Ruinen - dorp in Drenthe
Ruinen
Het esdorp Ruinen is vroeg-middeleeuws en heeft nog een ruime rechthoekige brink. Op een verhoogde plek aan de Brink staat de hervormde kerk, die oorspronkelijk was gewijd aan de heilige Maria. De geschiedenis van deze abdijkerk gaat terug tot ongeveer 1140, toen hij werd gebouwd als onderdeel van het Benedictijner klooster Dikninge. De eerste bewoners van het klooster waren Utrechter monniken, aan het eind van de twaalfde eeuw kwamen er ook nonnen wonen. Het klooster had veel bezittingen in het noorden van Nederland en had inkomsten uit pachten en uit het ontginnen van moerasgebieden rond Ruinen. In 1325 verhuisde het klooster naar het Reestdal bij De Wijk, omdat door de bevolkingsgroei de rust in Ruinen verdwenen was.
Na het vertrek van het klooster liet de Heer van Ruinen een kapel tegen de kerk aan bouwen, die later weer werd afgebroken. De witgepleisterde spitsvensters aan de zuidzijde herinneren nog aan deze Catharinakapel. Aan het begin van de vijftiende eeuw werd de kerk ingrijpend verbouwd tot de huidige gotische kerk. De grote gelede toren kwam gereed omstreeks 1423. In de toren hangen klokken uit 1496 en 1960. In de kerk staan een sarcofaagdeksel uit de twaalfde eeuw, een preekstoel en doophek uit 1660 en een aantal fraaie zeventiende-eeuwse herenbanken. Het orgel dateert van 1901. De pastorie aan de Kloosterstraat is halverwege de negentiende eeuw gebouwd, maar rust op middeleeuwse kelders die bij het klooster hoorden.
Samen met Ruinerwold, het toenmalige Buddingewold en Haakswold, vormde Ruinen de zogenaamde heerlijkheid van Ruinen. Dit gebied werd bestuurd door een leenman die daarvoor was aangewezen door de bisschop van Utrecht. De leenman noemde zich Heer van Ruinen en woonde op havezate Oldenhof dat ten zuidwesten van Ruinen stond. Het bezit van de heerlijkheid was een erfelijk recht, waardoor de macht lange tijd binnen familiekringen bleef. Vanaf eind veertiende eeuw kwam de heerlijkheid ook in bezit bij andere families. Het dagelijks bestuur van Ruinen was in handen van enkele beëdigde personen, die toezicht hielden op de staat van de wegen, het gebruik van vuur en naleving van de regels van de boermarke. Pas halverwege de zeventiende eeuw besloot Ruinen het Drentse landrecht toe te passen in de heerlijkheid.
Eind achttiende eeuw werd de heerlijkheid opgeheven, havezate Oldenhof is omstreeks 1816 gesloopt.
De bebouwingskern van Ruinen concentreerde rond het klooster en langs de huidige Westerstraat en Smeestraat. Door de ontginning van het moerassige gebied rond Ruinen, kon het dorp in de vijftiende eeuw verder uitbreiden.
Keuterboeren vestigden zich in Ruinen, waar zij de kost verdienden met onder meer de teelt van boekweit. In de loop van de negentiende eeuw werd Ruinen een van de belangrijkste plaatsen voor de Drentse varkenshouderij. Na 1850 ontstond nieuwe bebouwing langs de uitvalswegen en aan de zuidkant van de Brink, de bestaande bebouwing verdichtte. In 1896 werd een coöperatieve stoomzuivelfabriek opgericht aan de Zuivelstraat. Tot 1977 was de fabriek in bedrijf, daarna werd het gebouw afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouwwoningen. Aan de Smeestraat, de Armstraat en de straat Bos staan interessante boerderijen uit de achttiende en negentiende eeuw. Aan de Brink is een café-restaurant gevestigd in een pand uit 1830.
Bij het buurschap Engeland in de richting van Benderse staat de achtkante molen De Zaandplatte. Deze beltkorenmolen is gebouwd in 1866 en stond oorspronkelijk in het naburige Echten. In 1962 is de molen daar afgebroken en twee jaar later aan de rand van de Ruineresch weer opgebouwd. In de met riet bedekte romp van De Zaandplatte is het jaartal 1964 ingedekt. In de jaren ’90 werd de molen grondig gerestaureerd en weer maalvaardig gemaakt.
Vlakbij de huidige locatie van De Zaandplatte stond in 1634 ook al een molen, die in handen was van het Huis te Ruinen. In 1673 is de molen afgebroken, maar later werd hij weer opgebouwd en deed nog dienst tot 1878.
Aan de noordkant van Ruinen ligt het Nationaal Park Dwingelderveld, een uitgestrekt natuurgebied met bos, heide en vennen. Een deel van het park wordt begraasd door de Ruiner schaapskudde. De kooi van de kudde staat aan de weg Benderse, aan de rand van de Benderse Heide. Aan de Benderse staat ook Bezoekerscentrum Dwingelderveld, met een vlinder- en kruidentuin, een bijenhotel en een ruimte voor exposities. Tussen Ruinen en Hoogeveen ligt het natuurgebied Echtenerveld, een groot bosgebied met heide en enkele grote veenplassen.@Aan de Oosterstraat staat museumboerderij Pasmans Huus. Hier krijgt men een idee van het leven omstreeks 1900. Het museum heeft een fraaie collectie oorijzermutsen en veel oude landbouwwerktuigen. Op de Brink in Ruinen staan twee bijzondere beelden. Het bronzen beeld Bram de Ram uit 1966 is gemaakt door Johan Sterenberg en symboliseert de schaapskudden die eeuwenlang de Drentse heidevelden hebben begraasd. Bij de hervormde kerk staat het zandstenen beeld Lammechien, het zusje van de bekende Bartje. Het beeld van het bordurende meisje is gemaakt door Suze Boschma-Berkhout en stond een tijd in de tuin van de huishoudschool. Op de Brink staat ook het algemene oorlogsmonument en in 2006 is er een nieuw herdenkingsmonument geplaatst voor de joodse inwoners van het dorp. Sinds de gemeentelijke herindeling van 1998 behoort Ruinen tot de gemeente De Wolden. Daarvoor was Ruinen een zelfstandige gemeente. Aan de Brink staat het voormalige raadhuis van Ruinen, waar de gemeente van 1900 tot 1963 vergaderde. ■
Colofon
Bron: Noordboek