Meppel - dorp in Drenthe
Meppel
Nabij de plek waar meerdere riviertjes in de Sethe of het Meppelerdiep stroomden, is op een zandopduiking in de middeleeuwen de stad Meppel ontstaan. In een bisschoppelijke oorkonde uit 1141 komt de plaats al voor als Meppele. Pas in 1809 kreeg Meppel stadsrechten. De eerste bewoners van Meppel waren kleine boeren, die zich vestigden nabij het huidige Bleekerseiland, de Groenmarkt en het Kerkplein. Tot ver in de veertiende eeuw waren de boeren alleen over water bereikbaar. In 1414 telde Meppel negen erven, in 1437 al 55. De snelle groei was vooral te danken aan de ontginning van de veengebieden rond Meppel.
Door de verschillende waterstromen werd Meppel een belangrijk centrum voor handel en de transport van turf. In de tweede helft van de vijftiende eeuw kreeg de plaats zelfs toestemming voor het houden van een weekmarkt en twee jaarmarkten. Meppel oefende daarmee aantrekkingskracht uit op schippers, ambachtslieden en handelaren. De bebouwingskern ontstond in het gebied tussen het Kerkplein, de Kruisstraat en het Prinsenplein.
In 1509 liet de drost van Drenthe het slot De Kinkhorst bouwen bij Meppel. Hij deed dit om de macht van de bisschop van Utrecht in te perken, die hier nog altijd veel bezittingen had.
Nog geen twee jaar later werd het kasteeltje door een andere bisschop ontmanteld. Tot 1580 is het gebouw nog tweemaal opgebouwd, maar ook twee keer weer vernietigd. Men vermoedt dat De Kinkhorst stond in het gebied tussen de huidige Prins Hendrikstraat en de Prins Hendrikkade.
Meppel kende een grote economische groei in de periode na 1625, toen de grootschalige vervening van Zuidwest-Drenthe op gang kwam. Er werden nieuwe kanalen gegraven en reeds bestaande kanalen werden verbreed of uitgediept. Het inwonertal steeg en in 1698 had Meppel de twijfelachtige eer het eerste armenhuis van Drenthe te openen. Rond 1750 telde Meppel 2800 inwoners, een eeuw later waren dat al ruim 6400. In 1851 werd de loop van de Hoogeveense Vaart verlegd naar de zuidkant van het huidige centrum en na 1980 nog eens naar de zuidkant van de stad. Langs een vertakking van de Vaart richting de Kleine Oever werd de Stoombootkade aangelegd.
Langs het water verrezen vele pakhuizen en herenhuizen. Er werden in Meppel ongeveer zeven op turf gestookte kalkovens gebouwd voor de verwerking van schelpen tot kalk. Aan de Steenwijkerstraatweg staan nog altijd drie opvallende kalkovens, waarvan twee zijn omgebouwd tot restaurant.
Halverwege de negentiende eeuw was de veenontginning in dit deel van Drenthe grotendeels voltooid. De verveningswerkzaamheden verschoven oostwaarts en de turfhandel in Meppel stagneerde. Door een verbetering van de doorgaande wegen en door de aanleg van het spoornetwerk tussen Zwolle en Assen/Leeuwarden via Meppel, groeide Meppel uit tot belangrijk verkeersknooppunt. Diverse industrieën vestigden zich langs de verkeerswegen, waaronder fabrieken voor schoenen, textiel en tabak. Ook de zuivelindustrie foreerde in Meppel door de vele rundveehouderijen rondom de stad. Vanaf 1888 was de stoomzuivelfabriek Kingma aan de Catharinastraat in bedrijf, naast enkele kleinere particuliere handkrachtfabrieken. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog werd de melkproductie van Kingma overgenomen door de fabriek in Rogat. Desondanks is Meppel nog steeds van belang voor de zuivelindustrie, omdat het hoofdkantoor van Friesland Foods, een grote internationale zuivelproducent, hier gevestigd is.
Ook heeft Meppel een naam in de farmaceutische industrie. Eind achttiende eeuw vestigde de apotheker Willem Brocades zich aan de Woldstraat en hield zich bezig met het maken van geneesmiddelen uit plantaardige extracten. Later trad Eisso Post Stheeman bij hem in dienst en nam de apotheek over. Brocades & Stheeman had eind negentiende eeuw de eerste tablettenfabriek van Nederland en ontwikkelde zich later tot een grote geneesmiddelenfabrikant. In 1967 fuseerde het met de Nederlandse Gist- en Spiritusfarbiek in Delft tot Koninklijke Gist-Brocades. Nog altijd worden er geneesmiddelen geproduceerd in Meppel, al behoort de farmaceutische fabriek inmiddels tot een Japanse onderneming.
Meppel staat bekend als drukkersstad en heeft sinds 1986 in een monumentaal pakhuis aan de Kleine Oever een Drukkerijmuseum. De eerste drukker in Drenthe, Jan Lensink, vestigde zich al in 1695 in Meppel, maar hield zich de eerste jaren vooral bezig met boekbinden en boekverkoop. In de loop van de negentiende eeuw ontstonden meer grafsche bedrijven. In 1839 startte Sijger Jans Bolt met een drukkerij en een jaar later met de uitgave van de Meppeler Courant. Kort daarna verkocht hij de zaak aan Jan Adolf Boom en Hendrikus Hamel. De drukkerij aan de Hoofdstraat is al die tijd in handen gebleven van de familie Boom. Bernardus Ten Brink begon in 1889 als boekdrukker en uitgever van de Nieuwe Meppeler Courant. Drukkerij/uitgeverij Ten Brink werd in 1996 overgenomen door grafsch concern Giethoorn.
Veel stadswijken van Meppel werden pas na 1900 gebouwd. Nog voor de Tweede Wereldoorlog werden de Indische buurt, de wijk Ezinge en de buurt rondom het Wilhelminapark gebouwd. In het Wilhelminapark staat nog een achtkante theekoepel uit 1840. Na de oorlog werd ten zuiden van het riviertje Reest de wijk Koedijkslanden gebouwd en aan de oostkant van de stad, aan de andere kant van de rijksweg A32, verrees de wijk Oosterboer.
Het westelijk deel van de stad langs de Drentsche Hoofdvaart is grotendeels ingericht als industrieterrein. Rond 1919 begon men met de demping van een fink aantal grachten in het centrum van Meppel, wat de oorspronkelijke structuur van de stad heeft aangetast. Sinds de jaren ’80 is het gemeentebeleid erop gericht om de oorspronkelijke oude stad zoveel mogelijk in ere te laten en waar nodig te herstellen.
In Meppel staan veel bijzondere bouwwerken.
De stad telt een fink aantal zeventiende- en achttiende-eeuwse woonhuizen, met name aan de Molenstraat, de Keizersgracht en de Hoofdstraat. Bijzonder zijn ook de voormalige waag uit 1864 op de Grote Markt en café De Beurs uit 1890 aan de Grote Kerkstraat. Aan de Oosterboerweg en de Reggersweg staan interessante achttiende- en negentiende-eeuwse hallenhuisboerderijen. Aan de westkant van de stad ligt in de Drentsche Hoofdvaart, nabij de jachthaven, de Paradijssluis uit 1892.
De Grote of Mariakerk aan het huidige Kerkplein is gebouwd aan het eind van de vijftiende eeuw. Deze werd opgericht nadat Meppel zich in 1422 had afgescheiden van Kolderveen en een zelfstandige parochie was geworden. De grote toren heeft een koepeldak waarin een klok hangt die gegoten is in 1611. De achterzijde van de kerk is rond 1780 verlengd. In de kerk is een vijftiende-eeuwse altaarsteen bewaard gebleven, net als een preekstoel uit 1696 en een orgel uit 1712. De Grote of Mariakerk is tegenwoordig in gebruik bij de hervormde gemeente van Meppel. De gereformeerde gemeenschap kreeg rond 1842 offciële erkenning en in 1896 verrees de gereformeerde kerk aan de Groenmarktstraat.
Deze kerk is gebouwd in een neorenaissancestijl en heeft een orgel uit 1937. De gevelstenen met de jaartallen 1834 en 1886 verwijzen naar de Afscheiding en de Doleantie.
Nadat de rechterlijk functionaris van Meppel in 1460 offcieel recht mocht spreken in zaken die speelden in Meppel en omgeving, won de stad ook bestuurlijk aan belang. Sinds de negentiende eeuw is Meppel een zelfstandige gemeente, die na de gemeentelijke herindelingen van 1998 is uitgebreid met onder meer de gemeente Nijeveen en een deel van de gemeentes De Wijk en Ruinerwold. Aan de Hoofdstraat staat nog het voormalige stadhuis, een statig pand in neoclassicistische stijl. Het is omstreeks 1830 als woonhuis gebouwd, maar diende tussen 1853 en 1973 als stadhuis. Daarna trok de gemeente in een pand aan de Grote Oever.
In vroeger tijden stonden in en rond Meppel tientallen molens. Tegenwoordig telt de stad er nog twee. Vlak bij de Reest, aan de Weerdstraat, staat de achtkante stellingmolen De Weert uit 1807. Deze molen deed ruim een eeuw dienst als koren- en eekmolen, maar werd in 1937 stilgelegd vanwege de hoge kosten. De molen en de omringende schuren werden gesloopt, enkel de onderbouw resteerde.
In de jaren ’90 werd de molen herbouwd met als basis de achtkant van een molen uit Hellendoorn. Aan de Sluisgracht staat een iets jongere stellingmolen, De Vlijt uit 1859. Deze korenmolen werd in 1965 gedeeltelijk gesloopt, maar is in 2001 weer herbouwd. ■
Colofon
Bron: Noordboek