Dorpen van de provincie Drenthe

Kies de beginletter


Langs de provinciegrens met Groningen, boven Valthermond, ligt het buurschap Zandberg. De bebouwing loopt door in de Groninger gemeentes Vlagtwedde en Stadskanaal.Zandberg en het naburige Jipsingboermussel tellen daar gezamenlijk enkele honderden inwoners. Vlakbij Zandberg ligt de Schaapsberg, een kleine heuvel waar herders vroeger hun schapen lieten grazen. Daarom werd het buurschap vroeger ook aangeduid als Schaapsberg.Zandberg is ontstaan in de eerste helft van de negentiende eeuw. Duitse kolonisten uit de omgeving van Rütenbrock, net over de grens bij Ter Apel, vestigden zich hier rond 1830 op een kleine zandhoogte aan het einde van de oude Valtherdijk. Het was hun bedoeling in dit gebied geschikt bouwland te vinden om boekweit te telen, iets wat in hun thuisstaat niet mogelijk was. De kolonisten waren roomskatholiek en stichtten daarom in 1843 de Sint Josephkerk. Vijftien jaar later was de bevolking van Zandberg dusdanig gegroeid, dat de kerk moest worden verbouwd en uitgebreid. Ook kreeg het dorp al vrij snel een bijschooltje.In 1930 werd de eerste steen gelegd voor een volledig nieuwe kerk aan de Kerklaan. Het is een grote driebeukige bakstenen kerk met grote spitsbogen, gebouwd naar een ontwerp van Th. van Elsberg. De toren staat aan de zijkant tegen de kerk aan. Tot de inventaris behoren onder meer enkele grote beelden uit de tweede helft van de negentiende eeuw.Ook bezit de kerk een groot aantal vaandels van agrarische verenigingen uit de omgeving van Zandberg. Naast de kerk ligt de katholieke begraafplaats.In 1924 werd Zandberg aangesloten op het spoortraject Stadskanaal-Ter Apel. De spoorlijn werd geëxploiteerd door de treinmaatschappij Stadskanaal-Ter Apel-Rijksgrens (STAR), het stationsgebouw kwam vlakbij de grens op Drents grondgebied. In 1935 stopte het treinverkeer op dit spoor, het stationsgebouw is later verbouwd tot woonhuis.

Het kleine dorp Zandpol, ten noordwesten van Schoonebeek, is ontstaan aan het eind van de negentiende eeuw. De eerste bewoners vestigden zich hier na de aanleg van het Stieltjeskanaal, dat Coevorden via de Zijtak verbond met de Verlengde Hoogeveensche Vaart. Rond 1884 ontstond bebouwing aan het kanaal, langs de voormalige gemeentegrens tussen Schoonebeek en Emmen. De nieuwe nederzetting kreeg in eerste instantie de naam OudSchoonebeekerveld. Later is het dorp Zandpol gaan heten, een naam die de plaatselijke hoofdonderwijzer aan zijn huis had gegeven.In 2009 viert Zandpol het 125-jarig bestaan.Zandpol is bekend door het gelijknamige recreatiecentrum met camping, natuurbad, zwembad en kinderboerderij. Een belangrijke plek in het dorp wordt ingenomen door het Dorpshuis ’t Trefpunt. In 1923 kreeg Zandpol een lagere school, School met de Bijbel. Na fusies met onder meer de scholen in Weiteveen en Schoonebeek heet de christelijke basisschool nu simpelweg Zandpol. Aan het Stieltjeskanaal vinden we het museum Meringa, waar een grote collectie tractoren en landbouwmachines te bewonderen is, maar ook een telefoonverzameling en huishoudelijke apparaten uit grootmoeders tijd. Sinds 2007 vaart een honderd jaar oude trekschuit tussen museum Meringa en het Van Gogh Huis in Veenoord. De snikke Johannes Veldkamp vaart dezelfde route als ten tijde van het verblijf van Vincent van Gogh in Drenthe in 1883.Net voorbij het dorp loopt vanaf het Stieltjeskanaal de Zijtak naar Nieuw-Amsterdam. Het Stieltjeskanaal wordt nog altijd gebruikt door de beroepsvaart, de Zijtak is sinds de jaren ’70 door een vaste brug afgesloten voor doorgaand scheepvaartverkeer. De bebouwing aan weerskanten van de Zijtak en langs het Dommerskanaal hoort bij Nieuw-Amsterdam. In de loop van de vorige eeuw is tussen Zandpol en Schoonebeek steeds meer industrie gebouwd op het terrein De Vierslagen. Dankzij rijksweg N853 heeft men een goede verbinding met zowel Emmen als Duitsland.

Tussen Tynaarlo en Oudemolen ligt het esdorpje Zeegse, met een grote driehoekige brink tussen de Hoofdweg en Schipborgerweg.Noordelijk en zuidelijk van het dorp liggen de kleine Noorderesch en de bouwlanden van de uitgestrekte Zuideresch. Zeegse is ontstaan in de middeleeuwen. In offciële documenten uit 1225 komt Zeegse voor onder de naam Segese.Men vermoedt dat de plaatsnaam is afgeleid van de oude benaming voor de waterstroom ten westen van het dorp. De nederzetting bij de beek Zeegse kreeg dezelfde naam, pas later werd de beek het Zeegserloopje genoemd.Zeegse ligt in het Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa tussen dit Zeegserloopje en het grotere Schipborgsche Diep. Het dorp grenst aan het natuurgebied Zeegser Duinen, waar men stuifzanden, bos en vennen aantreft. Langs de Hunebedstraat richting Tynaarlo staat het kleine hunebed D6.Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat in de buurt hiervan nog andere hunebedden hebben gestaan. Er zijn veel prehistorische gereedschappen en potscherven in de bodem aangetroffen. Volgens oude volksverhalen was het stuifzand- en bosgebied bij Zeegse het terrein van de Witte Wieven, geesten die huisden bij grafheuvels en hunebedden.Door de ligging bij het natuurgebied is Zeegse een dorp geworden waar toerisme een belangrijke inkomstenbron is. Al in de jaren ’20 van de vorige eeuw vormden de stuifzanden en de bossen een geliefd oord voor fetsers en wandelaars. In 1925 opende theepaviljoen Duinoord, waar vooral dagjesmensen kwamen. Tegenwoordig is Duinoord een hotel-restaurant.In 1932 werd kampeervereniging Mooi Zeegse opgericht, destijds een camping voor mensen met een klein budget, tegenwoordig ingericht met tenthuisjes die in de wintermaanden worden gedemonteerd en opgeslagen. Aan het eind van de jaren ’50 werd de militaire oefenbaan in het Kogelbergsveen opgeheven en werd dat gebied teruggegeven aan de natuur.Sinds 1989 grazen hier paarden en runderen.

De geschiedenis van het koloniedorp Zorgvlied gaat terug tot het begin van de negentiende eeuw. In 1818 werd de Maatschappij van Weldadigheid eigenaar van het landgoed Groot en Klein Wateren, waartoe ook het latere Zorgvlied behoorde. De Maatschappij wilde armoede bestrijden door kolonies te stichten, waar arme mensen konden werken en een opleiding kregen. In 1823 werd daarvoor het Landbouwkundig Instituut opgericht waar mensen opgeleid werden tot leidinggevende binnen de kolonies. In 1859 werd de het instituut, dat stond aan de huidige Dorpsstraat in Zorgvlied, gesloten en de Maatschappij verkocht haar bezittingen in deze regio. In 1879 kocht de rijke vervener Lodewijk Verwer het gebied en hij wist van Zorgvlied een echt dorp te maken.Verwer nam zijn intrek in de villa Castera Vetera, die rond 1860 was gebouwd op de plaats van de voormalige landbouwschool. Hij doopte het huis om tot Huize Zorgvlied. De naam van het dorp is daaraan ontleend. Verwer gaf opdracht tot nieuwe ontginningen en hij haalde boeren van elders om hier tabak te verbouwen.Hij richtte een kleine tabaksfabriek op aan de weg richting het Friese Elsloo. Nabij Elsloo opende hij bovendien in 1887 een stoomzuivelfabriek. Na de verzelfstandiging van de parochie van Zorgvlied en Wateren in 1893, stelde Verwer in zijn villa een ruimte beschikbaar die dienst deed als huiskapel.Door de initiatieven van Verwer breidde het dorp omstreeks 1900 fink uit. In 1904 kreeg het dorp een eigen hervormde kapel aan de Dorpsstraat. Deze houten kapel met kleine geveltoren heeft een orgel uit 1785. Op het terrein van het voormalig Landbouwkundig Instituut aan dezelfde straat, bevindt zich nu de rooms-katholieke Sint Andreaskerk. Deze kerk met grote toren is gebouwd rond 1923. Het witgepleisterde pand ernaast was voorheen een bijgebouw van het instituut, maar heeft tegenwoordig een woonfunctie.Zorgvlied is erg in trek bij toeristen door de ligging ten opzichte van het uitgestrekte Nationaal Park Drents-Friese Wold.

De esdorpen Noordbarge en Zuidbarge zijn ontstaan in de late middeleeuwen ten zuiden van Emmen. Ze werden van elkaar gescheiden door de uitgestrekte Zuidbargeresch. Samen vormden zij de marke van Barge. In 1381 werd al melding gemaakt van de plaats Berghe, maar of daar Noordbarge of Zuidbarge mee werd bedoeld, is niet duidelijk. In latere documenten komen de namen Noirtbarghe en Zuytberge voor. In de zestiende eeuw hadden de dorpen samen enkele tientallen boerderijen.De namen duiden op een woonplek in de buurt van een heuvel. In de buurt van Noordbarge heeft men bijzondere archeologische vondsten gedaan, zoals een urnenveld en een nederzetting uit de vroeg-Romeinse tijd. Tegenwoordig zijn zowel Noordbarge als Zuidbarge bijna geheel ingesloten door nieuwbouwwijken van Emmen. Ze worden daarom als een wijk van Emmen beschouwd, hoewel de dorpelingen dat liever anders zouden zien.Zuidbarge is bijna geheel omsingeld door de wijk Rietlanden en het industrieterrein Bargermeer. Noordbarge heeft aan de noordzijde nog enige open ruimte, maar is voor de rest ingesloten door de wijk Bargeres en een kantorenpark. Ondanks de vele nieuwbouw heeft met name Noordbarge nog goed zijn oorspronkelijke brinkenpatroon weten te bewaren. In Noordbarge zijn namelijk meerdere aaneengeschakelde brinkruimtes, waaromheen boerderijen en woningen gegroepeerd staan.Het dorp heeft daardoor een typisch Drents esdorpenkarakter, wat een groot contrast vormt met de aangrenzende bebouwing van Emmen.Op de centrale brink van Noordbarge vinden diverse evenementen plaats, waaronder broodbakken op ambachtelijke wijze in een ouderwetse stoetbakoven. In 2008 werd het Stoetbakken voor de vijfentwintigste keer georganiseerd.Zuidbarge kent ook een rijk verenigingsleven, dat zich grotendeels afspeelt in en rondom het dorpshuis ’t Hoefjzer.In Zuidbarge staat aan het Oranjekanaal de imposante stellingkorenmolen Zeldenrust. De achtkante molen dateert van 1857 en is gebouwd met onderdelen van een oliemolen uit Emmen. De gevelsteen met de initialen R.O. verwijst naar de eerste eigenaar, R. Oosting. Na de Tweede Wereldoorlog raakte de molen buiten bedrijf, door een grondige restauratie in 1974 werd de molen weer maalvaardig.Halverwege de negentiende eeuw werd het Oranjekanaal tussen Hoogersmilde en Klazienaveen gegraven. Het kanaal grensde aan de westkant van zowel Noordbarge als Zuidbarge. Vlak na 1900 werd in Zuidbarge de kleine particuliere zuivelfabriek van de heer Timmer geopend, waar met handkracht boter werd gemaakt. Deze fabriek was geen lang leven beschoren. In Noordbarge werd al in 1893 een coöperatieve zuivelfabriek en Korenmalerij opgericht. In 1949 fuseerde deze zuivelfabriek met die van Emmen, waarna de Emmer fabriek sloot. Door schaalvergroting werd de productie in Noordbarge in 1988 uiteindelijk ook stopgezet. Zowel het gebouw als de straat Melkweg herinneren nog aan de zuivelgeschiedenis van Noordbarge.In het kader van de werkverschaffng werd in de jaren ’20 en ’30 het Noordbargerbos aangeplant ten westen van Noordbarge. Dit bosgebied biedt een grote verscheidenheid aan fora en fauna en leent zich prima voor wandeltochten.In 1905 kreeg Zuidbarge een treinstation aan de spoorlijn tussen Zwolle en Stadskanaal.Het stationsgebouw werd al een jaar eerder opgeleverd en was identiek aan het station in Weerdinge. In 1941 werd de spoorlijn tijdelijk opgeheven, maar het treinstation van Zuidbarge werd al enkele jaren later afgebroken.In de jaren ’70 bouwde men aan de rand van de nieuwe wijk Bargeres, even ten westen van Zuidbarge, een nieuw station aan het traject Zwolle-Emmen. ■

Vlakbij de provinciegrens met Groningen ligt het ontginningsdorp Zuidlaarderveen, op een zandrug oostelijk van de rivier de Hunze. Zuidlaarderveen is het meest noordelijke lintdorp in een bijna aaneengesloten reeks wegdorpen op de rand van het oostelijke Hunzedal.Zuidlaarderveen gaat aan de zuidkant over in Oud-Annerveen en vervolgens in Spijkerboor, Nieuw-Annerveen en Eexterveen.De geschiedenis van Zuidlaarderveen voert terug tot in de middeleeuwen. Halverwege de dertiende eeuw verkochten boeren uit Zuidlaren dit veengebied aan het klooster van het Groningse Aduard. Monniken ontgonnen vervolgens op kleine schaal het land om turf te winnen en boekweit te telen. De naam voor de streek en de kleine nederzetting luidde destijds Everdeswalda of Everswolde. In de zestiende eeuw stonden er ongeveer tien boerderijen.De naam veranderde geleidelijk in Zuidlaarderveen. Vanaf de zeventiende eeuw waren er grootschaliger ontginningen. Dit gebeurde met name vanuit het Groningse Kiel-Windeweer, het wegdorp dat aan de andere kant van de provinciegrens ligt. Na conficten tussen beide provincies over het veengebied werd de grens in 1713 defnitief vastgesteld.Zuidlaarderveen kwam pas echt tot ontwikkeling in de tweede helft van de negentiende eeuw. Het dorp kreeg een eigen lagere school.Dit pand maakte in 1956 plaats voor enkele woningen en even verderop werd een nieuwe school gebouwd. Hier is nog altijd een dependance van de openbare lagere school De Schuthoek gevestigd. Bij de kruising van de Dorpsstraat en het Zwarte Lent werden de sportvelden aangelegd. In 2008 vierde de plaatselijke voetbalvereniging het vijftigjarig bestaan. Vanaf 2005 zijn plannen gemaakt Zuidlaarderveen uit te breiden noordelijk van het Zwarte Lent. De nieuwe straten kregen de namen Everswolde en Bernardushof, verwijzend naar de geschiedenis van de plaats en het voormalige Aduarder klooster. In eerste instantie zou het dorp tot 2010 uitgebreid worden met een dertigtal woningen, maar op aandringen van de dorpsbewoners is dit teruggebracht tot tien.

Zuidlaren is in de vroege middeleeuwen ontstaan op de oostfank van de Hondsrug.Oorspronkelijk had het dorp zo’n tien brinken, die allemaal een eigen kern met boerderijen hadden. De reden hiervoor is waarschijnlijk de veehandel die van oudsher plaatsvond op de brinken. Van deze brinken zijn nog zeven over, sommige zelfs met een dobbe. In documenten uit 1160 komt het dorp al voor als Suethlaere.De naam duidt op een open plek in een bosachtig gebied. De dorpen Schuilingsoord en Westlaren zijn eind negentiende eeuw als ontginningsdorpen ontstaan onder de rook van Zuidlaren. Doordat Zuidlaren zich uitbreidde en aan de dorpen vastgroeide, worden ze nu beschouwd als wijken van Zuidlaren.Zuidlaren staat sinds jaar en dag bekend om de Zuidlaardermarkt op de derde dinsdag in oktober. Omstreeks 1200 werd offcieel de eerste Zuidlaardermarkt gehouden, maar men vermoedt dat al vanaf 1000 markten in het dorp plaatsvonden. Monniken uit het klooster van het Groningse Aduard kwamen toen al naar Zuidlaren om pachten te innen en te handelen.De gunstige ligging van Zuidlaren ten opzichte van grotere plaatsen heeft eraan bijgedragen dat de markt uitgroeide tot een van de grootste paarden- en runderenmarkten van Europa.Veterinaire ziektes hebben vooral de koeienhandel de afgelopen jaren danig ingeperkt.Naast de veehandel is de Zuidlaardermarkt ook bekend door de uitgebreide warenmarkt en de kermis op de Brink. In 2000 vierde de markt het 800-jarig bestaan. Ter gelegenheid daarvan onthulde prins Willem-Alexander het Zuidlaardermarkt Monument, een bronzen beeldengroep van een levensgroot paard met twee handelaren, gemaakt door Frans Ram.Het dorp is ook bekend door de Zuidlaarder Bol, de broden die gevuld zijn met krenten, rozijnen en sukade. Van oudsher werden deze broden gebakken voor de handelaren op de Zuidlaardermarkt, omdat het brood stevig was en door de vulling lang smakelijk bleef. Zuidlaren verwierf daarnaast bekendheid door het kinderliedje over Berend Botje, die uit varen ging met zijn scheepje naar Zuidlaren. Of deze Berend Botje echt bestaan heeft, weet niemand. Desondanks heeft aan de Stationsweg sinds 1967 een beeld gestaan dat Berend Botje voorstelde. Wegens vandalisme is het beeld verplaatst naar molenmuseum De Wachter.De hervormde kerk aan de Kerkbrink lijkt uit drie delen te bestaan. Het schip is vóór 1264 gebouwd, de grote toren verrees rond 1300. In de vijftiende eeuw werd de toren verhoogd en werd ook het laat-gotische koor gebouwd. Tot het interieur van de kerk behoren onder meer een preekstoel uit 1675 en een drietal herenbanken, waarvan één uit de late zeventiende eeuw. Het orgel is gebouwd in 1787 en is in 1859 in de kerk van Zuidlaren geplaatst. Rond 1890 is aan de Kerkbrink de voormalige pastorie gebouwd.Boven Zuidlaren ligt het uitgestrekte Zuidlaardermeer, dat van oudsher veel toeristen trekt. In het centrum van het dorp zijn veel restaurants en cafés te vinden. Opvallend is het hotel aan de Kerkbrink dat een zeventiende-eeuwse oorsprong heeft en het hotel aan de De Millystraat, dat in de negentiende eeuw is gebouwd. Aan de Groningerstraat ligt het Sprookjeshof Zuidlaren, een groot kinderattractiepark. Aan de Havenstraat langs de Zuidlaardervaart staat de achtkante stellingmolen De Wachter. Deze olie-en korenmolen is gebouwd in 1851 en werd rond 1900 gemoderniseerd. In de molen werden stoommachines aangebracht, wat deze molen erg uniek maakt. Na de Tweede Wereldoorlog raakte de molen in verval, maar na de nodige restauraties in de jaren ’70 en ’80 is hij weer maalvaardig. In de molen is nu een molenmuseum gevestigd. Daar worden demonstraties gegeven van oude ambachten, er is een grote collectie oude landbouwwerktuigen en er is een oud kruidenierswinkeltje ingericht. Eind 2006 is het nieuwe tentoonstellingsgebouw opgeleverd.Aan de Stationsweg en de Hoofdlaan werd omstreeks 1895 de psychiatrische instelling Dennenoord geopend. Het was een gesloten inrichting op gereformeerde grondslag die grotendeels zelfvoorzienend was. Behalve het grote hoofdgebouw werd in 1895 ook een grote watertoren gebouwd, een wasserij, en later een Ontmoetingskerk, een ketelhuis en diverse woonhuizen en paviljoens. In 1935 werd het Noorder Sanatorium gebouwd, dat dienst deed als open inrichting. Bij het Noorder Sanatorium werd vlak na de oplevering een landschappelijke tuin met een grote vijver aangelegd. In Dennenoord wordt nog altijd psychische hulp zorg verleend, in het voormalig Noorder Sanatorium is sinds eind jaren tachtig van de vorige eeuw een farmaceutisch onderzoeksinstituut actief.Aan de Annerweg tussen Zuidlaren en Annen ligt de voormalige Graaf Adolfkazerne uit 1938. Het hoofdgebouw heeft een onderdoorgang die leidt naar de binnenplaats waar vroeger meerdere gebouwen stonden. Deze kazernegebouwen zijn gesloopt in 1995. Ten zuiden van de Graaf Adolfkazerne begint Schuilingsoord, dat nagenoeg doorloopt tot de grens met de gemeente Aa en Hunze. Tot 1998 was Zuidlaren een zelfstandige gemeente. In 1908 nam de gemeente haar intrek in het raadhuis aan de De Millystraat, een pand in neorenaissance stijl dat ook bekend stond als Huize Lariks.Rond 1960 verhuisde de gemeente naar het fraaie landhuis Laarwoud aan de Laarweg. Dit huis is gebouwd in 1688 en is in de achttiende eeuw met twee vleugels uitgebreid. Door de gemeentelijke herindeling van 1998 fuseerde Zuidlaren met de gemeentes Eelde en Vries. In eerste instantie kreeg de nieuwe gemeente de naam Zuidlaren, maar een jaar later vond men de naam Tynaarlo passender. Het gemeentehuis van Tynaarlo kwam in Vries. ■

Aan weerszijden van het Oranjekanaal en de Tilbrugstraat ligt tussen Westerbork en Elp het buurschap Zuidveld. De nederzetting ontstond aan het eind van de negentiende eeuw, toen nabij het Elper Zuiderveld enkele boerderijen werden gebouwd. De bekendste boerderij staat bij de kruising van de Tilbrugstraat en het Oranjekanaal-Zuidzijde. Hierin was jarenlang café Oranje gevestigd, een belangrijke pleisterplaats voor reizigers tussen Westerbork en Schoonlo. Tegenwoordig huisvest de verbouwde boerderij een groot grill- en buffetrestaurant.Tussen het Oranjekanaal en de straten Gagelmaat en Tilma loopt een klein kanaal, dat overgaat in de beek Westerborkerstroom. Het Oranjekanaal kent tegenwoordig alleen nog pleziervaart. Het werd gegraven tussen 1853 en 1858 en had als doel enkele Zuidoost-Drentse veengebieden te ontwateren voor de ontginning. In de jaren ’70 van de vorige eeuw werd het kanaal gesloten voor de beroepsvaart, omdat de onderhoudskosten niet langer opwogen tegen het rendement.De verspreide bebouwing van Zuidveld bestaat voor een groot deel uit boerenbedrijven, afgewisseld door enkele woonhuizen. Aan de Schoonloërweg is een kleine boerencamping.Langs het Oranjekanaal richting Zwiggelte ligt een groot recreatiegebied met een bungalowpark. Zuidveld en Elp onderhouden nauwe banden. Ze delen een belangenvereniging, een dorpshuis, een jeugdsoos en vele sport- en hobbyclubs. Zuidveld heeft zelf geen eigen voorzieningen en is daarvoor aangewezen op Elp en Westerbork.

Op hoger gelegen zandgronden ten zuiden van Norg, langs de doorgaande weg richting Assen, ligt het esdorp Zuidvelde. Het is in de middeleeuwen gesticht als dochternederzetting van Norg. In een veertiende-eeuwse oorkonde werd het dorp al aangeduid als Zutvelde. Van oudsher waren Zuidvelde en Norg met elkaar verbonden door de Reeweg. Dit was een zandweg over de Norger es, die vooral diende als kerkpad naar de Sint-Margarethakerk in Norg.Zuidvelde heeft zich voornamelijk in zuidelijke richting uitgebreid, waardoor de oude dorpskern bewaard bleef. De verspreide bebouwing aan weerszijden van de Asserstraat loopt nagenoeg door tot het buurschap Huis ter Heide.Zuidvelde heeft een zeer grote brink, die beplant is met bomen en begraasd wordt door Drentse heideschapen. In de buurt van de brink en langs de Asserstraat staan een aantal fraaie oude boerderijen. De kern van de hallenhuisboerderij aan de Asserstraat 78 dateert van 1570. Omstreeks 1700 is een schuurtje van kloostermoppen in de woning geplaatst en ingericht als opkamer. De boerderij heeft een bijzonder interieur, met onder meer achttiende-eeuwse schouwen en bedsteden.Ernaast bevindt zich de informatieboerderij van Natuurmonumenten. Aan de Asserstraat 89 zien we een boerderij uit 1660, aan de Brink 1 en 2 staan boerderijen uit de achttiende eeuw.De brink en de boerderijen vormen gezamenlijk het beschermde dorpsgezicht van Zuidvelde.Zuidvelde maakt deel uit van het Norger Esdorpenlandschap. Dit is het uitgestrekte natuurgebied rond Norg in de beekdalen van de beken Slokkert, Groote Diep en Oostervoortse Diep. Zuidvelde grenst aan twee kanten aan het Tonckensbos. In het bos tussen Zuidvelde en Westervelde liggen een veertigtal grafheuvels, die samen met een ongedateerde aarden wal een beschermd archeologisch monument vormen. Het ontginningsbos in de buurt van Huis ter Heide is opgedeeld in rechthoekige percelen en grenst aan de oostzijde aan een groot perceel woeste grond.

Op hoge zandgronden temidden van uitgestrekte veengebieden is in de middeleeuwen het esdorp Zuidwolde ontstaan. In documenten uit 1275 wordt Zuidwolde voor het eerst genoemd als Suthwalda. Het dorp ontwikkelde zich op een zandrug langs de oude verbindingsweg tussen Hoogeveen en Ommen. Daardoor kreeg Zuidwolde de structuur van een wegdorp met lintbebouwing. Op andere verhoogde gronden in het omringende moerasgebied, op de zogenaamde zandkoppen, ontstonden kleine nederzettingen als Ten Arlo, Lubbinge en Steenbergen. Tegenwoordig is Zuidwolde hoofdplaats van de in 1998 gevormde gemeente De Wolden.De omgeving van Zuidwolde veranderde fink in de loop van de zeventiende eeuw. Roelof van Echten, een telg uit de rijke bestuurdersfamilie uit Echten, kocht in 1621 het grootste deel van de veengebieden rond Hoogeveen en in de boermarken van Steenbergen en Ten Arlo. Met zijn Compagnie van 5000 Morgen begon hij op grote schaal met de ontginning van het hoogveen. De twee boermarken hielden een klein deel van het veen voor zichzelf, maar mochten dat op last van Van Echten niet ontginnen. Pas na 1651 kregen de boermarken daar toestemming voor. Verenigd in de Zuidwolder Compagnie werd toen ook het veengebied rond Zuidwolde ontgonnen. Voor afwatering en turfvaart werd een uitgebreid stelsel van kanalen en wijken gegraven. Langs de veenkanalen kwamen nieuwe nederzettingen.Toen in de middeleeuwen in Zuidwolde een kerk werd gebouwd in opdracht van de adellijke familie Van Echten, sprak men van de plaats Kerk-en-Bosch. Rond de kerk verrezen huizen en boerderijen, waarna het geheel een klein buurschap vormde. Kerkenbosch, ook wel Kerkinge genoemd, werd later onderdeel van het grotere Zuidwolde, maar de namen vindt men nog terug in de straten aan weerszijden van de Kerkstraat. De kerk was oorspronkelijk gewijd aan Sint Maternus, maar raakte in de zeventiende eeuw in verval. In 1672 werd de kerk zelfs geplunderd en vernield door de manschappen van de bisschop van Münster. In 1823 werd de huidige hervormde kerk aan de Hoofdstraat voltooid. Deze T-vormige kerk heeft ter vervanging van de losstaande klokkenstoel een dakruiter met daarin twee klokken uit 1502. De kerk is in 1856 uitgebreid aan de oostkant en heeft enige neoclassicistische vormen. Er is een preekstoel uit 1823, het orgel dateert van 1902. De oude pastorie is in 1932 afgebroken en vervangen door een nieuw gebouw aan de Hoofdstraat 82. Vanaf 1834 heeft Zuidwolde ook een christelijk-gereformeerde gemeente.De bebouwingskern van Zuidwolde ontstond rond de kruising van de Hoofdstraat en de Meppelerweg-Steenbergerweg. Na 1850 breidde Zuidwolde fink uit. De oude marken Kerkenbosch en Steenbergen groeiden aan elkaar en werden onderdeel van Zuidwolde. Het zuidelijker gelegen buurschap Schottershuizen wordt nog van Zuidwolde gescheiden door twee recreatieparken. Na de Tweede Wereldoorlog verloor Zuidwolde door verdere groei zijn lintstructuur. Aan de weg Steenbergen staat een fraaie boerderij met een kern uit 1756. Aan de Hoofdweg en de Meppelerweg staan vooral boerderijen uit het begin van de twintigste eeuw.Zuidwolde is vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw tot 1940 een belangrijke plaats geweest voor de biggenfokkerij. De biggenmarkt was in Meppel. In 1896 opende aan de Hoofdstraat de coöperatieve zuivelfabriek De Eendracht. De eerste jaren verwerkte men de zuivel handmatig, vanaf 1899 ging men over op stoomkracht. In 1903 vond een verbouwing plaats en kreeg het pand een zeventien meter hoge pijp. Naast de fabriek stond stellingmolen De Gunst. Omstreeks 1925 kocht de coöperatie de molen en de bijbehorende grond om de fabriek te kunnen uitbreiden. De molen werd in 1927 ontmanteld en gedeeltelijk afgebroken, waarna de onderbouw nog een tijd in gebruik was bij een kuiper van botertonnen. In 1956 is ook dit laatste deel van de molen gesloopt. Tegenwoordig staat er nog één molen in Zuidwolde. Deze achtkante beltmolen staat aan de Molenstraat en heeft de naam De Vlijt. In het rietdek is het jaartal 1878 aangebracht, dat was het jaar dat de molen in Zuidwolde werd opgebouwd. De molen was echter veertig jaar eerder al gemaakt in Zuid-Holland, waar hij dienst deed als poldermolen.Aan de rand van Zuidwolde, aan de Burgemeester Tonckensstraat, bevindt zich het cultuurhistorisch streek- en handkarrenmuseum De Wemme. Het museum staat in het aangrenzende buurschap Wemmenhove en biedt een boeiende kijk op het boerenleven door de jaren heen. Na een grote brand in 1999, waarbij een deel van de collectie verloren ging, is De Wemme er met hulp van de lokale bevolking weer bovenop gekomen. In 2004 kon het museum zelfs uitbreiden met een extra expositieruimte. Al bijna twee decennia vormt Zuidwolde het decor voor een groot jaarlijks hippisch evenement. Tijdens de Reestdaltocht trekken tientallen bespannen authentieke koetsen en rijtuigen door Zuidwolde en omgeving.Zuidwolde wordt omgeven door kleine natuurgebieden, zoals het Steenberger Oosterveld ten oosten van het dorp. In het zuiden sluit dit gebied aan op de reservaten De Slagen en Het Zwarte Gat, waardoor een gevarieerd landschap is ontstaan van bos, heide, vennen en cultuurlandschap. Er leven veel vogelsoorten en er is een uitgebreide dassenpopulatie. Aan de andere kant van Zuidwolde ligt het Steenberger Westerveld met de Falieberg, een in de IJstijd ontstane smeltwaterheuvel. Aan de voet van de heuvel, middenin het Faliebergbos, ligt een theaterkuil waar gratis openluchtvoorstellingen worden gegeven. ■

Tussen Klazienaveen en de grens met Duitsland ligt het kanaaldorp Zwartemeer. Het dorp is ontstaan in de tweede helft van de negentiende eeuw. De eerste bewoners waren voornamelijk Duitse katholieke boeren, die zich bij een groot veenmeer vestigden om boekweit te telen. Het meer heette het Zwarte Meer en werd zo genoemd vanwege de donkere kleur van het water. De naam zou later overgaan op de nederzetting. De oorspronkelijke kolonie lag tussen het huidige dorp en het natuurreservaat Bargerveen. Na de aanleg van de Verlengde Hoogeveensche Vaart werd de ontginning grootschalig aangepakt en verschoof de bebouwing noordwaarts. Men groef haaks op de hoofdvaart een netwerk van kleine kanalen voor afwatering en transport, waardoor het Zwarte Meer droog kwam te liggen. Rond 1900 was de turfwinning de belangrijkste inkomstenbron van het dorp geworden.Vanwege de grote katholieke enclave in Zwartemeer bouwde men in 1921 de Sint Anthonius van Paduakerk aan de Hogeweg, ter vervanging van een houten noodkerkje. De nieuwe kruiskerk was ontworpen door J. Sluijmer en opgetrokken in een stijl met neogotische elementen. Naast de kerk werd een grote pastorie gebouwd. Omdat het gebouw bijna buiten het dorp was komen te liggen, werd in 1968 besloten aan De Klinken een nieuwe katholieke kerk te bouwen met dezelfde naam.Dit werd een moderne kerk naar ontwerp van J. Dresme. In 1981 verkocht het kerkbestuur de oude kerk aan een particulier. In de jaren die volgden deed het gebouw onder meer dienst als woning en opslagruimte. Pas na 1996 kreeg het inmiddels vervallen gebedshuis weer een religieuze bestemming. Sindsdien worden er onder meer rozenkransdiensten en een maandelijkse Latijnse Hoogmis gehouden. In 1998 werd het gebouw een rijksmonument.Naast katholieke boeren en veenarbeiders woonden in Zwartemeer ook een grote groep gereformeerde veenarbeiders. Zij ijverden eveneens voor een eigen kerk. Net als de katholieke kwam de gereformeerde kerk tot stand rond 1921.Deze zaalkerk met geveltoren en ingangsportaal werd gebouwd in de straat Verlengde Van Echtenskanaal, aan de rand van de hoofdvaart.De gereformeerde en hervormde gemeente zijn intussen samengegaan in een Samen-OpWeg-gemeente. Zwartemeer heeft drie lagere scholen, een openbare, een katholieke en een christelijke.De dorpskern ontwikkelde zich langs de Verlengde Hoogeveensche Vaart. De lintbebouwing breidde uit langs het Verlengde Oosterdiep en de Hoofdwijk III. Na de Tweede Wereldoorlog groeide het dorp in zuidelijke richting en ontstond komvorming. Nieuwbouwwijken kwamen aan de noordkant van de sportvelden. Ook kreeg het dorp na de oorlog enige industrie, waaronder een fabriek van de Hengelosche Electrische en Mechanische Apparaten Fabriek, kortweg Heemaf. Het gebied was aantrekkelijk voor grote fabrieken, door de ligging bij Duitsland en het aanwezige arbeidspotentieel.Een centrale plek wordt ingenomen door dorpshuis De Meerstal, dat in 2006 na een verbouwing feestelijk werd heropend. Aan de Dorpshuiswijk vinden we de kinderboerderij in de Beatrixhoeve en bij de Eemslandweg staat het bekende beeld De Grensgangers van Onno de Ruijter. In de wijde omtrek is Zwartemeer bekend door het carnaval, dat hier sinds de jaren ’70 jaarlijkse met een grote optocht wordt gevierd. Beroemd was het dorp ook vanwege het voetbal. In 1955 had Zwartemeer namelijk het eerste Drentse elftal dat deelnam aan de betaalde voetbalcompetitie. In 1971 viel het doek voor de club en het duurde nog tot de jaren ’80 voordat Emmen toetrad tot het betaalde voetbal.Aan de zuidkant grenst het dorp aan het hoogveenreservaat Bargerveen. Dit is een restant van het ooit omvangrijke Boertangermoeras. Als een van de laatste hoogveenrestanten in Nederland biedt het Bargerveen een interessante diversiteit aan veenfora en fauna. Moeras, vennen, graslanden en heideterreinen wisselen elkaar af. Het reservaat is het leefgebied van ruim tweehonderd vogelsoorten, tientallen vindersoorten en vele zoogdieren en amfbieën. ■

De geschiedenis van het esdorp Zweeloo gaat terug tot in de vroege middeleeuwen. In de tiende eeuw had Zweeloo al enkele boerderijen en men vermoedt dat het dorp toen ook de eerste houten kerk kreeg. Omstreeks 1304 kwam Zweeloo als Suelo voor in een document. De naam verwijst waarschijnlijk naar de heuvelachtige omgeving. De essen van Zweeloo liggen aan de noord-, oost- en zuidzijde van het dorp. Zweeloo heeft een grote veelhoekige brink aan de Marktstraat en een kleinere bij de Kruisstraat.De Romaanse kerk aan De Wheem verrees in de tweede helft van de dertiende eeuw, ter vervanging van een twaalfde-eeuwse houten voorganger. Op het dak staat een kleine dakruiter, waarin een klok uit de veertiende eeuw hangt. Tot de inventaris behoren onder meer een vijftiende-eeuws doopvont en een rijkelijk versierde preekstoel uit 1709. Het orgel komt uit de negentiende eeuw. Vlakbij de kerk is in de jaren ’50 van de twintigste eeuw een oude begraafplaats ontdekt, die tot ongeveer 800 in gebruik is geweest. Hier is ook het graf van de zogenaamde Prinses van Zweeloo blootgelegd, waarin onder meer buitenlandse sieraden zijn aangetroffen. Uit andere vondsten is gebleken dat de omgeving van Zweeloo en Aalden al ver voor het begin van de jaartelling bewoond was.In Zweeloo staan vele fraaie Saksische boerderijen, met name aan de Marktstraat, de Kruisstraat en de straat Klooster. De oude kern geeft het dorp een schilderachtig karakter, wat Vincent van Gogh en Max Liebermann tijdens hun bezoek aan het dorp konden beamen.Zweeloo is uitgegroeid tot een actief dorp, dat door de ligging en de historie aantrekkelijk is voor toeristen. Op sportpark ’t Alterbarg wordt sinds 1982 ieder jaar het popmuziekevenement Sweelpop gehouden, dat liefhebbers trekt uit de wijde omtrek. De stichting Openluchtspel Zweeloo weet eveneens veel bezoekers te trekken naar haar jaarlijkse voorstellingen in het openluchttheater van Aalden.

Langs de weg van Westerbork naar Assen is in de middeleeuwen het esdorp Zwiggelte ontstaan. Het dorp is gesticht op hoger gelegen zandgronden aan de rand van het beekdal van de Westerborkerstroom. Men vermoedt dat Zwiggelte een dochternederzetting was van Westerbork. Het dorp kwam in 1416 voor het eerst voor in een offcieel document. De plaats werd toen Zwichtelen genoemd. De naam duidt op een weide temidden van een bosachtig gebied.Zwiggelte heeft een open structuur met verspreide bebouwing langs de Hoofdstraat en de Zevenhoeksweg. Een concentratie van woningen vindt men aan de Ripkampenweg, de Schoolweg en de Steeg. Zwiggelte had vroeger twee brinken. Het brinkrestant met eikenbomen aan de zuidoostkant van het dorp herinnert daar nog aan. Zwiggelte heeft fraaie oude boerderijen. Aan de Hoofdstraat staat een aantal met riet gedekte hallenhuisboerderijen uit de achttiende en negentiende eeuw. Sommige hebben nog een schaapskooi op het erf.Aan de Hoofdstraat staat sinds 1912 een lagere school, een pand met drie klaslokalen. Naast het schoolgebouw werd een onderwijzerswoning gebouwd in neorenaissance-stijl.Het gebouw biedt onderdak aan de openbare basisschool ’t Leerhoes en is meermalen verbouwd en uitgebreid. Aan de Hoofdstraat staat dorpshuis De Schuur, waar de verenigingen uit Zwiggelte en omgeving optredens verzorgen en vergaderingen houden.Aan het einde van de Hoofdstraat richting Hooghalen stroomt het Oranjekanaal. Dit kanaal is halverwege de negentiende eeuw gegraven vanaf de Drentsche Hoofdvaart bij Hoogersmilde om enkele Zuidoost-Drentse veengebieden te ontginnen. In 1976 is het Oranjekanaal gesloten voor de beroepsvaart.Aan de andere kant van het kanaal ligt het Zwiggelterveld, een groot bos- en heideterrein dat nu deel uitmaakt van de boswachterij Hooghalen.

Het esdorp Zwinderen ontstond in de middeleeuwen op zandgronden aan de rand van het stroomdal van het Loodiep. De eerste vermelding van Zwinderen dateert uit 1217, toen het dorp Suinre werd genoemd. De plaatsnaam duidt op een hoogte of een hoek bij een beek of riviertje. Zwinderen heeft een grote veelhoekige brink aan de Brinkweg. De essen liggen vooral aan de noord- en zuidzijde van het dorp.In de zeventiende eeuw waren in Zwinderen vier boerderijen. Een daarvan was het Oldenhuis, het erf dat in de middeleeuwen eigendom was van klooster Dikninge in De Wijk. In 1943 is dit monumentale pand bij een grote brand verloren gegaan. De aanleg van de Verlengde Hoogeveensche Vaart in de tweede helft van de negentiende eeuw betekende een ingrijpende verandering voor het dorp. Niet alleen werd het dorp door het kanaal afgesneden van een deel van de landbouwgronden, ook groeide het inwoneraantal door de komst van veen- en kanaalarbeiders.De nieuwe bebouwing kwam voornamelijk langs het kanaal, waardoor de historische dorpskern redelijk goed bewaard is gebleven.Hier zien we enkele interessante boerderijen, zoals boerderij ’t Muldert uit 1864 aan de Verlengde Hoogeveensche Vaart 35 en de boerderij aan de Esweg die rond 1800 gebouwd is.Opvallend is ook het blokvormige woonhuis aan de Verlengde Hoogeveensche Vaart 94, dat gebouwd is met Jugendstilelementen, en de voormalige brugwachterswoningen bij de Daler-, Drift- en Zwinderschebrug.Zwinderen heeft een eigen dorpshuis aan de Markeweg en een groot openluchtzwembad aan de Toldijk, waarbij ook een camping is. Iets verderop begint het Kanaal Coevorden-Zwinderen, dat in de jaren ’30 van de vorige eeuw is gegraven als zijtak van de Verlengde Hoogeveensche Vaart. Door de ontginning van het Zwindersche Veld is langs dit veenkanaal het kleine buurschap Nieuw-Zwinderen ontstaan.