze toren ontworpen is door bouwmeester Johan de Wercmeyster uit Ruinen.In 1854 is de kerk ingrijpend verbouwd, waarbij onder meer het dak werd verlaagd en steunberen werden weggehaald. Omdat de staat van de kerk daardoor verslechterde, herstelde men een eeuw later de kerk weer in oude glorie.@Pronkstukken van de kerk zijn de zeventiendeeeuwse preekstoel, de altaartafel en de doopvont. In 1849 diende de toren als richtpunt bij de markenscheiding. Daardoor liepen de landerijen ten zuiden van Rolde taps toe in de richting van de Rolder toren. Door ruilverkaveling en schaalvergroting is dit grotendeels verdwenen, maar met name in het Westersche Veld is het nog duidelijk waarneembaar.De acht gebrandschilderde ramen in de hervormde kerk zijn van Joep Nicolas. De afbeeldingen representeren de zes Drentse dingspillen, de wetgevende en rechterlijke macht. Vanaf de elfde eeuw was Rolde hoofdplaats van het rechtsdistrict Rolderdingspil en een belangrijke plaats voor het bestuur en de rechtspraak in de provincie. Vanwege de centrale ligging zetelde bijvoorbeeld de Etstoel, het Drentse gerechtshof, in Rolde. De Etstoel vergaderde drie keer per jaar, in de kerk van Rolde, in de kerk van Anloo en volgens de overlevering ook nabij de stuifzandlaagte Balloërkuil in het noordwesten van Rolde. In 1688 verhuisde de Etstoel naar Assen, de plaats waar ook de Staten van Drenthe zich vestigden. Rolde verloor daardoor aan belang en Assen werd de hoofdplaats van Drenthe.In tegenstelling tot veel andere Drentse brinken was de Grote Brink in Rolde een open ruimte met maar weinig bomen. Daardoor konden aan de rand van de brink twee molens staan. Een daarvan, de Korenmolen, staat er nog steeds. Deze achtkante molen met witte onderbouw dateert van 1873 en is gebouwd in opdracht van molenaar Smit. In de twintigste eeuw is de molen meermaals gerestaureerd.Op de Grote Brink wordt al sinds 1785 op de tweede dinsdag in september de Roldermarkt gehouden. Ooit werden alle soorten vee op deze markt verhandeld, nu zijn dat alleen nog paarden en ezels. Aan de Roldermarkt is inmiddels een feestweek met braderie en kermis gekoppeld. Het bronzen beeld ‘Markt’ van Bert Kiewiet verbeeldt de vele boeren die de Roldermarkt bezochten.Het agrarische karakter van Rolde resulteerde in 1895 in de opening van een eigen zuivelfabriek aan de Grolloërstraat. De fabriek Ons Voordeel produceerde tot 1976 boter, melk en ijs en verwerkte daarvoor de melk van tientallen boeren in de omgeving. Vanaf 1905 was Rolde aangesloten op het spoornetwerk tussen Gasselternijveen en Assen. In 1903 begon men daarom met de bouw van een stationsgebouw. Na de opheffng van de spoorlijn in 1947 werd het statige, witte stationspand een particuliere woning.@Andere bijzondere woningen uit het begin van de twintigste eeuw staan voornamelijk aan de Asserstraat, zoals een aantal villa’s in expressionistische stijl. Aan de Grote Brink vindt men nog een herenhuis uit 1843 en een grote hallenhuisboerderij uit 1870. In de Hoofdstraat staan de twee voormalige raadhuizen van Rolde, dat tot 1998 hoofdplaats was van de gelijknamige gemeente. In het pand op nummer 25, gebouwd in 1865, vergaderde het gemeentebestuur tot 1918. Daarna trok het in het dwars geplaatste pand op nummer 11. In het eerste raadhuis is tegenwoordig een café gevestigd met de naam Gemeentehuis.Aan de noordkant van het dorp, tussen Rolde en Balloo, zetelen het Rolder Historisch Informatiecentrum en het streekmuseum Het Dorp van Bartje, vernoemd naar de hoofdpersoon uit het jeugdboek van de in Assen geboren schrijver Anne de Vries. Hier is een oude Drentse boerderij nagebouwd en volledig ingericht, is een schooltje uit 1930 te bewonderen en kan men een kijkje nemen in een plaggenhut. Er zijn daarnaast wisselende exposities over de geschiedenis van Rolde.In de twintigste eeuw heeft Rolde zich ontwikkeld van agrarisch dorp tot grote forensenplaats. Het dorp is fink uitgebreid en zal dat ook blijven doen de komende jaren. Aan de zuidkant van Rolde, bij het buurschap Nooitgedacht, wordt een compleet nieuwe woonwijk gerealiseerd met diezelfde naam. Bij het bouwen van de woningen probeert men daar de natuur zoveel mogelijk intact te houden. ■

Het esdorp Ruinen is vroeg-middeleeuws en heeft nog een ruime rechthoekige brink. Op een verhoogde plek aan de Brink staat de hervormde kerk, die oorspronkelijk was gewijd aan de heilige Maria. De geschiedenis van deze abdijkerk gaat terug tot ongeveer 1140, toen hij werd gebouwd als onderdeel van het Benedictijner klooster Dikninge. De eerste bewoners van het klooster waren Utrechter monniken, aan het eind van de twaalfde eeuw kwamen er ook nonnen wonen. Het klooster had veel bezittingen in het noorden van Nederland en had inkomsten uit pachten en uit het ontginnen van moerasgebieden rond Ruinen. In 1325 verhuisde het klooster naar het Reestdal bij De Wijk, omdat door de bevolkingsgroei de rust in Ruinen verdwenen was.Na het vertrek van het klooster liet de Heer van Ruinen een kapel tegen de kerk aan bouwen, die later weer werd afgebroken. De witgepleisterde spitsvensters aan de zuidzijde herinneren nog aan deze Catharinakapel. Aan het begin van de vijftiende eeuw werd de kerk ingrijpend verbouwd tot de huidige gotische kerk. De grote gelede toren kwam gereed omstreeks 1423. In de toren hangen klokken uit 1496 en 1960. In de kerk staan een sarcofaagdeksel uit de twaalfde eeuw, een preekstoel en doophek uit 1660 en een aantal fraaie zeventiende-eeuwse herenbanken. Het orgel dateert van 1901. De pastorie aan de Kloosterstraat is halverwege de negentiende eeuw gebouwd, maar rust op middeleeuwse kelders die bij het klooster hoorden.Samen met Ruinerwold, het toenmalige Buddingewold en Haakswold, vormde Ruinen de zogenaamde heerlijkheid van Ruinen. Dit gebied werd bestuurd door een leenman die daarvoor was aangewezen door de bisschop van Utrecht. De leenman noemde zich Heer van Ruinen en woonde op havezate Oldenhof dat ten zuidwesten van Ruinen stond. Het bezit van de heerlijkheid was een erfelijk recht, waardoor de macht lange tijd binnen familiekringen bleef. Vanaf eind veertiende eeuw kwam de heerlijkheid ook in bezit bij andere families. Het dagelijks bestuur van Ruinen was in handen van enkele beëdigde personen, die toezicht hielden op de staat van de wegen, het gebruik van vuur en naleving van de regels van de boermarke. Pas halverwege de zeventiende eeuw besloot Ruinen het Drentse landrecht toe te passen in de heerlijkheid.Eind achttiende eeuw werd de heerlijkheid opgeheven, havezate Oldenhof is omstreeks 1816 gesloopt.De bebouwingskern van Ruinen concentreerde rond het klooster en langs de huidige Westerstraat en Smeestraat. Door de ontginning van het moerassige gebied rond Ruinen, kon het dorp in de vijftiende eeuw verder uitbreiden.Keuterboeren vestigden zich in Ruinen, waar zij de kost verdienden met onder meer de teelt van boekweit. In de loop van de negentiende eeuw werd Ruinen een van de belangrijkste plaatsen voor de Drentse varkenshouderij. Na 1850 ontstond nieuwe bebouwing langs de uitvalswegen en aan de zuidkant van de Brink, de bestaande bebouwing verdichtte. In 1896 werd een coöperatieve stoomzuivelfabriek opgericht aan de Zuivelstraat. Tot 1977 was de fabriek in bedrijf, daarna werd het gebouw afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouwwoningen. Aan de Smeestraat, de Armstraat en de straat Bos staan interessante boerderijen uit de achttiende en negentiende eeuw. Aan de Brink is een café-restaurant gevestigd in een pand uit 1830.Bij het buurschap Engeland in de richting van Benderse staat de achtkante molen De Zaandplatte. Deze beltkorenmolen is gebouwd in 1866 en stond oorspronkelijk in het naburige Echten. In 1962 is de molen daar afgebroken en twee jaar later aan de rand van de Ruineresch weer opgebouwd. In de met riet bedekte romp van De Zaandplatte is het jaartal 1964 ingedekt. In de jaren ’90 werd de molen grondig gerestaureerd en weer maalvaardig gemaakt.Vlakbij de huidige locatie van De Zaandplatte stond in 1634 ook al een molen, die in handen was van het Huis te Ruinen. In 1673 is de molen afgebroken, maar later werd hij weer opgebouwd en deed nog dienst tot 1878.Aan de noordkant van Ruinen ligt het Nationaal Park Dwingelderveld, een uitgestrekt natuurgebied met bos, heide en vennen. Een deel van het park wordt begraasd door de Ruiner schaapskudde. De kooi van de kudde staat aan de weg Benderse, aan de rand van de Benderse Heide. Aan de Benderse staat ook Bezoekerscentrum Dwingelderveld, met een vlinder- en kruidentuin, een bijenhotel en een ruimte voor exposities. Tussen Ruinen en Hoogeveen ligt het natuurgebied Echtenerveld, een groot bosgebied met heide en enkele grote veenplassen.@Aan de Oosterstraat staat museumboerderij Pasmans Huus. Hier krijgt men een idee van het leven omstreeks 1900. Het museum heeft een fraaie collectie oorijzermutsen en veel oude landbouwwerktuigen. Op de Brink in Ruinen staan twee bijzondere beelden. Het bronzen beeld Bram de Ram uit 1966 is gemaakt door Johan Sterenberg en symboliseert de schaapskudden die eeuwenlang de Drentse heidevelden hebben begraasd. Bij de hervormde kerk staat het zandstenen beeld Lammechien, het zusje van de bekende Bartje. Het beeld van het bordurende meisje is gemaakt door Suze Boschma-Berkhout en stond een tijd in de tuin van de huishoudschool. Op de Brink staat ook het algemene oorlogsmonument en in 2006 is er een nieuw herdenkingsmonument geplaatst voor de joodse inwoners van het dorp. Sinds de gemeentelijke herindeling van 1998 behoort Ruinen tot de gemeente De Wolden. Daarvoor was Ruinen een zelfstandige gemeente. Aan de Brink staat het voormalige raadhuis van Ruinen, waar de gemeente van 1900 tot 1963 vergaderde. ■

Het wegdorp Ruinerwold is in de twaalfde eeuw op een zandrug ontstaan. Vermoedelijk is de nederzetting gesticht door monniken van het Benedictijner klooster in Ruinen. Vanaf de zandrug werd het veen in lange stroken ontgonnen, waardoor er een langgerekte strokenverkaveling ontstond. In de omgeving van Ruinerwold werden kleine buurschappen als Haakswold en Blijdenstein gesticht op de zogenaamde zandkoppen, de kleine hoger gelegen delen in het veen. Omdat Ruinerwold voor het eerst genoemd wordt in documenten uit 1141, houdt men dat jaartal aan als stichtingsjaar. In 1991 vierde Ruinerwold het 950jarig bestaan.De hervormde kerk van Ruinerwold staat niet in het dorp zelf, maar in het zuidelijker gelegen buurschap Blijdenstein. De geschiedenis van de kerk gaat terug tot halverwege de twaalfde eeuw. Toen werd op die plek een Romaanse kerk gebouwd die was gewijd aan Maria Magdalena. Aan het begin van de vijftiende eeuw is de kerk afgebroken en is een gedeelte van het oude muurwerk gebruikt om een nieuwe kerk te bouwen. Deze gotische kerk werd gewijd aan Sint Bartholomus. In de grote toren hangt een klok uit 1506. In de kerk vinden we onder andere een preekstoel en een doophek uit 1650 en een kerkvoogdenbank uit 1744. Het orgel is gebouwd in 1872.Aan de straat Dijkhuizen staat een hervormde kapel uit 1912. Deze kapel behoort tot de Vereniging voor Evangelisatie.Ruinerwold is rijk aan bijzondere boerderijen.Met name langs de Dokter Larijweg staan fraaie zeventiende- en achttiende-eeuwse exemplaren. De vroegere zandweg liep over een zandrug en was oorspronkelijk grillig van vorm. Daarom verspringen de boerderijen enigszins ten opzichte van de weg. Aan de weg staat ook Museumboerderij De Karstenhoeve uit het begin van de zeventiende eeuw. In deze authentiek ingerichte boerderij kan men een grote collectie oude gebruiksvoorwerpen, kleding en landbouwwerktuigen bekijken.Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw breidde Ruinerwold in het zuiden uit, waardoor ook bebouwing ontstond aan weerszijden van de Kerkweg richting Blijdenstein. De landerijen rond Ruinerwold werden steeds minder gebruikt voor landbouw, maar des te meer als weilanden voor vee. Vanaf 1870 foreerde in Ruinerwold de veeteelt.Dit resulteerde in de oprichting van enkele particuliere zuivelfabriekjes en twee coöperatieve fabrieken. In 1903 werd de coöperatieve zuivelfabriek Oostereind opgericht, waar voornamelijk boter werd geproduceerd. In 1923 sloot deze fabriek zich aan bij de fabriek Algemeen Belang aan de straat Dijkhuizen.Deze stoomzuivelfabriek bestond tot 1984. Na een fusie tussen de zuivelgiganten DOMO en Frico moest de kaasfabriek sluiten.In 1941 hebben enkele leden van de coöperatie Algemeen Belang een grasdrogerij opgericht, de Coöperatieve Grasdrogerij Ruinerwold e.o.Het idee daarachter was om zo op een goedkopere manier aan krachtvoer voor het vee te komen, wat de melkproductie ten goede kwam. De fabriek werd gevestigd aan de Dokter Larijweg, waar hij door de hoge pijp voor de dampafvoer een belangrijk element in het landschap vormt. Inmiddels is het bedrijf de grootste grasdrogerij van Nederland.De molens van Ruinerwold zijn allemaal verdwenen. Van de molen De Hoop resteert nog de onderbouw, daar omheen wordt het nieuwbouwproject Molenplein ontwikkeld. In het molenrestant wordt een luxe woning gemaakt en daarnaast verrijzen enkele appartementen en eengezinswoningen.De economische groei rond 1900 is terug te zien in de bouw van de boerderijen uit die periode. Met name in het buurschap Haakswold staan enkele rijk uitgevoerde boerderijen. De herenboerderij aan de Haakswold 8 dateert van 1894 en is uitgevoerd in een neoclassicistische stijl. Naast de boerderij is een bijzondere ouderwoning gebouwd, ooit bestemd voor de ouders van de boerenzoon na de overdracht van het bedrijf. Het betreft hier een zwart-rood geverfd Chinees paviljoen uit 1924. Opvallend is ook Villa Gomarus aan de Haakswold 17, die later tot boerderij is omgebouwd door de plaatsing van een schuurgedeelte. Dit huis uit 1899 en heeft torenvormige elementen, waardoor het lijkt op een klein kasteel. Door de bijzondere en rijke gebouwen heet de streek in volksmond ook wel het Golden Endje.In 1924 werd de Dokter Larijweg aangelegd.Langs deze weg, die loopt van Ruinerwold tot de voormalige gemeentegrens met Ruinen, zijn vlak na de aanleg bijna tweeduizend perenbomen geplant. Hiervan zijn momenteel ruim duizend over. In het voorjaar zorgen de perenbomen voor een bijzonder schouwspel door de ontelbare witte bloesems. Ieder jaar in oktober worden de peren bij opbod verkocht, terwijl ze nog aan de bomen hangen. De bieder moet ze vervolgens zelf nog plukken. De opbrengst van de perenverkoop gaat naar Museumboerderij De Karstenhoeve.Ruinerwold was tot de gemeentelijke herindeling van 1998 een zelfstandige gemeente.Inmiddels hoort het dorp bij gemeente De Wolden en staat het gemeentehuis in Zuidwolde. Aan de Dijkhuizen in Ruinerwold staat het voormalige raadhuis, dat dateert uit 1903.Het is gebouwd op de plek waar voorheen een raadhuis uit 1848 stond. Een steen van het oude pand is ingemetseld in de zijgevel. Het raadhuis is gebouwd in een neorenaissancestijl naar ontwerp van G. Otten. In 1950 en 1993 is het uitgebreid en gerestaureerd. ■