Gasselternijveen - dorp in Drenthe
Gasselternijveen
Gasselternijveen is een langgerekt kanaaldorp ten noordoosten van Gasselte. In de late middeleeuwen vestigden de eerste landbouwers zich in dit gebied. Door de ontginning van het zuidwestelijk deel van de Gasseltervenen ontwikkelde het dorp zich vanaf de zeventiende eeuw tot een belangrijke veenkolonie. De groei van het dorp was mogelijk doordat de Hunze in 1660 beter bevaarbaar werd gemaakt door de veencompagnie van Struuck, Welveldt en Niekerk. In 1667 werd de Hunze, of Oostermoersche Vaart zoals dit deel van de rivier sindsdien genoemd werd, een waterweg met vrije doorvaart.
Aan het begin van de negentiende eeuw werden monden gegraven vanaf het Stadskanaal door de Oost-Drentse veengebieden. Langs deze monden en langs de zijkanalen die haaks daarop gegraven werden, ontstonden veenontginningsdorpen als Gasselternijveenschemond, Gasselterboerveen en Gasselterboerveenschemond. In 1817 sloten de veenmarke van Gasselte en zeven andere Drentse veenmarken een convenant met de stad Groningen over de turfafvoer. Vanaf dat jaar mochten de Drenten gebruik maken van de Groninger kanalen en dat betekende een grote economische impuls voor Gasselternijveen.
In 1849 kreeg het dorp zijn eerste scheepswerf, in 1861 kwam daar een tweede bij. Wat het aantal geregistreerde schepen betreft was Gasselternijveen in 1913 de vierde haven van Nederland. Rond 1900 foreerde de middenstand en telde het dorp tientallen kleine zelfstandigen.
In 1903 opende de aardappelzetmeelfabriek Oostermoer aan de oostkant van het dorp. In 1919 werd deze beeldbepalende fabriek onderdeel van het Aardappelmeel Verkoop Bureau (Avebe).
Omdat Gasselternijveen de belangrijkste plaats in de gemeente Gasselte was, vergaderde het gemeentelijk bestuur hier vanaf 1823. In 1890 werd aan de Vaart een raadhuis gebouwd, een dwars geplaatst pand met een ingang in het midden, dat in 1918 en 1975 ingrijpend is verbouwd. Aan de Vaart en de Hoofdstraat zijn nog enkele negentiendeeeuwse schipperswoningen bewaard gebleven. Aan de Hoofdstraat vindt men ook nog enkele fraaie krimpenboerderijen. Op de centrale plek waar vroeger schippers en landarbeiders samenkwamen, nabij de huidige kruising van de Hoofdstraat en de Burgemeester van Royenstraat, staat sinds 1931 een grote klok met een bakstenen onderbouw.
Aan de Vaart 5 staat de hervormde kerk uit 1858, een dwars geplaatste zaalkerk met een geveltoren uit 1879. De nabijgelegen pastorie dateert uit 1828. Rond 1906 werd aan de Hoofdstraat een gereformeerde kerk gebouwd, een zaalkerk met een kleine dakruiter. De twee kerkelijke gemeenten vormen tegenwoordig een Samen Op Weg-gemeente en maken gebruik van de hervormde kerk. In het andere kerkgebouw is nu een pension. Vanuit Gasselternijveen werd overigens de eerste Nederlandse baptistengemeente opgericht, nadat de hervormde predikant Feisser uit het ambt trad en zich liet dopen in de Vaart. Kort daarna kreeg zijn nieuwe gemeenschap koninklijke goedkeuring en werd de eerste baptistengemeente in Stadskanaal opgericht.
Het gros van de bebouwing in Gasselternijveen stamt uit de twintigste eeuw. Opvallend zijn de villa’s en herenhuizen aan de Hoofdstraat en de Plantsoenstraat die nog voor de Tweede Wereldoorlog zijn gebouwd. Openbaar basisonderwijs werd vanaf 1800 gegeven, maar het eerste grote schoolgebouw is van 1875 en stond op de hoek Hoofdstraat/ Burgemeester Gaarlandtlaan. In 1904 kreeg het dorpook nog een christelijke basisschool, deze stond aan de Vaart. De twee basisscholen bestaan nog steeds en hebben hun onderkomen halverwege de Burgemeester Gaarlandtlaan en in de Ceresstraat.
In 1905 kreeg Gasselternijveen een spoorverbinding met een eigen station. Het dorp lag aan de tracés Zwolle-Stadskanaal en AssenGasselternijveen van de Noordoosterlocaalspoorweg Maatschappij. Door concurrentie van vrachtverkeer over de weg en de groei vanparticulier autobezit werden deze spoorlijnen in 1947 opgeheven. In 1971 begon men met de bouw van de ronde stenen stellingkorenmolen op de oostelijke oever van de Hunze. Die molen kreeg de naam De Juffer. Voor de buitenkant van de romp zijn stenen gebruikt van een stellingmolen aan de Hoofdstraat. Deze werd in 1841 gebouwd, maar rond 1968 weer afgebroken. ■
Colofon
Bron: Noordboek