Dalerpeel - dorp in Drenthe
Dalerpeel
Het kanaaldorp Dalerpeel is aan het begin van de twintigste eeuw ontstaan zuidwestelijk van Dalen. Om de veengebieden ten westen van Coevorden te kunnen ontginnen werd het veenkanaal Dommerswijk gegraven, dat vanaf de Lutterhoofdwijk bij De Krim in noordelijke richting loopt. Langs de Dommerswijk werden in de gemeente Dalen kleine arbeiderswoningen en boerderijen gebouwd. De naam van het dorp is ontleend aan de plaats van herkomst van de Griendtsveen Turfstrooisel Maatschappij, die rond 1900 het Veenhuizerveen kocht.
Dit bedrijf was namelijk ook actief in de Limburgse De Peel.
Dalerpeel ontwikkelde zich snel. Het dorp breidde zich uit tot aan de Prins Hendrikstraat, waardoor een blokvormige dorpsstructuur ontstond. Later is daar nieuwbouw bijgekomen langs De Koningweg en de Vlonder, tussen de Steigerwijk en de voormalige gemeentegrens met Coevorden. Het dorp kreeg een kleine hervormde kerk, enige middenstand en de protestants-christelijke Willem-Alexanderschool. In 2007 kreeg de lagere school, samen met dorpshuis De Breiberg, de jeugdsoos en de peuterspeelzaal, een nieuw onderkomen in de multifunctionele accommodatie Het Spectrum.
Het dorp heeft een actief verenigingsleven en onderhoudt nauwe banden met het nabijgelegen Nieuwe Krim. De dorpen delen onder meer een activiteitenvereniging.
Rond Dalerpeel liggen enkele restanten hoogveen, die tot beschermd natuurgebied zijn uitgeroepen. In deze streek krijgt men een goed beeld hoe Drenthe er ten tijde van de grote verveningen moet hebben uitgezien. Alle stadia van de ontginning zijn hier nog waar te nemen.
De natuurterreinen bij het dorp worden beheerd door stichting Het Drentse Landschap en bieden ruimte aan tientallen soorten vogels en een bijzondere veenfora. In het gebied Kleine Staarman, ten westen van Dalerpeel, is een fraaie wandelroute uitgezet. In de reservaten De Witten en Berkmeer, nabij het Kanaal Coevorden-Zwinderen, probeert Staatsbosbeheer de natuurlijke hoogveenvegetatie zoveel mogelijk zijn gang te laten gaan.
Colofon
Bron: Noordboek