Dorpen van de provincie Drenthe

Kies de beginletter


Op hoger gelegen zandgronden tussen Roderwolde en het Leekstermeer ligt het buurschap Sandebuur. Het dorpje heeft slechts enkele boerderijen, die verspreid liggen langs twee gelijknamige kruisende straten. In de zestiende eeuw komt de naam van het buurschap voor het eerst voor in een offcieel document.Men vermoedt echter dat de geschiedenis teruggaat tot in de middeleeuwen, toen Sandebuur nog deel uitmaakte van het oorspronkelijke Roderwolde.In de middeleeuwen lag Roderwolde een stuk noordelijker dan nu. De dorpskern lag tussen Sandebuur en het bosperceel Het Waal. De begraafplaats ligt nog op zijn oorspronkelijke plek, een kleine kilometer bij de huidige dorpskern vandaan. Via een zijpad van de Achtersteweg is deze te bereiken. Bij de begraafplaats stond ook een kerk uit 1619. Door wateroverlast is de bebouwing van Roderwolde in de negentiende eeuw naar het zuiden opgeschoven. Aan het begin van de negentiende eeuw werd de kerk afgebroken en bouwde men een nieuwe kerk aan de Hoofdstraat. Sandebuur lag hoog genoeg en hoefde niet te verhuizen.Rond 1850 telde Sandebuur zeven boerderijen.Het buurschap groeide nauwelijks, omdat het door de verplaatsing van Roderwolde plotseling afgelegen lag ten opzichte van de kerk en de grotere dorpskernen. De weg tussen Sandebuur en Roderwolde werd pas in 1932 verhard.Sandebuur heeft geen eigen voorzieningen en is vooral gericht op Roden, Peize en Groningen.In de loop van de twintigste eeuw werden er nog enkele boerderijen gebouwd. Door schaalvergroting in de agrarische sector zijn de meeste boerenbedrijven opgeheven en zijn de boerderijen omgebouwd tot woonhuis.

Het esdorp Schipborg is ontstaan in de vroege middeleeuwen langs de Borgweg tussen Anloo en Zuidlaren. Het dorp ligt op de overgang van het beekdal van het Schipborgsche Diep naar de hoger gelegen zandgronden van de Hondsrug. Ten westen van Schipborg vormde de beek de grens tussen de voormalige gemeentes Anloo en Vries, tegenwoordig tussen Aa en Hunze en Tynaarlo. De voorde in deze beek was vroeger een belangrijke oversteekplaats voor reizigers tussen Rolde en Zuidlaren.Tussen Schipborg en Anloo ligt boswachterij Schipborg, die tot ver in de twintigste eeuw militair oefenterrein was. Tegenwoordig is het Strubben/Kniphorstbos een archeologisch reservaat. De oudste vondsten zijn ruim 13.000 jaar oud. Ten oosten van Schipborg ligt De Esch, een hoger gelegen es omrand door houtwallen en strubben.Tot begin zeventiende eeuw was Schipborg bekend onder de naam Borc of Borck en later Genneborck, om verwarring met Westerbork te voorkomen. Aan het eind van de zeventiende eeuw werd dat Schipborch. Deze naam verwees naar de toenmalige scheepvaart tussen Groningen en het haventje bij de Kymmelsberg, een met heide begroeide stuifzandberg ten zuiden van het dorp. Door aanleg van nieuwe waterwegen verdween in de achttiende eeuw de scheepvaart op Schipborg.Rond 900 telde Schipborg zes boerenerven, rond 1300 waren dat tien. Eeuwenlang bleef het inwonertal gering maar in de twintigste eeuw veranderde dat. In de jaren ’50 werden rondom de oude dorpskern en aan de Heidesteeg en de Ruiterweg veel nieuwe woonhuizen gebouwd. In de jaren ’80 kwam daar een nieuwbouwwijk bij op de plek waar voorheen café De Heidebloem stond. Door het toenemende inwonertal kreeg Schipborg in 1957 een eigen basisschool. Aan de Borgweg 66 staat de bijzondere boerderij De Schipborg. Deze in 1914 gebouwde U-vormige boerderij is ontworpen door architect H.P. Berlage in opdracht van de familie Kröller-Müller. In de jaren ’90 is het landgoed rondom de boerderij grotendeels beplant met bomen.

Schoonebeek ligt vlakbij de grens met Duitsland. Het dorp is in de middeleeuwen ontstaan op zandgronden temidden van een uitgestrekt veengebied. De naam verwijst naar een heldere beek, waarschijnlijk het Schoonebeekerdiep.In 1341 komt Schoonebeek voor het eerst voor in offciële documenten als Sconebeke. Tot 1884 maakte het dorp deel uit van de gemeente Dalen. Daarna werd Schoonebeek, ook wel Oud-Schoonebeek genoemd, een zelfstandige gemeente waartoe onder meer Weiteveen en Nieuw-Schoonebeek behoorden. Na de gemeentelijke herindeling van 1998 is Schoonebeek met Emmen gefuseerd tot één gemeente.De bebouwing van Schoonebeek was in eerste instantie verspreid over een viertal buurschappen, die als een lint op een zandrug lagen.Bij het buurschap Kerkeinde stond de Sint Nicolaaskerk, waardoor nieuwe bewoners zich er graag vestigden. Hier ontwikkelde zich dan ook het huidige dorp Schoonebeek. De buurschappen Oostersebos en Westersebos, gelegen aan weerskanten van het huidige Schoonebeek, hebben hun oorspronkelijke karakter wel kunnen behouden en zijn beschermde dorpsgezichten. In het buurschap Middendorp en in Schoonebeek zelf staan ook enkele bijzondere zeventiende- en achttiendeeeuwse boerderijen.De eerste vermelding van de Sint Nicolaaskerk dateert uit 1419. Na de Reformatie werd het eenhervormde kerk en verkortte men de naam tot Nicolaaskerk. De middeleeuwse witgepleisterde kerk werd in 1928 vervangen door een andere kerk aan de Europaweg. Dit is een rechtgesloten kerk met een halfngebouwde hoge toren. Tot de inventaris behoort onder meer een doopvont uit de veertiende eeuw. De Nicolaaskerk werd in 1951 afgebroken. In 1860 kreeghet dorp ook een gereformeerde kerk, die in 1890 werd vergroot en in 1949 werd vervangen door een moderner exemplaar aan De Mente.De katholieke gemeenschap van Schoonebeek groeide door de komst van katholieke arbeidersdie bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij kwamen werken. In 1951 werd een houten hulpkerk in gebruik genomen en in 1977 werd denieuwgebouwde Sint Nicolaaskerk ingewijd.@Aan de Kanaalweg langs Kanaal A, tussen Schoonebeek en Zandpol, werd in de jaren ’20 van de vorige eeuw de Oud-Schoonebeeker Turfstrooiselfabriek en Veenderij van Veldkamp opgericht. Binnen korte tijd wist deze fabriek uit te groeien tot een van de grotere turfstrooiselfabrieken van Drenthe, en zorgde voor veel werkgelegenheid. Opvallend aan de grote rode fabriek is de bijna dertig meter hoge schoorsteenpijp, waarin de naam Veldkamp is gemetseld. Na de jaren ’50 stapte de fabriek over van de productie van turfstrooisel naar die van potgrond. In 1983 is de fabriek gesloten en tegenwoordig is het monumentale pand onderkomen voor een turfcafé annex restaurant.In de jaren ’40 van de twintigste eeuw werd in de bodem van Schoonebeek een groot olieveld ontdekt. Vanaf 1943 won de Bataafsche Petroleum Maatschappij hier aardolie, werkzaamheden die na 1947 werden voortgezet onder de vlag van de nieuw opgerichte Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Na tien jaar had men al ruim een miljoen vaten ruwe olie uit de grond weten op te pompen. Bij dit pompen werd gebruik gemaakt van de karakteristieke jaknikkers. In het centrum van Schoonebeek staat een jaknikker als monument, deze is door de NAM aan het dorp geschonken. In de loop der tijd raakte het olieveld uitgeput. Na 1996 stopte de NAM met de oliewinning en ging de bovengrondse bebouwing tegen de vlakte.Vanaf 2010 wil de NAM, met gebruik van nieuwe technieken, proberen de resterende olie bij Schoonebeek alsnog naar boven te halen.Naar verwachting worden hierdoor honderden nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd.Ondanks grote zorgvuldigheid ging het toch een enkele keer mis bij de oliewinning. In 1962 werden omringende weilanden en een deel van de weg bedekt met bruine smurrie, nadat een veertig meter hoge oliefontein was ontstaan. In 1976 raakte zelfs een deel van het dorp bedekt door een motregen van olie. Na een explosie ontstond wederom een oliefontein, maar dit keer blies de wind de olie in de richting van het dorp. Een nieuwbouwwijk, de plaatselijke sportvelden en weilanden kwamen vervolgens onder een olielaagje te liggen. De wegen waren korte tijd spekglad, maar door snel zand te strooien konden grote ongelukken worden voorkomen.Door de industriële ontwikkeling van Schoonebeek groeide het inwonertal relatief snel. Na de Tweede Wereldoorlog breidde het dorp fink uit. Voor de medewerkers van de NAM kwam er zelfs een heel nieuwe woonwijk met ruim honderd huizen. In de laatste decennia werd onder meer gebouwd langs de E.E.G.-Laan, de Kerkhofaan en ten oosten van de Nieuw-Amsterdamseweg. Schoonebeek heeft een redelijk uitgebreide middenstand, meerdere basisscholen en een middelbare scholengemeenschap. In en rond Schoonebeek zijn meerdere campings en andere overnachtingaccommodaties.Schoonebeek heeft een klein museum aan de Burgemeester Osselaan. In een monumentale zeventiende-eeuwse boerderij is het Zwaantje Hans-Stokman’s Hof gevestigd. In de keuken van de boerderij kan men een zandtapijt bekijken. In vroeger eeuwen brachten vrouwenin delen van Drenthe met zand versieringenaan op de kale stenen keukenvloer. Soms weden dit ware kunstwerken. De museumboerderij houdt deze traditie levend door demonstraties te geven en een jaarlijkse zandstroowedstrijd voor schoolkinderen te organisereVoor de zandstrooiboerderij staat het beeldDe Zandstrooister van Onno de Ruijter. Een andere bezienswaardigheid is de uitkijktoreuit 1953, die staat bij het Schoonebeekerdiepen de Duitse grens.

Op het hoogste punt van de Rolderrug, een zandrug die parallel loopt aan de Hondsrug, ligt het esdorp Schoonloo. Het dorp is ontstaan in de vroege middeleeuwen op de kruising van de postroute Coevorden-Groningen en de doorgaande weg tussen Schoonoord en Grolloo. De meeste bebouwing concentreert zich aan de oostzijde van de grote Hoofdstraat, onder meer langs de Schoolstraat, de Brinkakkers en de Westdorperstraat.In 1328 werd Schoonloo voor het eerst vermeld als Sconelo, rond 1500 schreef men de naam als Sconloe. De naam is ontleend aan de woorden schoon (droog) en lo (bos), wat duidt op een bosgebied met een droge bodem. Schoonloo ligt temidden van het bos- en heidegebied Schoonloërveld en de uitgestrekte boswachterijen van Grolloo en Schoonloo. Aan de noordkant van het dorp liggen de Schoonloër Strubben met de restanten van eikenbosvegetatie, de es ten zuiden van Schoonloo ligt op het hoogste punt van een grote zoutkoepel.In 1901 werd in Schoonloo een particuliere zuivelfabriek opgericht, waaraan alle boeren in het dorp hun melk leverden. De concurrentie van stoomkrachtfabrieken werd deze op handkracht aangedreven boterfabriek al gauw te veel en de fabriek sloot in 1910. Rond 1930 telde het dorp nog ruim veertig boerenbedrijven.Door ruilverkaveling en schaalvergroting verdwenen na de jaren ’60 veel agrarische bedrijven. De Trekkerskei, die meer dan 25 ton weegt en in de Hoofdstraat tegenover café-rstaurant Hegeman staat, is in 1966 bij ruilverkavelingswerkzaamheden ontdekt. Tegenwoordig zijn in Schoonloo nog zo’n acht boerenbedrijven.Het dorp is door zijn gunstige ligging erg in trek bij toeristen, wat zich vertaalt in vele campings, pensions en kampeerboerderijen.

Schoonoord ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw op de kruising van het nieuw gegraven Oranjekanaal met de weg tussen Coevorden en Assen. Het kanaal moest de Drentsche Hoofdvaart bij Hoogersmilde verbinden met het uitgestrekte veengebied achter Zuidbarge. Initiatiefnemer van het project was aannemer Jasper Klijn met zijn Drentsche Veen- en Middenkanaalmaatschappij. Hij was ook degene die de naam Schoonoord bedacht.De eerste bewoners waren vooral arbeiders en keuterboeren, die plaggenhutten bouwden langs het kanaal. In de loop der tijd werden deze hutten vervangen door stenen woningen en boerderijen. Schoonoord groeide relatief snel, in 1854 telde het dorp al ruim dertig gezinnen. In eerste instantie was Schoonoord een kanaaldorp met lintbebouwing. Naarmate het transport over de weg belangrijker werd, ontstond ook bebouwing langs de weg.Schoonoord kreeg een dorpskom aan beide kanten van het kanaal langs de Slenerweg en de Tramstraat tussen Emmen en Schoonloo.De bebouwing langs het kanaal grenst aan die van Odoornerveen. Aan de andere kant van Schoonoord ligt het dorp Wezuperbrug met het grote recreatiepark Kuierpadtien.In 1854 werd een grote stellingmolen aan de Tramstraat gebouwd. Deze korenmolen raakte in 1903 zwaar beschadigd door een storm en werd daarna herbouwd met onderdelen van een gesloopte oliemolen uit het Groningse Middelstum. Vlak na 1950 raakte de molen buiten bedrijf en in 1978 is de molen deels ontmanteld. De stenen onderbouw, de stelling en de met riet gedekte achtkant zijn bewaard gebleven. In het molenrestant wordt nu gewoond.Al in 1856 kreeg het dorp een eigen lagere school annex kerk aan de Slenerweg, op de plek waar nu het VVV-kantoor staat. Nadat Schoonoord in 1862 een zelfstandige hervormde gemeente werd, begon men enkele jaren later met de bouw van de hervormde kerk aan de Kerklaan. Dit is een eenvoudige zaalkerk. De opengewerkte dakruiter is in 1976 vervangen door het huidige exemplaar. In 1886 werd, eveneens aan de Kerklaan, een nieuw schoolgebouw gerealiseerd. Op deze plek staat nu het dorpshuis. Even verderop in dezelfde straat verrees rond 1915 de gereformeerde kerk naar ontwerp van J. van Peer. Deze zaalkerk met geveltorentje is in de jaren ’40 naar achteren uitgebreid. Tegenwoordig heeft Schoonoord twee basisscholen. De openbare Burgemeester S.J. van Royenschool staat aan de Sportparklaan, de christelijke basisschool De Slagkrooie vinden we aan de Ringstraat.Zo’n honderd jaar geleden kreeg Schoonoord een aansluiting op het tramspoornet van de Eerste Drentsche Stoomtramwegmaatschappij. Daarmee was het dorp aangesloten op het traject tussen Assen en Coevorden. De Tramstraat herinnert hier nog aan. In de jaren ’30 is aan de Stortstraat een zorgcentrum gekomen, dat zich heeft ontwikkeld tot een modern woon- en zorgcentrum. Patiënten in Het Ellertsveld krijgen hun zorg binnen een beschermde woonvorm. Het centrum maakt deel uit van de zorggroep Suydevelt.In de Boswachterij Sleenerzand, langs de weg richting Emmen, ligt hunebed D49. Dit hunebed heeft, vanwege de protestantse hagepreken die hier werden gehouden in de zestiende eeuw, als bijnaam De Papeloze Kerk.Het hunebed is meerdere keren gerestaureerd en zelfs deels gereconstrueerd met stenen die van elders gehaald werden. Iets verder in de boswachterij ligt de Galgenberg, een prehistorische grafheuvel van bijna twee meter hoog en een doorsnede van meer dan twintig meter.Tussen Schoonoord en De Kiel ligt aan de rand van het bos een grote gletsjerkuil, die is ontstaan in de ijstijd.Een belangrijke trekpleister is openluchtmuseum Ellert en Brammert aan de Tramstraat. Dit bijzondere park werd halverwege de jaren ’50 geopend ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van Schoonoord. Er wordt een beeld geschetst van het leven in het negentiendeeeuwse Drenthe. Daarvoor zijn onder meer plaggenhutten herbouwd, er staat een Saksische boerderij, er is een dorpsschooltje en men kan een kijkje nemen in een oude gevangenis.Er is ook een speeltuin en een kinderboerderij. De naam van het museum komt uit het volksverhaal over twee reuzen, die ten noorden van Schoonoord in het Ellertsveld woonden.Deze vader en zoon waren de schrik van iedere reiziger, totdat een klein meisje de oudste reus met een list wist uit te schakelen. Bij het museum is ook de start van een kunstroute die is uitgezet door de stichting Natuurkunst Drenthe. Sinds 2005 probeert deze stichting met jaarlijkse kunstmanifestaties in de natuur rond Schoonoord de natuur- en kunstbeleving te versmelten.In de jaren ’70 werd het Oranjekanaal gesloten voor de beroepsvaart. De exploitatie was niet langer rendabel door de groeiende concurrentie van het wegtransport. Midden in het dorp ligt over het Oranjekanaal een kunstzinnig vormgegeven brug, die is ontworpen door de Friese kunstenaar Ids Willemsma. In de omgeving van Schoonoord zijn een aantal campings en bungalowparken. ■

De eerste bewoners van het esdorp Sleen vestigden zich op hoger gelegen zandgronden van de Rug van Sleen, een deel van de Drentse zandrug Rolderrug. Al in 1160 kwam Sleen als Sle voor in een offcieel document. Later werd de naam geschreven als Scleen en Schleen.Wat Sleen betekent is niet duidelijk, de naam kan duiden op de aanwezigheid van een bepaalde planten- of struikensoort of op een diepte in het landschap.Sleen had tot in de negentiende eeuw een zeer grote centrale brink. Door bebouwing is daar minder dan de helft van over. Op deze brink is rond 1990 een dorpspomp geplaatst, een kopie van de oorspronkelijke pomp die daar tot in de jaren ’50 stond. Een kleinere driehoekige brink ligt aan de Schaapstreek. De essen liggen voornamelijk aan de noord-, oost en zuidzijde van het dorp. In de late middeleeuwen ontwikkelde Sleen zich tot hoofdplaats van de dingspil Zuidenveld, een van de zes rechtsdistricten van Drenthe.Aan de Brink staat de grote hervormde kerk.De oorsprong van deze kerk ligt in de veertiende eeuw, toen het gotische koor gereedkwam.In de eerste helft van de vijftiende eeuw werden de toren en het schip gebouwd. Na 1882 is de kerk ingrijpend gerestaureerd onder leiding van bouwmeester P. Cuypers. De kerk werd geheel ommetseld, waardoor hij zijn neogotische uiterlijk kreeg. Tot de inventaris behoren onder meer een zandstenen doopvont uit de dertiende eeuw en een preekstoel uit 1668. Het orgel is gebouwd in 1846 en in 1949 in de kerk van Sleen geplaatst. Toen in 1923 de lantaarnbekroning op de toren werd vervangen door een naaldspits, was de kerktoren van Sleen de hoogste van Drenthe.In 1898 opende de particulier J. Jacobs aan de Brink een kleine zuivelfabriek. Enkele jaren later werd de fabriek een coöperatie en schakelde men over van handkracht op stoomkracht.De fabriek was van veraf te herkennen door de hoge schoorsteenpijp. Na de Tweede Wereldoorlog werd de fabriek geheel vernieuwd. Door schaalvergroting moest de zuivelfabriek in 1968 sluiten en werd de productie overgeheveld naar Zweeloo en Noordbarge. In de jaren ’70 is de fabriek afgebroken en werd het gebied weer bij de brink getrokken. Rond 1900 kreeg Sleen een halte aan de tramlijn van de Eerste Drentsche Stoomtramwegmaatschappij. Het dorp kreeg daardoor een tramverbinding met onder meer Hoogeveen en Emmen.Aan de Heirweg is in 1855 het armenwerkhuis ’t Armhoes van de hervormde diaconie gebouwd.Dit eenlaagspand was in 1972 decor voor de televisieserie Bartje. Na 1973 was het gebouw ontmoetingscentrum en tegenwoordig is het een woon- en bedrijfspand. Aan de Drostenstraat staat stellingkorenmolen De Hoop. Deze molen is gebouwd in 1914, nadat een andere molen op deze plek volledig was afgebrand. Bij de bouw is gebruik gemaakt van onderdelen van een molen uit Amersfoort. In de jaren ’50 en ’70 is de molen grondig gerestaureerd. Hij kan bezichtigd worden.Enkele kilometers noordelijk van Sleen begint het langgerekte natuurgebied van de Boswachterij Sleenerzand. Het terrein strekt zich uit van Noord-Sleen tot voorbij Schoonoord en De Kiel. In het bosgebied vinden we onder meer hunebed D49, oftewel De Papeloze Kerk, maar ook een gletsjerkuil, een recreatieplas en een grafheuvel. Iets ten oosten van Sleen grenst het Noordbargerbos aan Noordbarge bij Emmen. In de omgeving van Sleen zijn een aantal campings en kleine hotels.Sleen is uitgegroeid tot een modern dorp, maar de historische dorpskern is behouden.In de buurt van de Brink groepeert de bebouwing zich wat onregelmatig langs de oude uitvalswegen. Aan de Menso Altingstraat en de Schaapstreek staan een aantal interessante achttiende- en negentiende-eeuwse boerderijen. Na de Tweede Wereldoorlog is Sleen fink uitgebreid aan de zuidkant. Daar is sprake van een dichte bebouwing langs een rechthoekig stratenpatroon. Het dorp heeft een hoog voorzieningenniveau, onder andere twee basisscholen, een redelijke middenstand en een eigen bibliotheek.De acht woonkernen van de vroegere dingspil Zuidenveld, waaronder Sleen, organiseren sinds 1920 om de beurt in juni een groot dorpsfeest. Oorspronkelijk ging het om een tentoonstelling van agrarische producten en machines, tegenwoordig is het een feestweek met een optocht en vele activiteiten. In 2009 is Sleen weer gastheer. Een ander belangrijk evenement is de najaarsmarkt die ieder jaar in september plaatsvindt. Deze braderie trekt bezoekers uit de wijde omtrek.Lange tijd was Sleen hoofdplaats van de gelijknamige gemeente. Vanaf 1938 vergaderde de gemeente in het raadhuis aan de Brink. Dit fraaie pand staat dwars langs de weg en heeft aan weerszijden trapgevels. In het midden van het dak staat een kleine dakruiter. Het pand is ontworpen door A. Baart en is rond 1980 naar achteren uitgebreid. Na de gemeentelijke herindeling van 1998 is Sleen met de gemeentes Dalen, Zweeloo, Oosterhesselen en Coevorden samengevoegd tot de grote gemeente Coevorden. Het voormalige raadhuis is nu multifunctioneel centrum. ■

Het kanaaldorp Smilde ontstond rond 1770, toen men begon met de ontginning van de Smildervenen. In de zeventiende eeuw had men al de venen rond Hoogersmilde ontgonnen, maar aan het begin van de achttiende eeuw moest men het werk daar staken ten gevolge van een verwaarloosd kanalensysteem. De aanleg tussen 1768 en 1780 van de Drentsche Hoofdvaart, die het Meppeler Diep en Assen met elkaar moest verbinden, gaf het veengebied een nieuwe impuls. Aan weerszijden van de vaart vestigden zich boeren en land- en veenarbeiders. Vanaf het kanaal werd de grond in langwerpige percelen afgegraven.Het jonge dorp Smilde, dat toen ook Kloosterveen genoemd werd, groeide in korte tijd fink. Aan de Veenhoopsweg verrees in 1788 de hervormde kerk. Dit is een opvallende achtkante kerk naar ontwerp van Abraham Sorg.Bovenop het dak staat een grote witte open lantaarn. Het orgel is van 1841. In de strafkolonie Veenhuizen is een kopie van deze kerk gebouwd. Vanaf 1846 had het dorp ook een synagoge. Door een teruglopend aantal leden verloor deze vlak voor de Tweede Wereldoorlog zijn functie. Na de oorlog is het gebouw afgebroken. Het joodse schooltje is verbouwd tot woonhuis.Rond 1850 was het dorp qua inwonertal na Hoogeveen en Meppel de grootste plaats van Drenthe. Toen de ontginningen in de tweede helft van de negentiende eeuw ten einde liepen, trokken veel veenarbeiders weg naar de oostelijke veengebieden van Drenthe. Smilde ontwikkelde zich toen meer tot een agrarisch dorp met veenkoloniale akkerbouw. Er werdenmet name aardappelen verbouwd, maar eind vorige eeuw werden grote stukken land rond Smilde ingericht voor de bloementeelt. In eerste instantie alleen droogbloemen, later ook snijbloemen.De Tramweg herinnert nog aan de jaren dat er een tramlijn langs het kanaal bij Smilde liep.Langs de Tramweg staan een aantal fraaie woningen, waarvan het huis Assen-Rode het oudst is. Het dateert van 1770 en is gebouwd in opdracht van de familie Rebenscheidt. De graftombe van deze familie lag achter het huis.Halverwege de negentiende eeuw kreeg het een agrarische functie en werd een houten schuur bijgebouwd. Iets verder in de straat staan de in neorenaissancestijl gebouwde burgemeesters- en notariswoning.Na de Tweede Wereldoorlog werden nieuwe woonwijken gebouwd aan weerszijden van de Suermondsweg. Daardoor ontstond komvorming aan de oostzijde van de vaart. Langs de Drentsche Hoofdvaart is een bebouwingslint van bijna twintig kilometer lang ontstaan, verdeeld over meerdere dorpen. De vaart wordt alleen nog gebruikt voor recreatie. De waterweg bij Smilde maakt deel uit van de Turfroute, een vaarroute van meer dan tweehonderd kilometer door de provincies Drenthe, Friesland en Overijssel. Bij Smilde ligt het grote Fochteloërveen, een restant van de Smildervenen.Als een van de eerste plaatsen in Drenthe had Smilde al in 1805 een eigen gemeentebestuur.Tot de gemeente Smilde behoorden onder meer Bovensmilde, Hijkersmilde en Hoogersmilde. Het voormalige raadhuis staat aan de Hoofdweg. Deze Villa Maria dateert uit 1893 en is oorspronkelijk gebouwd voor Maria Hoogerbrugge. Pas in de jaren ’30 trok de gemeente in dit neorenaissancistische gebouw. Het is meermalen verbouwd. Na de gemeentelijke herindeling van 1998 is Smilde met de gemeentes Beilen en Westerbork gefuseerd in de gemeente Midden-Drenthe. In opdracht van de gemeente Smilde is een reeks van vier bronzen beelden gemaakt voor de vier kanaaldorpen.Het beeld De Bezieling staat aan de Vaart in Smilde en verbeeld de band tussen de vier kanaaldorpen, de andere beelden zijn getiteld De Aarzeling, De Ontmoeting en De Voleinding en staan in respectievelijk Hoogersmilde, Hijkersmilde en Bovensmilde. ■

Het esdorp Spier ligt bij Wijster, in de buurt van de A28 tussen Assen en Hoogeveen. Het dorp is in de middeleeuwen ontstaan op hoger gelegen zandgronden. Aan het begin van de dertiende eeuw werd het Spehoerne genoemd, wat zou kunnen betekenen dat men vanuit Spier de wijde omgeving kon overzien. De dorpskrant heeft als naam De Spêhorner. Aan de zuidkant van het dorp ligt de grote Es van Spier.De eerste boerderijen bouwde men aan de zuidkant van de Brinkkampen, waar vroeger een met bomen beplante brink lag. De brink is tegenwoordig in gebruik als weiland. In de zeventiende eeuw had Spier ongeveer vijftien boerderijen. Een van de oudste, overgebleven boerderijen in Spier vinden we aan de De Steegde. Deze hallenhuisboerderij met schuur en losstaand stookhok dateert uit de achttiende eeuw en is omgebouwd tot woonhuis.Bijna vijftig jaar geleden werd het Spieringerveld ontgonnen, waarna de boerenbedrijven uitweken naar het buitengebied.Spier had in de achttiende eeuw al een kleine winterschool. Omdat men moeite had een nieuwe hoofdmeester te vinden, moest de school in 1881 de deuren sluiten. De kinderen bezochten daarna de lagere school in Wijster.Het inwonertal van Spier nam geleidelijk toe, zodat het uitgroeide tot een dorp met een actief verenigingsleven.Aan de andere kant van de snelweg begint het uitgestrekte natuurgebied van het Nationaal Park Dwingelderveld. Dit voormalige stuifzandgebied is begin twintigste eeuw beplant met bomen, waardoor een bijzonder landschap is ontstaan met bos, heide en vennen.Aan de Oude Postweg staat een oriëntatiecentrum van Staatsbosbeheer. In het bos is ook het herinneringskruis voor de 21 burgers van Spier, die tijdens de Tweede Wereldoorlog door een vergeldingsactie van de bezetter zijn gefusilleerd. Ten westen van Spier ligt een klein bos- en heidegebied met enkele vennen.Daar is een prehistorische grafheuvel ontdekt.In de omgeving van het dorp zijn bijzondere archeologische vondsten gedaan, waaronder een mantelspeld uit de Bronstijd bij het Holtveen op de Kraloërheide.

Spijkerboor vormt de scheiding tussen OudAnnerveen en Nieuw-Annerveen. In tegenstelling tot deze langgerekte wegdorpen is Spijkerboor een komvormig dorp. Het ligt in het Hunzedal noordoostelijk van Annen, op de oostelijke oever van de Hunze of Oostermoersche Vaart. De naam is ontleend aan het kronkelende riviertje dat de vorm van een spijkerboor heeft.De eerste bewoners van Spijkerboor vestigden zich in de late middeleeuwen nabij een doorwaadbare plaats in de Hunze. Op de plek van de voorde in de rivier werd in de vijftiende eeuw een sluis gebouwd, het Annerverlaat. De oudste schriftelijke vermelding van dit verlaat is van 1454. In 1737 werd Willem Grevijlink sluismeester van Spijkerboor. Hij was de vader van Lambertus Grevijlink, de latere landmeter en oprichter van de Annerveensche Heerencompagnie naar wie het Grevelingskanaal is genoemd.In 1739 liet Willem Grevijlink in het dorp een scheepswerf bouwen, de eerste in de Drentse Veenkoloniën. Na plaatsing van een klapbrug in 1747 nam het weg- en scheepvaartverkeer toe en bouwde Grevijlink rond 1750 een herberg. In de negentiende eeuw kreeg dit pand aan de Oostermoer 1 een extra verdieping.Tegenwoordig zit hier Café ’t Keerpunt.Achter de huidige percelen Veenweg 7 en 9 bouwde men rond 1770 de achtkante stellingmolen De Reus. Deze windmolen werd in de negentiende eeuw lange tijd beheerd door de familie Hubbeling. In 1857 brandde de molen af, volgens overlevering was brandstichting de oorzaak. Tien jaar later werd de molen op dezelfde plek herbouwd met materiaal van een windmolen uit Annerveenschekanaal. In 1904 droeg de molenaarsfamilie het beheer over aan de familie Glas, die na modernisering van de molen in 1927 alsnog moest besluiten om de houten molen te slopen. In 1946 ontmantelde men de bovenbouw en de stelling, de houten onderbouw werd in 1962 gesloopt.

Het esdorp Steenbergen ligt tussen Roden en Een. Het is gesticht in de middeleeuwen als dochternederzetting van Roden. In de zeventiende eeuw kreeg het dorp een zelfstandige status. Ten westen van het dorp ligt de uitgestrekte Steenbergeresch, aan de andere kant stroomt het Groote Diep. Aan de Markeweg ligt een grote driehoekige brink, die is beplant met bomen.Aan het eind van de negentiende eeuw telde Steenbergen zo’n vijftien woningen en boerderijen. Deze lagen voornamelijk rond de kruising van de Markeweg en de Hoofdweg. Een grote brand in 1881 verwoestte zes boerderijen en een aantal schaapskooien. Op een deel van de brink zijn later een aantal boerderijen herbouwd. Aan het begin van de vorige eeuw breidde het dorp geleidelijk uit, mede door de voortvarende ontginning van het Steenbergerveld tussen Steenbergen en Nieuw-Roden.In de Noorderduinen tussen Steenbergen en Roderesch ligt hunebed D1. Het ligt aan de rand van een klein stuifzandgebied en is nog redelijk compleet. Voorheen was het hunebed niet meer dan een aantal verspreid liggende en kapotte stenen, maar enkele restauraties hebben het hunebed weer in oude staat teruggebracht. Naar verluidt is de naam van het dorp ontleend aan het hunebed.Het natuurgebied Noorderduinen maakte, net als de Zuursche Duinen aan de andere kant van Steenbergen, oorspronkelijk deel uit van een groter heidegebied. Na de ontginningen van het land rond Steenbergen heeft men deze gebieden beplant met bomen om de oprukkende zandverstuivingen tegen te gaan.Beide gebieden zijn nu recreatiegebied. In de omgeving van Steenbergen liggen enkele grote plassen die ontstaan zijn door zandafgraving.De voormalige zandwinplas Ronostrand, ten westen van de Zuursche Duinen, is daarvan het meest bekend.

Het langgerekte wegdorp Steenwijksmoer is ontstaan in de zestiende eeuw, nadat de heren De Vos van Steenwijk begonnen met de ontginning van het veengebied bij Coevorden.Aan de rand van het veen, in het gebied Benedensteenwijksmoer, ontwikkelde zich een buurschap van keuterboeren en veenarbeiders.Door verdere vervening schoof het dorp in de loop der tijd noordwaarts op. De nieuwe nederzetting langs de Hoofdweg kreeg de naam Bovensteenwijksmoer, wat later verkort werd tot Steenwijksmoer.Centraal in Steenwijksmoer staat de roomskatholieke kerk Sint Franciscus van Assisi.Deze kerk dateert van 1931 en is gebouwd naar ontwerp van Jan van Dongen. De in traditionalistische stijl opgetrokken kerk heeft een brede toren, waarin in mozaïek het wapen van Drenthe is gemaakt. In de kerk zijn door Jacob Ydema schilderingen aangebracht van voorstellingen uit het leven van Christus. Naast de kerk staat de pastorie, die door dezelfde architect is ontworpen. Aan het begin van de Kerkweg staat de katholieke Sint Theresiaschool.De bijbehorende onderwijzerswoning staat aan de Hoofdweg. In 2008 vierde de school het 75-jarig jubileum.Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw groeide het dorp gestaag. In de buurt van de kerk ontstond enige komvorming, met name bij de kruising van de Kerkweg en de Hoofdweg en bij die van de Hoofdweg en de Dreef. Een van de straten is vernoemd naar pastoor Slosser, de man die zich er met hart en ziel voor inzette geld in te zamelen om de kerk van Steenwijksmoer te kunnen bouwen. Aan de Hoofdweg staat dorpshuis De Schalm. Dit gebouw biedt onderdak aan de biljartvereniging, er zijn kleedkamers voor de voetbalclub, er is een café en en er is een jeugdsoos. Jaarlijks organiseert de stichting Trekkerslep Coevorden tractorraces aan de Hendrik Beerlingweg.

Het langgerekte kanaaldorp Stieltjeskanaal ligt aan weerskanten van de gelijknamige waterweg. In 1882 kreeg de N.V. Stieltjeskanaal Maatschappij toestemming een kanaal aan te leggen, dat Coevorden via de Zijtak zou verbinden met de Verlengde Hoogeveensche Vaart in de buurt van Nieuw-Amsterdam. Ongeveer driehonderd arbeiders werden ingezet om het kanaal te graven. Toen het Stieltjeskanaal klaar was, begon men met de ontginning van het Dalerveen. Haaks op het kanaal werd een netwerk van kleine waterwegen gegraven, dat van belang was voor de afwatering van het veen en het transport van turf. Aan het eind van de negentiende eeuw vestigden steeds meer veen- en landarbeiders zich langs het kanaal, waardoor Stieltjeskanaal ontstond.De naam van het kanaal, en dus ook van het dorp, is ontleend aan de in 1873 overleden ingenieur-directeur van de Overijsselse Kanaalmaatschappij Thomas Stieltjes. Hij had er eerder voor gezorgd dat Coevorden door middel van een kanaal een verbinding kreeg met de rivier Vecht bij Gramsbergen. Om hem postuum te eren kreeg het nieuwe kanaal zijn naam. In de jaren ’30 van de twintigste eeuw werd het Stieltjeskanaal verbreed en verdiept, zodat het geschikt bleef voor grotere schepen.De Zijtak is door aanleg van een vaste brug bij Nieuw-Amsterdam afgesloten voor scheepvaartverkeer. Het Stieltjeskanaal is nog steeds van belang voor de beroepsvaart.In Stieltjeskanaal staan een aantal interessante ontginningsboerderijen die net na 1900 zijn gebouwd en een dubbele veenarbeiderwoning uit 1917. In 1908 kreeg Stieltjeskanaal een openbare lagere school. Deze fuseerde in de jaren ’80 met die van Dalerveen. De twee dorpen hebben een nauwe band en delen een belangenvereniging en meerdere sport- en hobbyclubs. Aan de Schansweg ligt de in de zeventiende eeuw aangelegde schans Katshaar.Militair gezien was de schans van weinig betekenis, Katshaar diende voornamelijk als controlepost voor het verkeer richting Coevorden.

Ten noorden van Hoogeveen is aan het eind van de achttiende eeuw Stuifzand ontstaan.Aan de rand van de marke van Pesse, nabij de grote boerderijen Stuifzand en Zwartschaap, ontwikkelden zich kleine woonkernen. Arbeiders en boeren vestigden zich hier om zandgronden te ontginnen. Later werd het afgelegen woongebied ook vrijhaven voor avonturiers en stropers. Halverwege de negentiende eeuw verviel het gebied aan de gemeente Ruinen en werd meer aandacht besteed aan de ontwikkeling van Stuifzand en omgeving. De weg tussen het dorp en Hoogeveen werd echter pas in 1920 verhard.Aan de straat Zwartschaap staat de hervormde Bethelkerk. Dit fraaie, groengeverfde houten kerkje is gebouwd in 1933. Oorspronkelijk stond het kerkje in het weiland, maar na de verharding van de weg werd het gebedshuisje verplaatst naar de huidige locatie. Een dominee uit Pesse fnancierde het gebouw en schonk het later aan de diaconie van Stuifzand, die het nog altijd beheert. Naast gebedsdiensten vinden er ook activiteiten van dorpsverenigingen plaats. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg Stuifzand een eigen begraafplaats.Al in 1835 werd in Stuifzand een winterschooltje gebouwd. Helaas stortte het gebouw enkele jaren later in. Tegen het eind van de negentiende eeuw werd een nieuwe basisschool in het dorp geopend. De huidige basisschool De Zandloper aan de Cavaljéweg is ontstaan rond 1985 na een fusie van de basisscholen van Fluitenberg en Stuifzand.Het gebied rond Stuifzand leent zich uitstekend voor toerisme. Ten westen van het dorp, aan de andere kant van de spoorlijn Hoogeveen - Assen, ligt het Spaarbankbos en het heideterrein Boerenveensche Plassen.In dit laatste gebied komen enkele zeldzame planten- en vogelsoorten voor. Even buiten Stuifzand kan men overnachten in het kleinste huisje van Drenthe. Dit primitief ingerichte vervenershuisje werd tot 1984 bewoond door ‘Olde’ Greetie Linde. Dankzij een actie van Stichting Het Drentse Landschap is het bijzondere woninkje bewaard gebleven en herbouwd op de huidige locatie.